Home

Parket bij de Hoge Raad, 18-09-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1976, 14/03435

Parket bij de Hoge Raad, 18-09-2015, ECLI:NL:PHR:2015:1976, 14/03435

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
18 september 2015
Datum publicatie
18 december 2015
ECLI
ECLI:NL:PHR:2015:1976
Formele relaties
Zaaknummer
14/03435

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Uitleg sociaal plan, waarin ook bezwarencommissie is ingesteld. Is oordeel bezwarencommissie over een in dat plan overeengekomen regeling van vroegpensioen bindend voor de werkgever? Ondubbelzinnige afstand van recht op toegang tot overheidsrechter.

Conclusie

14/03435

mr. G.R.B. van Peursem

18 september 2015

Conclusie inzake:

Stichting Kempisch Centrum voor Muziek & Dans

(hierna: KCMD),

eiseres tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

tegen

[verweerder]

(hierna: [verweerder]),

verweerder in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep.

Moest KCMD [verweerder] op grond van het Sociaal Plan compenseren voor het mislopen van het zogenoemde Vendrik-effect1? Art. 6.2 van het Sociaal Plan bepaalt dat een categorie oudere werknemers op non-actief wordt gesteld met behoud van salaris en bij 62 jaar en 3 maanden met FPU gaat. Het geschil draait om uitleg van de passage “Tijdens FPU wordt salaris aangevuld en pensioen ingekocht, waardoor de werknemer geen nadeel ondervindt van gebruik FPU.” Betekent dit alleen: salaris aanvullen tot boven de FPU-norm en pensioenopbouw ook tijdens de FPU jaren, of ook compensatie voor mislopen van het Vendrik-effect, doordat deze werknemers gedwongen eerder met FPU gaan dan per 64 jaar en 11 maanden? Wel compensatie Vendrik-gat volgens de bezwarencommissie uit het Sociaal Plan, geen compensatie volgens de kantonrechter en weer wel volgens het hof. Het hof overweegt dat KCMD niet inhoudelijk van de uitspraak van de bezwarencommissie kon afwijken en dat uitleg van het Sociaal Plan volgens de CAO-norm er ook toe leidt dat het Sociaal Plan suppletie van het mislopen van het Vendrik-effect inhoudt.

Het principaal cassatieberoep bestrijdt deze twee elk voor zich zelfstandig dragende gronden.

Het voorwaardelijk ingestelde incidenteel cassatieberoep kaart aan dat [verweerder]’ stelling dat sprake is van berusting door KCMD in de beslissing van de bezwarencommissie ten onrechte niet is besproken door het hof, wat ook tot het oordeel moet leiden dat [verweerder] moet worden gecompenseerd voor het mislopen van het Vendrik-effect.

Ik denk primair dat het principaal beroep niet opgaat. Zie ik het goed, dan geeft het hof aan dat [verweerder] op grond van uitingen van een bestuurslid van KCMD er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat tot compensatie van het door hem geleden Vendrik-nadeel zou worden overgegaan2. Zie ik dat niet goed, dan blijft volgens mij in dit geval de gegeven uitleg volgens de CAO-norm overeind, ook al verdient die bepaald geen schoonheidsprijs. In beide gevallen faalt onderdeel 2 en behoeven de klachten gericht tegen de andere zelfstandig dragende grond (gebondenheid aan uitspraak bezwarencommissie, waartegen onderdeel 1 is gericht) geen behandeling meer, omdat dat toch niet tot cassatie kan leiden.

Als dat al anders moet worden gezien, zou volgens mij subsidiair het voorwaardelijk incidenteel beroep opgaan. Dat gaat over het onbesproken laten van [verweerder]’ stellingen over de aanvankelijke berusting door het bestuur van KCMD in het oordeel van de bezwarencommissie, waarmee volgens [verweerder] een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan om het Vendrik-effect te compenseren.

1. Feiten 3 en procesverloop

1.1 Per 1 augustus 2008 heeft KCMD haar activiteiten gestaakt. Met de vakbonden, de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaarsvereniging (KNTV) en de Nederlandse Toonkunstenaarsbond (Ntb), is KCMD een Sociaal Plan overeengekomen, teneinde de gevolgen van de beëindiging van de onderneming voor de werknemers, waaronder [verweerder], te regelen4. De ingangsdatum van het Sociaal Plan is 1 augustus 2008.

1.2 Artikel 6.2 van het Sociaal Plan (eerste liggend streepje) luidt voor zover van belang als volgt:

“(...)

Werknemers geboren voor 1 januari 1950 worden per 1 augustus 2008 op non-actief gesteld met behoud van salaris en pensioenopbouw, zodat zij op de spilleeftijd5 (62 jaar en 3 maanden) gebruik kunnen maken van de FPU6. Eventuele salarisverhogingen vallen tot aan de spilleeftijd binnen deze afspraak. Tijdens FPU wordt salaris aangevuld en pensioen ingekocht, waardoor de werknemer geen nadeel ondervindt van gebruik FPU.

(...)”

1.3 De partijen bij het Sociaal Plan hebben een bezwarencommissie ingesteld. Artikel 8.7 van het Sociaal Plan luidt als volgt:

“De werkgever is verplicht, indien het bezwaar gegrond is verklaard, met in achtneming van die uitspraak, een nieuw besluit te nemen, tenzij tot genoegen van de bezwarencommissie kan worden aangetoond dat zulks geheel of gedeeltelijk onmogelijk is.”

1.4 [verweerder] heeft de leeftijd van 62 jaar en drie maanden bereikt op 21 januari 2009 en is ontslagen per 1 februari 2009. Vanaf die datum maakt hij gebruik van FPU.

1.5 Werknemers met een aanspraak op ABP-pensioen zoals [verweerder], die tot één maand voor de maand waarin zij 65 jaar worden geen gebruik hebben gemaakt van FPU, kunnen hun niet opgenomen FPU-tijd omzetten in een verhoging van hun ouderdomspensioen (het Vendrik-effect). Omdat [verweerder] per 1 februari 2009 van FPU gebruik maakt, loopt hij deze omzetmogelijkheid mis.

1.6 Partijen verschillen erover van mening of KCMD op grond van artikel 6.2 van het Sociaal Plan het in 1.5 omschreven nadeel voor [verweerder] dient te compenseren.

1.7 KCMD stelt zich op het standpunt dat het Sociaal Plan haar niet tot die compensatie verplicht. [verweerder] heeft vervolgens op grond van de in artikel 8 van het Sociaal Plan opgenomen bezwarenregeling bezwaar ingediend bij de bezwarencommissie. In een uitspraak van 13 februari 2009 heeft de bezwarencommissie als volgt geoordeeld7:

“6.1. Artikel 6.2 van het sociaal plan schrijft onder meer voor dat pensioen wordt ingekocht waardoor de werknemer van zijn FPU-gebruik geen nadeel ondervindt.

6.2. Gezien de opzet van de Vendrikregeling zal het pensioen van [verweerder] als gevolg van het FPU-gebruik per 1 februari 2009 minder hoog uitvallen dan als hij was blijven werken tot een maand voor zijn 65e; dat staat vast.

6.3.Wil de pensioeninkoop die artikel 6.2 voorschrijft het gecursiveerde effect hebben, dan zal zij dus mede de Vendriksuppletie op het ouderdomspensioen moeten omvatten die [verweerder] misloopt doordat hij veel eerder van FPU gebruik moet maken.

6.4. Dit volgt uit de tekst van het sociaal plan; de voorgeschiedenis ervan is dus niet van belang.

7. Het bezwaar van [verweerder] is dus gegrond.

8. Uit artikel 8.7 van het sociaal plan volgt, dat KCMD met inachtneming van dit oordeel een nieuw besluit moet nemen.”

1.8 Op 30 december 2009 heeft KCMD een nieuw besluit genomen8. Dit besluit luidt als volgt:

“Op grond van het voorgaande concludeert het bestuur van het KCMD dat het uitgangspunt dat de werknemer geen nadeel mag ondervinden van de gebruikmaking van de FPU niet de verplichting omvat de Vendrikregeling te compenseren.”

In de bijlage bij dit besluit geeft het bestuur van KCMD aan hoe het tot zijn besluit is gekomen.

1.9 Bij dagvaarding van 30 maart 2010 is [verweerder] deze procedure begonnen bij de kantonrechter te Eindhoven met als hoofdvordering KCMD te veroordelen vanaf 1 januari 2010 voor [verweerder] een stamrechtuitkering aan te schaffen tot een bedrag van € 136.000, althans een zodanig bedrag dat het mislopen van het Vendrik-effect wordt opgeheven. Na verweer en re- en dupliek heeft de kantonrechter bij eindvonnis van 24 februari 2011 de vordering van [verweerder] afgewezen. Volgens de kantonrechter bindt de uitspraak van de bezwarencommissie KCMD bij het nemen van een nieuw besluit niet en met toepassing van de CAO-norm heeft de kantonrechter vervolgens overwogen dat op basis van het Sociaal Plan dit nadeel niet door KCMD behoeft te worden gecompenseerd.

1.10 [verweerder] is in hoger beroep gekomen. KCMD heeft de grieven bestreden. Bij tussenarrest van 3 april 20129 is overwogen dat de grieven van [verweerder] slagen en is KCMD toegelaten zich uit te laten over de hoogte van de schade die [verweerder] lijdt per datum ontslag doordat hij niet de mogelijkheid heeft om van het Vendrik-effect gebruik te maken. Na verscheidene nadere aktewisselingen en tussenarresten die in cassatie geen rol spelen, is bij eindarrest van 1 april 2014 het vonnis van de kantonrechter vernietigd en KCMD veroordeeld om ten behoeve van [verweerder] vanaf 1 januari 2010 op een door [verweerder] aan te geven wijze een stamrechtuitkering aan te schaffen tot een bedrag van € 129.147,63, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2012.

1.11 KCMD heeft tijdig10 cassatieberoep ingesteld tegen de arresten van 3 april 2012 en 1 april 2014. [verweerder] heeft verweer gevoerd, geconcludeerd tot verwerping van het beroep en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. KCMD heeft in het incidenteel cassatieberoep verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping. Vervolgens hebben partijen hun standpunten schriftelijk laten toelichten.

2 Bespreking van het principaal cassatieberoep

3 Beoordeling van het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep

4 Conclusie

Ik concludeer tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden,

Advocaat-Generaal