Home

Parket bij de Hoge Raad, 19-03-2013, BZ4489, 12/00552

Parket bij de Hoge Raad, 19-03-2013, BZ4489, 12/00552

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
19 maart 2013
Datum publicatie
19 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:BZ4489
Formele relaties
Zaaknummer
12/00552

Inhoudsindicatie

Art. 359.2 Sv, uos. Het Hof heeft hetgeen is aangevoerd kennelijk niet opgevat als een uos. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

Conclusie

Nr. 12/00552

Mr. Aben

Zitting 22 januari 2012

Conclusie inzake:

[Verdachte](1)

1. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 23 januari 2012 de verdachte ter zake van: 1. "bedreiging met zware mishandeling" en 2. "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 275,-. Aan de verdachte heeft het hof voor voornoemd bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.

2. Namens de verdachte heeft mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.

3.1. Het eerste middel klaagt dat het hof in strijd met art. 358 Sv en 359 Sv niet, althans in volstrekt onvoldoende mate heeft gereageerd op een standpunt, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie, aangaande de straftoemeting.

3.2. Het middel doelt op hetgeen de raadsman van de verdachte blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 januari 2012 aldaar heeft aangevoerd, voor zover inhoudend:

"Het slachtoffer zou boos zijn geworden vanwege het spuwen van cliënt en zou cliënt met een vuist in het gezicht hebben geslagen. Deze eigen richting is niet toegestaan. Het slachtoffer zou cliënt drie maal hebben geslagen. Ik verzoek uw hof rekening te houden met het feit dat door de politie geweld is gebruikt en dit te verdisconteren in de hoogte van de op te leggen straf. Ik verzoek u de straf te matigen en die ook mee te nemen bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij."

3.3. Het hof heeft, gelet op de tot bewijs gebezigde verklaring van verbalisant en slachtoffer [verbalisant 1] dat zij de verdachte drie maal met haar vuist in het gezicht heeft slagen nadat verdachte haar had bespuugd, vastgesteld dat [verbalisant 1] inderdaad de verdachte heeft geslagen. Het hof heeft echter in de strafmotivering niet expliciet gereageerd op hetgeen de raadsman van de verdachte daaromtrent heeft aangevoerd, en zelfs in tegenstelling tot de bepleite strafvermindering, een zwaardere straf opgelegd dan was gevorderd door de advocaat-generaal en eerder was opgelegd door de politierechter. De strafmotivering houdt wel in (i) dat verdachtes handelwijze als uitzonderlijk ernstig wordt gekwalificeerd, (ii) dat van de gedragingen van de verdachte een beschadigende invloed op het welbevinden tijdens de taakuitoefening van politiemensen en ook daarbuiten uitgaat, en (iii) dat niet is gebleken van persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaraan "een relevant strafverminderend effect kan worden toegekend". Daarin lees ik evenmin dat en waarom het hof kennelijk van oordeel is dat de omstandigheid dat [verbalisant 1] het slachtoffer verschillende malen met de vuist in het gezicht heeft geslagen, geen voor strafoplegging relevante en/of matigende factor is. Gelet daarop en nu hetgeen is aangevoerd mijns inzien bezwaarlijk anders kan worden aangemerkt dan als een uitdrukkelijk voorgedragen verweer als bedoeld in art. 358 derde lid, Sv, waarop in samenhang met art. 359, tweede lid, Sv gemotiveerd dient te worden beslist, is het middel terecht voorgesteld.

3.4. Het middel slaagt dus.

4.1. Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, althans dat die bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, respectievelijk niet begrijpelijk is.

4.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:

"hij op 14 juli 2011 te Utrecht, [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Utrecht) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] meermalen dreigend de woorden toegevoegd: "wacht jij maar ik pak je wel kankerhoer" en "ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;"

4.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat - de ambtshalve bij de politie als verzetpleger tegen de politie bekende - verdachte de bewezenverklaarde uitlatingen tegen [verbalisant 1] heeft gedaan nadat hij was aangehouden, dat hij ook beledigende en scheldende uitlatingen heeft gedaan tegen de andere verbalisanten die betrokken waren bij zijn aanhouding en overbrenging naar het politiebureau, en dat de verdachte [verbalisant 1] voorafgaand aan de bewezenverklaarde uitlatingen in haar gezicht heeft gespuugd. Mede gelet daarop heeft het hof die bewezenverklaarde uitlatingen tegen [verbalisant 1] kunnen aanmerken als bedreigingen met zware mishandeling. Mede in het licht van genoemde omstandigheden spreekt uit die woorden immers een dermate concrete bedreiging van lichamelijk geweld door de verdachte dat er vanuit gegaan kan worden dat een eventuele uitvoering van dat dreigement (minstens) zou leiden tot zware mishandeling van de verbalisant.(2) Dat het hof de genoemde bewoordingen niet heeft opgevat als doelend op het voeren van een klachtprocedure om de carrière van [verbalisant 1] kapot te maken, zoals in de toelichting op het middel wordt gesuggereerd, acht ik ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Ik wijs op de hiervoor genoemde omstandigheden waaronder de uitlatingen werden gedaan en de, blijkens de gebezigde bewijsmiddelen, overige op dat moment gedane uitlatingen van de verdachte. Voor zover ter ondersteuning van de klacht voorts wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 7 juni 2005, en een uitspraak van het hof 's-Hertogenbosch(3), ga ik daaraan voorbij reeds nu beide zien op een tenlastelegging van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en daarvan hier geen sprake is.

Voor zover ten slotte nog wordt opgemerkt dat bij [verbalisant 1] niet de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar zou worden mishandeld, nu de heftig geëmotioneerde en al geslagen verdachte zich ten tijde van de uitlatingen geboeid en wel in een politieauto bevond, faalt het middel eveneens. Dat de verdachte op het moment van de uitlating wellicht niet in de positie was om die bedreigingen waar te maken, is immers niet redengevend voor de vraag of de bedreiging naar aard en strekking bij de verbalisant de redelijke vrees kon doen ontstaan dat zij - later - het leven zou kunnen verliezen.(4) Dat de verdachte op het moment van de uitlatingen zich geboeid en wel in een politieauto bevond, behoefde hem er immers niet van te weerhouden om op een later moment de dreigementen uit te voeren.

4.4. Het middel faalt dus.

5. Het eerste middel slaagt. Het tweede middel kan met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan.

6. Gronden die tot ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak zouden behoren te leiden, heb ik niet aangetroffen.

7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem, dan wel verwijzing naar een aangrenzende hof, teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

1 Deze zaak hangt samen met de zaak 12/00551 van de verdachte waarin ik heden eveneens concludeer.

2 Vgl. mijn ambtgenoot Machielse in zijn conclusie voor HR 12 april 2005, nr. 02131/04 (niet gepubliceerd) met betrekking tot de woorden "ik weet waar jij woont en ik maak je kapot, op de dijk woon jij niet veilig". De Hoge Raad deed die zaak af met art. 81 RO.

3 HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448 en Gerechtshof 's-Hertogenbosch 1 maart 2006, LJN AX9204, NS 2006/212.

4 Vgl. HR 11 november 2008, LJN BF0740, NJ 2008/598.