Home

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 28-06-2016, ECLI:NL:OGEAC:2016:43, BBZ nrs. 68763 en 68764 van 2014

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 28-06-2016, ECLI:NL:OGEAC:2016:43, BBZ nrs. 68763 en 68764 van 2014

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Datum uitspraak
28 juni 2016
Datum publicatie
1 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:OGEAC:2016:43
Zaaknummer
BBZ nrs. 68763 en 68764 van 2014

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is een in Curaçao gevestigde NV. Haar enige aandeelhouder huurt een pand van belanghebbende. Het Gerecht oordeelt dat, gelet op het grote verschil tussen de betaalde huur en een zakelijk berekende huur, sprake is van een bevoordeling van de aandeelhouder als zodanig, waarvan partijen zich ook bewust moeten zijn geweest. Het verschil behoort tot de winst van de NV.

Uitspraak

Uitspraak van 28 juni 2016

BBZ nrs. 68763 en 68764 van 2014

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:

X N.V., gevestigd in Curaçao,

belanghebbende

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,

de Inspecteur,

1 PROCESVERLOOP

1.1

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 16 november 2012 naheffingsaanslagen winstbelasting en vergrijpboetes opgelegd over de jaren 2009 en 2010.

1.2

Belanghebbende is op 8 januari 2013 tijdig tegen de aanslagen en boetes in bezwaar gekomen.

1.3

Met dagtekening 25 april 2014 heeft de Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen en boetes gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is op 11 juni 2014 tijdig in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar.

1.5

De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.6

Abusievelijk zijn partijen opgeroepen tot het bijwonen van een reguliere zitting. Ter zitting is aan partijen medegedeeld dat door de griffie per ongeluk een verkeerde oproeping is verstuurd en dat partijen overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd zijn tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 13 april 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen mr. A en namens de belanghebbende, de gemachtigde mr. B, verbonden aan Y. Belanghebbende heeft een motivering van het beroepschrift ingediend en tijdens de comparitie voorgedragen. Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2 FEITEN

2.1

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.

2.2

Belanghebbende is eigenaar van het pand C (hierna: de woning). De activiteit van belanghebbende bestaat uit het verhuren van de woning aan D en zijn echtgenote. D is directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende.

D en belanghebbende hebben ter zake van de woning op 1 januari 1998 een schriftelijke huurovereenkomst gesloten, waarin de huurprijs is vastgesteld op Naf. 1.250 per maand. In artikel 6, lid 1 van het huurcontract is bepaald dat alle geringe en dagelijkse reparaties voor rekening van huurster zijn. In het onderhavige jaar bedraagt de huurprijs onveranderd Naf. 1.250 per maand, dat is 12 maal Naf. 1.250 = Naf. 15.000 voor het gehele jaar.

2.3

Tot de gedingstukken behoort een taxatieverslag van 10 maart 2009 van de taxateur U van de Afdeling Terreindienst, die op verzoek van het Belasting Accountants Bureau (hierna: de BAB) de woning heeft getaxeerd. De getaxeerde waarde bedraagt Naf. 1.015.410.

2.4

Door de BAB is in 2009 een boekenonderzoek bij belanghebbende verricht over de jaren 2004 tot en met 2007. In het terzake van dit onderzoek opgemaakte rapport stelt de controleambtenaar vast dat de zakelijke huurwaarde van de woning, uitgaande van de taxatie van U, 4,8% van Naf. 1.015.410 = Naf. 49.755 bedraagt en dat dus de daadwerkelijk in 2004 tot en met 2007 in rekening gebrachte huur van Naf. 15.000 niet zakelijk is. De Inspecteur heeft voor de jaren 2004 tot en met 2007 uiteindelijk afgezien van het aanbrengen van correcties. In het controlerapport wordt hierover vermeld:

‘De Inspecteur accepteert uitsluitend voor het verleden de te lage huurprijs. In de toekomst dient er een zakelijke huurprijs te worden betaald (…….)’

2.5

Voor het jaar 2008 heeft de Inspecteur op basis van het verrichte BAB-onderzoek een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd. Deze aanslag is later door de Inspecteur vernietigd.

2.6

De Inspecteur heeft over de onderhavige jaren naheffingsaanslagen opgelegd, waarbij zij de winst heeft gecorrigeerd met het verschil tussen de (in de ogen van de Inspecteur) zakelijke huur van Naf. 49.755 en de werkelijk betaalde huur van Naf. 15.000 = Naf.34.755. Tevens heeft zij vergrijpboetes opgelegd van 25% van de in de naheffingsaanslagen begrepen belasting ofwel over 2009 een boete van Naf. 2.997 en over 2010 een boete van Naf. 2.980.

3 GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende meent van niet. Volgens belanghebbende is de huurprijs van Naf. 15.000 zakelijk en is de door de Inspecteur in aanmerking genomen huurprijs veel te hoog. De woning ligt immers in een verslechterde buurt, namelijk in een omgeving die nu grotendeels voor commerciële doeleinden wordt benut. Bovendien is er sinds 2008 sprake van economische stagnatie en daar komt bij dat belanghebbende de verplichting heeft om alle onderhoudskosten te betalen. Belanghebbende verwijst daarnaast naar de waardering van de woning op Naf. 420.000 voor de onroerende zaakbelasting over de periode 2014-2018. Tenslotte vindt belanghebbende het volstrekt onbegrijpelijk dat de Inspecteur de naheffingsaanslag over 2008 vernietigd heeft en die van 2009 in stand laat. Ter zitting heeft belanghebbende gesteld zich niet te beroepen op het vertrouwensbeginsel.

Belanghebbende betwist tevens de juistheid van de opgelegde vergrijpboete. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een pleitbaar standpunt, dat de eventuele opzet of grove schuld van de adviseur niet aan haar kan worden toegerekend en dat de vereiste bewustheid ontbreekt. Op grond daarvan concludeert belanghebbende tot vernietiging van de boetes.

De Inspecteur houdt, onder verwijzing naar het taxatierapport, vast aan haar standpunt dat de in rekening gebrachte huurprijs veel te laag is en dat bij het opleggen van de naheffingsaanslag terecht uitgegaan is van een zakelijke huurprijs van Naf. 49.755. De Inspecteur merkt daarbij op dat uit het huurcontract blijkt dat de kosten van (groot) onderhoud voor rekening van de verhuurder en dus niet van belanghebbende komen. De Inspecteur heeft de boetes niet gemotiveerd en zich niet uitgelaten over (de juistheid van) de boetes.

4 BEOORDELING VAN HET GESCHIL

5 PROCESKOSTENVERGOEDING

6 BESLISSING