Home

Hoge Raad, 27-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:993, 23/02536

Hoge Raad, 27-06-2025, ECLI:NL:HR:2025:993, 23/02536

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 juni 2025
Datum publicatie
27 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:993
Formele relaties
Zaaknummer
23/02536

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/02536

Datum 27 juni 2025

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 mei 2023, nr. 21/011081, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 18/4905) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Dit stuk bevat klachten die niet anders kunnen worden begrepen dan als nieuwe, buiten de daarvoor geldende termijn voorgestelde, gronden van het beroep in cassatie. De Hoge Raad gaat aan die klachten voorbij.2

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing