Home

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 05-07-2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:179, CUR202101122

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 05-07-2022, ECLI:NL:OGEAC:2022:179, CUR202101122

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Datum uitspraak
5 juli 2022
Datum publicatie
12 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:OGEAC:2022:179
Zaaknummer
CUR202101122

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een voorlopige aangifte winstbelasting 2018 ingediend op grond waarvan NAf 95.114 is verschuldigd. Vervolgens heeft belanghebbende de definitieve aangifte ingediend op grond waarvan geen winstbelasting is verschuldigd. Het Gerecht is met belanghebbende van oordeel dat de Inspecteur in strijd met artikel 15, lid 8, ALL heeft gehandeld door niet binnen een half jaar na de definitieve aangifte een aanslag op te leggen met een terug te geven bedrag van NAf 95.114 en draagt de Inspecteur op om binnen twee maanden de negatieve aanslag op te leggen. Het Gerecht wijst het verzoek om toekenning van een dwangsom, als de Inspecteur geen gevolg geeft aan de uitspraak, af.

De wet biedt geen mogelijkheid biedt tot het opleggen van een dwangsom. Maar bovendien mag van een behoorlijk handelende overheid worden verwacht dat, ook zonder dwangsom, terstond gevolg wordt gegeven aan een rechterlijke uitspraak

Uitspraak

Uitspraak van 5 juli 2022

BBZ nr. CUR202101122

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:

[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,

belanghebbende,

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,

de Inspecteur.

1 PROCESVERLOOP

1.1

Belanghebbende heeft op 17 juli 2020 een verzoek aan de Inspecteur gedaan tot het opleggen van een negatieve belastingaanslag winstbelasting (hierna: WB) 2018 van NAf 95.114 en het vervolgens onmiddellijk restitueren van het teveel betaalde bedrag.

1.2

Belanghebbende is op 22 april 2021 in beroep gekomen tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar tegen het niet opleggen van de belastingaanslag. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.

1.3

De Inspecteur heeft op 23 maart 2022 een verweerschrift ingediend.

1.4

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende was aanwezig [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2 FEITEN

2.1

Belanghebbende heeft op 27 maart 2019 een voorlopige aangifte winstbelasting 2018 ingediend. Op basis van deze aangifte is NAf 95.114 aan winstbelasting verschuldigd. Belanghebbende heeft dit bedrag op 29 maart 2019 voldaan.

2.2

Belanghebbende heeft op 20 december 2019 de definitieve aangifte winstbelasting 2018 ingediend. Op basis van deze aangifte is geen winstbelasting verschuldigd.

2.3

Belanghebbende heeft op 17 juli 2020 het in 1.1 vermelde verzoek gedaan.

2.4

Belanghebbende is op 22 april 2021 in beroep gekomen tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar tegen het niet opleggen van de belastingaanslag.

2.5

De Inspecteur is op 14 juni 2021 uitgenodigd om uiterlijk 16 augustus 2021 een verweerschrift in te dienen.

2.6

De Inspecteur heeft op 23 maart 2022 een verweerschrift ingediend.

2.7

De Inspecteur heeft geen (negatieve) belastingaanslag opgelegd en evenmin uitspraak op bezwaar gedaan.

3 GESCHIL

3.1

Het geschil betreft de vraag of de Inspecteur verplicht is om een negatieve belastingaanslag winstbelasting 2018 naar een terug te geven bedrag van NAf 95.114 op te leggen.

3.2

Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

4 OVERWEGINGEN

5 PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4 DE BESLISSING