Home

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, 03-07-2023, ECLI:NL:OGEAM:2023:26, SXM202101245

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, 03-07-2023, ECLI:NL:OGEAM:2023:26, SXM202101245

Gegevens

Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Datum uitspraak
3 juli 2023
Datum publicatie
6 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:OGEAM:2023:26
Zaaknummer
SXM202101245

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is eigenaar c.q. exploitant van een hotel op Sint Maarten dat in 2017 als gevolg van de orkaan Irma zodanig beschadigd is geraakt dat het moest worden gesloopt. Na de sloop zijn de fundering, de stalen constructie, de betonnen vloeren en de balkons van de kamers van het hotel overeind gebleven. De bestaande staalconstructie is verstevigd en het stalen geraamte en de vloeren zijn vervolgens opnieuw aangekleed met onder andere wanden, daken, gevels, ramen, deuren en afbouwelementen. Het Gerecht oordeelt dat geen sprake is van bouw en eerste inrichting van een hotel in de zin van artikel 1, lid 1, letter b van de Landsverordening ter Bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw. De gedeelten van het hotel die na de sloop overeind zijn gebleven vormen een zodanig essentieel onderdeel van de constructie van het gebouw dat bij gebruik daarvan niet meer gesproken kan worden van nieuwbouw. Niet aannemelijk is gemaakt dat de bouwkundige constructie van het overigens zwaar beschadigde hotel zodanig ingrijpend is gewijzigd dat daardoor in feite een nieuw gebouw is ontstaan.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2023

BBZ nr. SXM202101245

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de

Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:

[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,

belanghebbende,

gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN, zetelend te Sint Maarten,

de Gouverneur.

1 PROCESVERLOOP

1.1

Belanghebbende heeft op 25 april 2018 een verzoek gedaan om aangemerkt te worden als bedrijf in de zin van artikel 1, lid 1, aanhef en letter b, van de Landsverordening ter Bevordering bedrijfsvestiging en hotelbouw (hierna: LBBH). Daarbij heeft belanghebbende verzocht om belastingvrijstelling ingevolge artikel 4, lid 2 van de LBBH.

1.2

De Gouverneur heeft bij Landsbesluit van 19 juli 2019, no LB-19/0415 op het verzoek beslist.

1.3

Belanghebbende heeft op 13 september 2019 tegen het Landsbesluit van 19 juli 2019, no. LB-19/0415 bezwaar gemaakt. Belanghebbende heeft op 3 juli 2020 het bezwaar nader gemotiveerd.

1.4

De Gouverneur heeft bij Landsbesluit van 4 augustus 2021, no. LB-21/0311 het bezwaar ongegrond verklaard en het Landsbesluit van de 19 juli 2019, no. LB-19/0415 gehandhaafd.

1.5

Belanghebbende heeft op 1 oktober 2021 tegen de beslissing van de Gouverneur beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.

1.6

De Gouverneur heeft op 5 januari 2022 een verweerschrift ingediend.

1.7

Belanghebbende heeft op 16 augustus 2022 nadere stukken ingediend.

1.8

De zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2022 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q], Tax Lawyers. Namens de Gouverneur zijn verschenen [B] (waarnemend hoofd Afdeling Fiscale Zaken) en [C]. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht en voorgedragen.

2 FEITEN

2.1

Belanghebbende is een dochteronderneming (100%) van [X] N.V. Deze N.V is eigenaar van een hotel. Belanghebbende huurt en exploiteert dit hotel. Het hotelcomplex is in 2011 gesticht en ingericht.

2.2

De passage in 2017 van orkaan Irma heeft aan het hotel aanzienlijke schade aangericht, als gevolg waarvan het hotel moest worden gesloopt. Na de sloop zijn de fundering, de stalen constructie, de betonnen vloeren en de balkons van de kamers van het hotel overeind gebleven. De bestaande staalconstructie is verstevigd en het stalen geraamte en de vloeren zijn vervolgens opnieuw aangekleed met onder andere wanden, daken, gevels, ramen, deuren en afbouwelementen. Ook de infrastructuur is volledig vernieuwd. Tot de stukken van het geding (bijlage 5 bij zijn verweerschrift) behoort een foto waarop te zien is wat na de sloop van de door de orkaan aangerichte schade is blijven staan. Met de werkzaamheden is een investering van NAf 59,148 miljoen gemoeid.

2.3

Het hotel is daarnaast uitgebreid met 30 kamers, een nieuw pooldeck en nieuwe waterglijbanen, een nieuwe Ocean Point lobby, liften, een nieuw restaurant en een nieuwe bar. Met deze uitbreiding is een investering van NAf 12,852 miljoen gemoeid.

2.4

Bij Landsbesluit van 19 juli 2019, no. LB-19/0415 is het in 1.1 genoemde verzoek van belanghebbende gedeeltelijk, namelijk uitsluitend voor zover dit ziet op de exploitatie van de uitbreiding, gehonoreerd.

3 GESCHIL

3.1

In geschil is of het verzoek van belanghebbende om aangemerkt te worden als bedrijf in de zin van artikel 1, lid 1, aanhef en letter b, van de LBBH en het daarmee verband houdende verzoek om vrijstelling van belasting terecht is afgewezen, voor zover het verzoek ziet op de exploitatie van de investering van NAf 59,148 miljoen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake is van bouw en eerste inrichting van een hotel in de zin van genoemd artikellid.

3.2.

Belanghebbende stelt dat de bouw van het hotelcomplex zodanig ingrijpend is geweest dat door de bouw met nieuwe materialen feitelijk een nieuw goed is ontstaan. De behouden delen konden in het kader van de sloop niet langer de functie van gebouw vervullen en dienden slechts als basis voor een nieuw te vervaardigen onroerende zaak. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van het Landsbesluit van 4 augustus 2021, no. LB-21/0311 en tot terugwijzing van de zaak naar de Gouverneur.

3.3.

De Gouverneur stelt primair dat het beroepschrift grotendeels een herhaling is van het bezwaarschrift en geen gronden bevat ter bestrijding van de in het landsbesluit van 4 augustus 2021 (de uitspraak op bezwaar) vermelde overwegingen. Subsidiair stelt de Gouverneur dat geen sprake is van bouw en eerste inrichting van een hotel in de zin van de LBBH. Omdat in dit geval geen nieuw gebouw van de grond af aan is opgebouwd is er naar zijn mening geen sprake van nieuwbouw maar van herstelwerkzaamheden aan een reeds gesticht en ingericht gebouw dat zwaar is beschadigd. De Gouverneur concludeert primair tot gedeeltelijke niet-ontvankelijk verklaring - omdat het beroep niet voldoende met redenen is omkleed - en voor het overige tot ongegrondverklaring van het beroep en subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 OVERWEGINGEN

5 PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

6 DE BESLISSING