Home

Hoge Raad, 13-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:942, 24/04610

Hoge Raad, 13-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:942, 24/04610

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 juni 2025
Datum publicatie
13 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:942
Formele relaties
Zaaknummer
24/04610

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 24/04610

Datum 13 juni 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 december 2024, nr. 23/661, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 20/10092) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2017 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de beschikking restant persoonsgebonden aftrek.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door G.L.M. Bots, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing