Home

Hoge Raad, 02-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:713, 23/02747

Hoge Raad, 02-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:713, 23/02747

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 mei 2025
Datum publicatie
2 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:713
Formele relaties
Zaaknummer
23/02747

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/02747

Datum 2 mei 2025

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2023, nrs. BK-ARN 21/00868 tot en met BK-ARN 21/00881, BK-ARN 22/00969 en BK-ARN 22/022431, betreffende door belanghebbende op de voet van artikel 8:108, lid 1, Awb in samenhang gelezen met artikel 8:75a Awb en artikel 8:73a Awb gedane verzoeken om een veroordeling in de proceskosten voor het hoger beroep en om een schadevergoeding.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing