Home

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba), 21-03-2003, BU4462, 2001/483

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba), 21-03-2003, BU4462, 2001/483

Gegevens

Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Datum uitspraak
21 maart 2003
Datum publicatie
15 november 2011
ECLI
ECLI:NL:ORBBNAA:2003:BU4462
Zaaknummer
2001/483

Inhoudsindicatie

Loonbelasting / Belastingjaar 1999

Loonbelasting 1 dag te laat betaald. Geen mededelingspicht bij verzuimboete. Termijnoverschrijding aan belanghebbende te wijten; zij hanteert zeer scherp betalingsbeleid.

Uitspraak

Beschikking van 21 maart 2003, nr. 2001/483

DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN

zitting houdende in Sint Maarten,

inzake:

belanghebbende

tegen

de Inspecteur der Belastingen

1. Loop van het geding

1.1. Appellante deed op 18 januari 2000 aangifte loonbelasting over de periode december 1999 en droeg gelijktijdig de verschuldigde loonbelasting ad ANG x af bij de eilandsontvanger.

1.2. Met dagtekening 15 januari 2001 legde de Inspecteur aan appellante een naheffingsaanslag loonbelasting op wegens het niet tijdig afdragen van loonbelasting over het tijdvak december 1999. In het aanslagbedrag was een boete begrepen van ANG (15% van x).

1.3. Na door appellante gemaakt bezwaar d.d. 26 februari 2001 heeft de Inspecteur bij uitspraak d.d. 14 september 2001 de naheffingsaanslag verminderd, waarbij de boete werd verminderd tot ANG 5000.

1.4. Met dagtekening 12 november 2001 kwam appellante bij de Raad in beroep tegen voormelde uitspraak.

1.5. Ter zitting van de Raad op Sint Maarten van 18 november 2002 zijn verschenen de gemachtigde van appellante, alsmede de Inspecteur. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2. Vaststaande feiten

Appellante exploiteert X op Sint Maarten. X werd in november 1999 getroffen door de orkaan Lenny, waardoor aanzienlijke schade ontstond en de deuren gesloten moesten blijven tot <datum>.

3. Omschrijving van het geschil en standpunten van partijen

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht een boete heeft opgelegd.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waartoe de overgelegde pleitnota's behoren.

Ter zitting heeft gemachtigde daaraan, zakelijk weergegeven, nog toegevoegd:

X ligt recht op het strand, zodat zij, in tegenstelling tot andere ondernemers, aanzienlijke schade heeft opgelopen. De maandlonen over december 1999 zijn op tijd betaald. Alle inspanningen van appellante waren er op gericht nog een stuk inkomsten van het winterseizoen te behouden. Tegen boete over de maand november 1999 loopt nog bezwaar.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Partijen zijn eensluidend van oordeel dat appellante de over het tijdvak december 1999 verschuldigde loonbelasting één dag te laat afdroeg. De Raad sluit zich bij dat oordeel aan.

4.2. Appellante stelt, met een beroep op artikel 6, derde lid, letter a van het EVRM, dat de Inspecteur de op hem rustende mededelingsplicht heeft verzaakt door na te laten feiten en omstandigheden te stellen die opzet of grove schuld aan haar kant constitueren.

4.3. Appellante ziet met haar stelling over het hoofd dat de onderhavige boete een zogenoemde verzuimboete is, opgelegd wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde loonbelasting. Aan de verdragsrechtelijke mededelingsplicht is dan voldaan met de blote melding van de termijnoverschrijding op het aanslagbiljet.

Omtrent afwezigheid van alle schuld is niets gesteld of gebleken.

4.4. Appellante stelt voorts dat het, als algemeen rechtsbeginsel te beschouwen, evenredigheidsbeginsel is geschonden. De Inspecteur kon in redelijkheid niet tot het opleggen van een administratieve boete besluiten, nu appellante onmiddellijk na het ontdekken van het verzuim de verschuldigde loonbelasting alsnog heeft afgedragen, zij altijd stipt haar verplichtingen jegens de fiscus nakomt en de omstandigheden waaronder het verzuim plaatsvond uitzonderlijk waren, omdat de orkaan Lenny woedde en haar bedrijfsuitoefening daardoor aanzienlijke schade opliep.

4.5. Appellante heeft bij haar beroepschrift en pleitnota een overzicht van loonbelasting- afdrachten overgelegd over de jaren 1995 tot en met augustus 2002. De Raad leidt uit dat overzicht af dat zij de gewoonte heeft op of tegen de laatste dag van de betalingstermijn de verschuldigde loonbelasting af te dragen. Een tiental malen is de loonbelasting te laat afgedragen, waarvan 9 malen in perioden waarin zich (natuur)rampen voltrokken (Luis, Lenny en de 11 september aanslagen in New York).

4.6. De Raad houdt het er voor dat appellante als beleid een scherp betalingsgedrag jegens de fiscus hanteert. Indien haar aandacht wordt afgeleid door van buiten komende oorzaken als de hiervoor genoemde (natuur)rampen leidt voormeld beleid tot een termijnoverschrijding.

Appellante is zelf verantwoordelijk voor een betalingsbeleid jegens de fiscus, dat bij aandachtverslapping structureel leidt tot betalingstermijnoverschrijding.

4.7. Over de omvang van de boete, ANG 5000, is de Raad oordeel dat deze niet in wanverhouding staat tot de ernst van het verzuim. De boete beloopt immers minder dan 10 percent van de te laat afgedragen loonbelasting en van een eerste verzuim is geen sprake.

4.8. De slotsom van de Raad luidt dat de Inspecteur terecht een boete heeft opgelegd, welke op grond van het vorenoverwogene, naar het oordeel van de Raad, niet disproportioneel is.

5. Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.

mrs. Van Gijn, Th.Groeneveld en C.W.M. van Ballegooijen