Parket bij de Hoge Raad, 11-12-2012, BY4241, 11/00094
Parket bij de Hoge Raad, 11-12-2012, BY4241, 11/00094
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 december 2012
- Datum publicatie
- 11 december 2012
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2012:BY4241
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BY4241
- Zaaknummer
- 11/00094
Inhoudsindicatie
Motivering strafoplegging. Verdachte is veroordeeld voor een drietal in 2009 gepleegde winkeldiefstallen. ‘s Hofs oordeel dat “de verdachte zich ook na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom schuldig [heeft] gemaakt aan strafbare feiten hetgeen haar stelling logenstraft dat zij haar leven een wending te goede heft gegeven is niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen dat de verdachte t.t.z. van het Hof heeft verklaard dat zij na haar laatste veroordeling een andere weg is ingeslagen en het Uittreksel Justitiële Documentatie weliswaar inhoudt dat verdachte na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom strafbare feiten heeft gepleegd, maar ook dat de laatste veroordeling dateert van 21 juni 2010 ter zake van een op 18 juni 2010 gepleegde winkeldiefstal.
Conclusie
Nr. 11/00094
Mr. Knigge
Zitting: 23 oktober 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 17 december 2010 verdachte wegens "diefstal, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het Hof beslist op een vordering tot tenuitvoerlegging, op de wijze vermeld in het arrest.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. G. van der Steen, advocaat te 's-Gravenhage, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel
4.1. Het middel klaagt over de verwerping van een strafmaatverweer.
4.2. Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging het volgende overwogen:
"Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiar 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen; ergerlijke feiten die overlast en schade voor de desbetreffende winkelier met zich meebrengen. Blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2010 is de verdachte vele malen eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Daarenboven heeft de verdachte zich ook na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom schuldig gemaakt aan strafbare feiten hetgeen haar stelling logenstraft dat zij haar leven een wending ten goede heeft gegeven. Gelet op het voornoemde komt naar het oordeel van het hof de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond en mede uit een oogpunt van speciale en generale preventie dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt."
4.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2010 houdt het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende:
(...)
Het klopt dat ik een half jaar geleden ook ben veroordeeld. Maar ik ben nu een andere weg ingeslagen. Het was allemaal wel mijn schuld, maar het gebeurt nu niet meer.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging en deelt mede:
De onderhavige feiten betreffen vervelende feiten, maar de verdachte wil afrekenen met haar verleden. Ze is in het verleden altijd veroordeeld tot een gevangenisstraf. Bij haar laatste veroordeling is een werkstraf opgelegd en dat lijkt zijn vruchten af te werpen. Om haar nu weer een gevangenisstraf op te leggen zou haar ontwikkeling tegengaan. Ik ben het met de advocaat-generaal eens dat een werkstraf in dit geval de beste optie is. Ik zou het hof ook willen verzoeken de gevorderde tenuitvoerlegging van de nog niet-tenuitvoergelegde straf om te zetten in een taakstraf."
4.4. Het middel keert zich tegen 's Hofs overweging dat de verdachte zich ook na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en dat dit haar stelling logenstraft dat zij haar leven een wending ten goede heeft gegeven.
4.5. De in deze zaak bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd op 12 augustus 2009, 17 en 30 september 2009. Blijkens hetgeen onder 4.3 is weergegeven, is door/namens de verdachte aangevoerd dat zij na haar laatste veroordeling haar leven heeft gebeterd. Bij de stukken van het geding bevindt zich een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 19 november 2010. Dit uittreksel houdt in - als laatste veroordeling - dat de verdachte op 21 juni 2010 door de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage wegens een op 18 juni 2010 gepleegde winkeldiefstal is veroordeeld tot een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Aangenomen mag worden - mede gelet op de datum van de uitspraak, te weten ongeveer een half jaar voor de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2010 - dat dit de veroordeling is waarnaar zowel de verdachte als de raadsman verwijzen.
4.6. Het Hof heeft overwogen dat de verdachte zich ook na de onderhavige bewezenverklaarde feiten wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Gelet op de inhoud van het uittreksel is dit juist. Het Hof miskent echter dat is aangevoerd dat de verdachte na haar laatste veroordeling haar leven heeft gebeterd. Ook deze stelling vindt steun in de inhoud van het uittreksel en wordt daardoor dus niet, anders dan het Hof overweegt, gelogenstraft. Het Hof is aldus niet alleen op een onjuiste grond aan de aangevoerde wending ten goede voorbijgegaan, maar heeft tevens op die onjuiste grond aangenomen dat van een wending ten goede geen sprake is, hetgeen wordt onderstreept door het feit dat het Hof de oplegging van een zwaardere straf dan was gevorderd mede uit een oogpunt van speciale preventie nodig oordeelde. Gelet daarop meen ik dat het geconstateerde motiveringsgebrek niet van ondergeschikte betekenis is, zodat ik onvoldoende reden zie voor een welwillende lezing van de gewraakte overweging. Mijn conclusie is dan ook dat de strafoplegging ontoereikend is gemotiveerd.
4.7. Het middel slaagt.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG