Home

Parket bij de Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1157, 17/01624

Parket bij de Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1157, 17/01624

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
16 oktober 2018
Datum publicatie
16 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:1157
Formele relaties
Zaaknummer
17/01624

Inhoudsindicatie

Conclusie AG. Vervolging weigerende getuige in het Passageproces op grond van art. 162 Sr. Afwijzing verzoek tot verwijzing van de zaak naar een ander hof op grond van art. 62b RO. Afwijzing beroep op verschoningsrecht omdat de verdachte weigert dit toe te lichten. Betekenis van handelen in strijd met “enige wettelijke verplichting” in de zin van art. 192 Sr. Bewijs van opzet op schenden van deze wettelijke verplichting.

De AG adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie te verwerpen. Samenhang met 17/01629.

Conclusie

Nr. 17/01624

Zitting: 16 oktober 2018

Mr. T.N.B.M. Spronken

Conclusie inzake:

[verdachte]

1. De verdachte is bij arrest van 20 maart 2017 door het Gerechtshof Amsterdam wegens “de voortgezette handeling van (telkens) wettelijk als getuige opgeroepen, opzettelijk in een strafzaak niet voldoen aan enige wettelijke verplichting die hij als zodanig te vervullen heeft”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken.

2. Er bestaat samenhang met de zaak 17/01629. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.

3. Het gaat in deze zaak om het volgende. De verdachte is in 2011 onherroepelijk veroordeeld1 voor het medeplegen van de moord op [slachtoffer] in 2006 tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en zes maanden. De onderhavige zaak heeft betrekking op de rol van de verdachte als getuige in de strafzaken die gezamenlijk worden aangeduid als het ‘Passageproces’.2 Tijdens meerdere terechtzittingen heeft de verdachte, opgeroepen en verschenen als getuige, geweigerd te antwoorden op hem gestelde vragen en zich beroepen op zijn verschoningsrecht. In deze en de samenhangende zaak is hij veroordeeld wegens de weigering als getuige antwoord te geven op vragen als bedoeld in art. 192 Sr.

4. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, heeft vijf middelen van cassatie voorgesteld die zijn gericht tegen:

I. de weigering van het hof om onderhavige strafzaak tegen de verdachte ter berechting te verwijzen naar een ander hof;

II. de verwerping van het verweer dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn vervolging is vanwege schending van het lex certa beginsel omdat het niet op voorhand duidelijk is wat de “wettelijke verplichting” van art. 192 Sr inhoudt;

III. de bewijsvoering van het hof met betrekking tot het opzet van de verdachte op het plegen van het misdrijf van art. 192 Sr;

IV. de verwerping van het verweer dat de verdachte vanwege rechtsdwaling niet strafbaar is;

V. het ontbreken van een deugdelijke motivering van het hof dat naast de reeds toegepaste gijzeling nog een vrijheidsstraf dient te worden opgelegd.

4.1. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:

“1.

hij op 14 mei 2014 in de gemeente Haarlemmermeer, terwijl hij wettelijk als getuige was opgeroepen ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan enige wettelijke verplichting die hij als zodanig had te vervullen, immers heeft hij, verdachte, op die terechtzitting geweigerd antwoord te geven op aan hem gestelde vragen en zich daarbij ten onrechte beroepen op een verschoningsrecht;

2.

hij op 2 juni 2014 in de gemeente Haarlemmermeer, terwijl hij wettelijk als getuige was opgeroepen ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan enige wettelijke verplichting die hij als zodanig had te vervullen, immers heeft hij, verdachte, op die terechtzitting geweigerd antwoord te geven op aan hem gestelde vragen en zich daarbij ten onrechte beroepen op een verschoningsrecht.”

4.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij het arrest:

Bewijsmiddelen

1. Een gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 mei 2014 van het gerechtshof Amsterdam, Afdeling strafrecht, zittingslocatie Justitieel Complex Schiphol, in de strafzaken tegen [betrokkene 1] (23-000648-13), [betrokkene 2] (23-000646-13), [betrokkene 3] (23-000672-13), [betrokkene 4] (23-000707-13), [betrokkene 5] (23-000647-13) en [betrokkene 6] (23-000643-13), vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffiers.

Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – in:

De voorzitter deelt mede dat vandaag het verhoor van [verdachte] zal plaatsvinden. De voorzitter stelt vast dat deze getuige is verschenen.

De voorzitter doet de getuige [verdachte] voor zich verschijnen. De getuige wordt bijgestaan door mr. N. Harlequin, advocate te Den Haag, die achterin de zittingszaal heeft plaatsgenomen.

De getuige doet op vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, geboorteplaats, geboortedatum, woon- of verblijfplaats en beroep voor zover hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van de verdachten te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de belofte af de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.

De getuige [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , zonder beroep, verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op vragen van het hof:

Het klopt dat mijn strafzaak inmiddels onherroepelijk is. Ik heb uiteindelijk 12 jaar en zes maanden gevangenisstraf opgelegd gekregen.

Ik wil graag direct tot de kern komen. U vraagt mij of ik mij heb voorbereid op dit verhoor, bijvoorbeeld door nog stukken uit mijn dossier te lezen of met andere mensen te spreken. Dat is vertrouwelijk, ik geef daar geen antwoord op. Ik zal mij vandaag ten aanzien van alle vragen die worden gesteld op mijn verschoningsrecht beroepen. Ik ben van mening dat dit recht mij toekomt.

U vraagt mij wat op dit moment mijn stemming en gevoel is. Ik voel niks op dit moment. Het is wel ongemakkelijk om hier te zijn, maar ik kan daar niet meer over zeggen.

Ten aanzien van vragen over de verklaringen van [betrokkene 9] beroep ik mij op mijn verschoningsrecht.

U vraagt mij uit te leggen waarom ik van mening ben dat mij een beroep op het verschoningsrecht toekomt, aangezien mijn strafzaak inmiddels onherroepelijk is. Ook ten aanzien van die vraag beroep ik mij op mijn verschoningsrecht. Ik kan ook niet aangeven of er andere drempels zijn die maken dat ik vandaag niet wens te verklaren. Het is niet nodig de zitting te onderbreken voor overleg met mijn advocaat, omdat nader overleg met mijn advocaat mijn standpunt niet zal doen wijzigen.

De advocaat-generaal deelt mede – zakelijk weergegeven – dat de getuige geen verschoningsrecht toekomt en dat hij in beginsel verplicht is vragen die hem worden gesteld naar waarheid te beantwoorden. Indien de getuige goede redenen heeft om vandaag niet te willen verklaren, dan dient hij deze kenbaar te maken. De advocaat-generaal wijst de getuige er op dat hij thans voorwaardelijk in vrijheid is gesteld en dat het goed mogelijk is dat zijn opstelling voor de getuige negatieve gevolgen heeft. Hij suggereert dat het wellicht een goed idee is dat de getuige gelegenheid krijgt om hierover nader met zijn advocaat te overleggen.

Indien de getuige vervolgens nog steeds weigert antwoord te geven op vragen die hem worden gesteld, kan hij in gijzeling worden genomen.

De voorzitter deelt mede dat het onderzoek wordt onderbroken, ten einde de getuige de gelegenheid te bieden overleg te voeren met zijn advocaat.

Na hervatting van het onderbroken onderzoek verklaart de getuige [verdachte] – zakelijk weergegeven – het volgende.

Op een vraag van het hof:

Ik heb overleg gehad met mijn advocaat, maar dat heeft nergens toe geleid. Ik zal mij ten aanzien van alle vragen die worden gesteld beroepen op mijn verschoningsrecht en ben niet bereid nader toe te lichten op grond waarvan ik meen dat dat verschoningsrecht mij toekomt.

Op een vraag van de advocaat-generaal:

Op de vraag of de afgelopen tijd iets is voorgevallen ten aanzien van mij of bijvoorbeeld een van mijn familieleden, beroep ik mij op mijn verschoningsrecht.

Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het van oordeel is dat de getuige zonder wettige grond weigert de gestelde vragen te beantwoorden en dat, nu dit voor het onderzoek dringend noodzakelijk is, wordt bevolen dat de getuige [verdachte] voor ten hoogste dertig dagen in gijzeling wordt genomen en dat de getuige op de terechtzitting van 2 juni 2014, te 9.30 uur, wederom zal dienen te verschijnen teneinde nader te worden gehoord omtrent zijn bereidheid om antwoord te geven op vragen en een datum voor een nader verhoor te bepalen.

De getuige [verdachte] wordt uit de zittingszaal weggeleid.

2. Een gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 juni 2014 van het gerechtshof Amsterdam, Afdeling strafrecht, zittingslocatie Justitieel Complex Schiphol, in de strafzaken tegen o.a. [betrokkene 1] (23-000648-13), [betrokkene 2] (23-000646-13), [betrokkene 3] (23-000672-13), [betrokkene 6] (23-000643-13), [betrokkene 4] (23-000707-13) en [betrokkene 5] (23-000647-13), vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffiers.

Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – in:

De voorzitter merkt op dat ter terechtzitting van heden het verhoor van de getuige [verdachte] aan de orde zal zijn. De voorzitter stelt vast dat de getuige ter terechtzitting is verschenen.

De voorzitter doet de getuige [verdachte] voor zich verschijnen. De getuige wordt bijgestaan door mr. [N.] Harlequin, advocate te Den Haag.

De getuige doet op vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, geboorteplaats, geboortedatum, woon- of verblijfplaats en beroep voor zover hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van de verdachten te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de belofte af de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.

De getuige [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in Krimpen aan den IJssel, zonder beroep, verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik zal mij, net als ter terechtzitting van 14 mei 2014, ten aanzien van alle vragen beroepen op mijn verschoningsrecht. Ik wens hierop geen enkele nadere toelichting te geven, ook niet na achtereenvolgens uw uiteenzetting van mijn rechten en plichten als getuige en uw aandringen.

De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de getuige geen verschoningsrecht toekomt en de getuige nog steeds niet aan zijn verplichtingen voldoet. Voorts merkt de advocaat-generaal op dat de officier van justitie zal worden gevraagd een strafrechtelijke vervolging in te stellen wegens het als getuige opzettelijk niet voldoen aan een wettelijke verplichting die hij als zodanig te vervullen heeft. Ten slotte deelt de advocaat-generaal mede dat indien de getuige blijft weigeren de gestelde vragen te beantwoorden, dit gevolgen kan hebben voor zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Mr. [S.L.J.] Janssen vraagt de getuige of hij zich beroept op zijn verschoningsrecht, op de grond dat hij zich anders mogelijk schuldig maakt aan meineed. De getuige beroept zich op zijn verschoningsrecht.

3. Een geschrift, te weten een kopie van een brief van mr. F. Posthumus, advocaat-generaal, van 15 juli 2014, gericht aan het Arrondissementsparket Noord-Holland.

Dit geschrift houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – in:

Wij hebben eerder contact gehad over de mogelijke vervolging van [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980. Binnen de megazaak Passage is de moord op [slachtoffer] en de aanloop naar de moord, een van de zaken. In Passage staan daarvoor terecht [betrokkene 6] , [betrokkene 5] , [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] . [verdachte] is rechtsgeldig als getuige opgeroepen in het hoger beroep in Passage. Hij is opgeroepen voor de zitting van 14 mei 2014.

4. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2017.

Deze verklaring houdt – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – in:

Ik heb een dagvaarding om te getuigen gekregen, terwijl ik voor die zaak vast zat in het Paleis van Justitie in Den Haag. Daar heb ik een keer een dagvaarding in mijn handen gedrukt gekregen.”

4.3.

Het hof heeft op het verzoek van de verdediging tot verwijzing naar een ander hof het volgende overwogen:

Inleiding

De verdachte is bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 16 november 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK3445) veroordeeld voor het medeplegen van moord op de Amsterdamse caféhouder [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), gepleegd op 20 april 2006. Deze veroordeling is met het arrest van de Hoge Raad van 20 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011 :LJN BQ3137) onherroepelijk geworden.

Zoals van algemene bekendheid is, dienen bij het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep sedert enige tijd de strafzaken die gezamenlijk plegen te worden aangeduid als het ‘Passage-proces’. Daarbij worden zes personen - net als eerder de verdachte - beschuldigd van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] . Deze personen betreffen [betrokkene 3] , [betrokkene 6] , [betrokkene 5] , [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 4] . De verdachte is in het Passage-proces op 14 mei 2014 voor de zitting van het gerechtshof Amsterdam in het Justitieel Complex Schiphol (JCS) als getuige verschenen. Daar heeft hij op de door de wet voorgeschreven wijze de belofte afgelegd dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zou verklaren. Vervolgens heeft hij, anders dan op vragen naar zijn personalia en een enkele vraag omtrent zijn persoonlijke situatie, op geen enkele vraag antwoord willen geven, omdat hij, zo deelde hij mede, van mening was dat hem een beroep op een verschoningsrecht toekwam. Op vordering van de advocaat-generaal heeft het hof hierop bevolen dat de verdachte voor ten hoogste dertig dagen in gijzeling werd genomen en dat hij op 2 juni 2014 wederom aan het hof diende te worden voorgeleid. Op laatstgenoemde datum is de verdachte in het JCS opnieuw als getuige voor het hof verschenen. Daar heeft hij op de door de wet voorgeschreven wijze opnieuw de belofte afgelegd dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zou verklaren. Wederom heeft hij te kennen gegeven zich ten aanzien van alle vragen te beroepen op zijn verschoningsrecht. Vervolgens is hij door het hof uit de gijzeling ontslagen, omdat er geen enkele aanwijzing was dat door de toepassing van die gijzeling de medewerking van de verdachte als getuige aan het verhoor kon worden afgedwongen. Op geen van beide data heeft de verdachte willen toelichten waarom hij van mening was dat hem een beroep een verschoningsrecht toekwam.

Van algemene bekendheid is voorts dat [betrokkene 7] op 13 december 2014 in het onderzoek ‘Vandros’ is aangehouden als verdachte van betrokkenheid bij (onder andere) de moord op [slachtoffer] en dat bij de rechtbank Amsterdam tegen hem nu een strafzaak aanhangig is.

Bij dagvaarding van 2 maart 2015 heeft de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland tegen de verdachte strafvervolging ingesteld en hem, kort gezegd, verweten dat hij op 14 mei en 2 juni 2014 niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting die de verdachte als getuige had te vervullen als bedoeld in artikel 192 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

Verzoek tot verwijzing naar ander gerechtshof

Bewijsoverwegingen

Juridisch kader

Niet voldoen aan enige wettelijke verplichting

Verschoningsrecht