Hoge Raad, 13-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:933, 25/00248
Hoge Raad, 13-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:933, 25/00248
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 juni 2025
- Datum publicatie
- 13 juni 2025
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2025:933
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2024:2368
- Zaaknummer
- 25/00248
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 25/00248
Datum 13 juni 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE LISSE
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 12 december 2024, nr. BK-24/3561, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 22/7851) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lisse, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).2
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.