Hoge Raad, 06-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:880, 23/04470
Hoge Raad, 06-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:880, 23/04470
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 juni 2025
- Datum publicatie
- 6 juni 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:880
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2023:8634
- Zaaknummer
- 23/04470
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/04470
Datum 6 juni 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 oktober 2023, nrs. ARN 21/1840 en ARN 21/18411, betreffende een verzoek van belanghebbende om herziening van de uitspraak van dat Hof van 31 maart 2020, nrs. 18/01057 en 18/01058.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.