Home

Hoge Raad, 23-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:781, 23/02335

Hoge Raad, 23-05-2025, ECLI:NL:HR:2025:781, 23/02335

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 mei 2025
Datum publicatie
23 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:781
Formele relaties
Zaaknummer
23/02335

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/02335

Datum 23 mei 2025

ARREST

in de zaak van

DE ERVEN VAN [A] (hierna: belanghebbenden)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 31 mei 2023, nr. 21/012821, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 20/8221) betreffende de aan [A] voor het jaar 2019 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbenden, vertegenwoordigd door V.J. de Groot, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing