Home

Parket bij de Hoge Raad, 20-11-2012, BY3496, 11/01970

Parket bij de Hoge Raad, 20-11-2012, BY3496, 11/01970

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
20 november 2012
Datum publicatie
20 november 2012
ECLI
ECLI:NL:PHR:2012:BY3496
Formele relaties
Zaaknummer
11/01970

Inhoudsindicatie

Dagvaardingsperikelen. Art. 588.2 Sv. HR herhaalt HR LJN AD5163 m.b.t. de betekening van de dagvaarding door toezending van de dagvaarding naar een adres in het buitenland. Niet blijk dat de dagvaarding in h.b. naar het adres van verdachte in het buitenland is verzonden. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in h.b. geldig is betekend, is onjuist.

Conclusie

Nr. 11/01970

Mr. Knigge

Zitting: 23 oktober 2012

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 17 september 2003 verdachte wegens 1. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" en 2. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.

3. Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, drie middelen van cassatie voorgesteld.

4. Het eerste middel

4.1. Het middel klaagt dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep ten onrechte niet nietig heeft verklaard.

4.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2003 houdt het volgende in:

"De verdachte genaamd:

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

is niet verschenen.

De advocaat-generaal deelt mede dat uit controle in VIPS (Verwijs Index Personen Systeem) is gebleken dat verdachte thans niet gedetineerd is.

Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."

4.3. Bij de stukken van het geding bevindt zich de appeldagvaarding. De aan deze akte gehechte akte van uitreiking houdt in dat de dagvaarding op 12 juni 2003 te 12.10 uur, ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Arnhem is uitgereikt aan A. Wisselink, (waarnemend) griffier van die rechtbank, omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is". Aan de dagvaarding en akte van uitreiking zijn voorts twee gba-overzichten (gemeentelijke basisadministratie) van respectievelijk 22 juli 2003 en 20 augustus 2003 gehecht, inhoudende dat verdachte niet is gedetineerd. Op de overzichten is onder "huidig adres" niets opgenomen.

4.4. Bij de stukken van het geding bevindt zich voorts een proces-verbaal van aanhouding van 28 oktober 2002. Dit proces-verbaal houdt als adres van verdachte in: [a-straat 1], [woonplaats]. Het proces-verbaal van verhoor van 28 oktober 2002 houdt als verklaring van verdachte onder meer het volgende in:(1)

"Ik ben op [geboortedatum]/1982 geboren te [geboorteplaats]. Ik ben woonachtig in perceel [a-straat 1] te [woonplaats]. Ik ben nu op vakantie in Nederland."

4.5. Nu van verdachte een adres in het buitenland bekend was, terwijl uit de stukken niet blijkt dat dit adres ten tijde van de betekening van de appeldagvaarding achterhaald was, had de betekening van de dagvaarding moeten plaatsvinden door toezending aan dit adres. Uit de stukken van het geding kan niet worden afgeleid dat de appeldagvaarding naar voornoemd adres is gestuurd, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is geschied. Nu de betekening van de appeldagvaarding niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, had het Hof de dagvaarding nietig moeten verklaren.(2) Het middel is derhalve terecht voorgesteld.

5. Nu het eerste middel slaagt, behoeven het tweede en het derde middel geen bespreking.

6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.

7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden,

AG

1 In de processen-verbaal van politie wordt als adres van verdachte afwisselend [a-straat 1] te [woonplaats] en [a-straat 1] te [woonplaats] vermeld. Naast de processen-verbaal van politie wordt het buitenlandse adres van verdachte voorts onder meer vermeld op het bevel bewaring van 31 oktober 2002, een "beschikking op een verzoek ingevolge artikel 36a van het Wetboek van Strafvordering" van de rechter-commissaris van 16 januari 2003, een "beschikking ambtshalve instelling onderzoek ex artikel 36e van het Wetboek van Strafvordering" van de rechter-commissaris van 21 januari 2003 en het "verhoor van verdachte" van 31 oktober 2002 door de rechter-commissaris in het kader van de toetsing inverzekeringstelling en de inbewaringstelling. Op de akte hoger beroep is onder "wonende te" "Safeta" opgenomen.

2 HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317 m. nt. Sch, rov. 3.19.