Parket bij de Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1158, 17/01629
Parket bij de Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1158, 17/01629
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2018
- Datum publicatie
- 16 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2018:1158
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:2278
- Zaaknummer
- 17/01629
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Vervolging weigerende getuige in het Passageproces op grond van art. 162 Sr. Afwijzing verzoek tot verwijzing van de zaak naar een ander hof op grond van art. 62b RO. Afwijzing beroep op verschoningsrecht omdat de verdachte weigert dit toe te lichten. Betekenis van handelen in strijd met “enige wettelijke verplichting” in de zin van art. 192 Sr. Bewijs van opzet op schenden van deze wettelijke verplichting.
De AG adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen. Samenhang met 17/01624.
Conclusie
|
Nr. 17/01629 Zitting: 16 oktober 2018 |
Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
-
De verdachte is bij arrest van 20 maart 2017 door het Gerechtshof Amsterdam schuldig verklaard wegens “wettelijk als getuige opgeroepen, opzettelijk in een strafzaak niet voldoen aan enige wettelijke verplichting die hij als zodanig te vervullen heeft” en daarbij is bepaald dat de verdachte ter zake daarvan geen straf of maatregel wordt opgelegd.
-
Er bestaat samenhang met de zaak 17/01624. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
-
Het gaat in deze zaak om het volgende. De verdachte is in 2011 onherroepelijk veroordeeld1 voor het medeplegen van de moord op [slachtoffer] in 2006 tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en zes maanden. De onderhavige zaak heeft betrekking op de rol van de verdachte als getuige in de strafzaken die gezamenlijk worden aangeduid als het ‘Passageproces’.2 Tijdens meerdere terechtzittingen heeft de verdachte, opgeroepen en verschenen als getuige, geweigerd te antwoorden op hem gestelde vragen en zich beroepen op zijn verschoningsrecht. In deze en de samenhangende zaak is hij veroordeeld wegens de weigering als getuige antwoord te geven op vragen als bedoeld in art. 192 Sr.
4. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld die zijn gericht tegen:
I. de weigering van het hof om onderhavige strafzaak tegen de verdachte ter berechting te verwijzen naar een ander hof;
II. de verwerping van het verweer dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn vervolging is vanwege schending van het lex certa beginsel omdat het niet op voorhand duidelijk is wat de “wettelijke verplichting” van art. 192 Sr inhoudt;
III. de bewijsvoering van het hof met betrekking tot het opzet van de verdachte op het plegen van het misdrijf van art. 192 Sr;
IV. de verwerping van het verweer dat de verdachte vanwege rechtsdwaling niet strafbaar is.
4.1. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op 9 april 2015 in de gemeente Haarlemmermeer, terwijl hij wettelijk als getuige was opgeroepen ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan enige wettelijke verplichting die hij als zodanig had te vervullen, immers heeft hij, verdachte, op die terechtzitting geweigerd antwoord te geven op aan hem gestelde vragen en zich daarbij ten onrechte beroepen op een verschoningsrecht.”
4.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij het arrest:
“Bewijsmiddelen
1. Een gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 april 2015 van het gerechtshof Amsterdam, Afdeling strafrecht, zittingslocatie Justitieel Complex Schiphol, in de strafzaken tegen [betrokkene 2] (23-000646), [betrokkene 3] (23-000672-13), [betrokkene 4] (23-000707-13), [betrokkene 5] (23-000647-13) en [betrokkene 6] (23-000643-13), vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in:
De voorzitter deelt mee dat vandaag aan de orde is het voor van de getuige [verdachte] .
De voorzitter doet de getuige [verdachte] voor zich verschijnen. De getuige wordt bijgestaan door mr. N. Harlequin, advocate te Den Haag.
De getuige doet op vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, geboorteplaats, geboortedatum, woon- of verblijfplaats en beroep voor zover hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van de verdachten te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de belofte af de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.
De getuige [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , zonder beroep, verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op vragen van de voorzitter:
Ik zal mij vandaag steeds op mijn verschoningsrecht beroepen en zal geen enkele vraag beantwoorden. Ik vat het verschoningsrecht aldus op, dat ik de enige ben die met zekerheid kan zeggen of dat recht mij toekomt. Ik wil de vraag waarom ik mij op mijn verschoningsrecht beroep ook niet beantwoorden; een nadere toelichting geef ik ook niet. Ik wil ook niet zeggen of ik uit angst niets wil verklaren. Ik hoor u nogmaals uiteenzetten wat het verschoningsrecht inhoudt en welke informatie het hof nodig heeft om te kunnen beoordelen of een beroep op een verschoningsrecht mij toekomt. Ik hoor u ook zeggen dat u ervan uitgaat dat mijn raadsvrouw mij de procedure aangaande het inroepen van en de reikwijdte van aan getuigen toekomende rechten tot verschoning zal hebben uitgelegd. Ik ben mij ervan bewust dat mijn weigering te verklaren consequenties kan hebben, bijvoorbeeld ten aanzien van mijn voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Op een vraag van de jongste raadsheer verklaart de getuige [verdachte] – zakelijk weergegeven – het volgende:
U vraagt mij of ik kan uitleggen in welke precaire situatie ik mij bevind. Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht.
De advocaat-generaal deelt – zakelijk weergegeven – het volgende mede:
De getuige [verdachte] komt geen algeheel verschoningsrecht toe. Het is wel denkbaar dat de getuige [verdachte] ten aanzien van bepaalde vragen wel een verschoningsrecht toekomt. Het hof dient dit echter per vraag te beoordelen.
De getuige [verdachte] is eerder gehoord, namelijk op 14 mei 2014. [verdachte] is andermaal als getuige opgeroepen naar aanleiding van de verklaringen van de getuige [betrokkene 6] , die ook heeft verklaard over [verdachte] . Wij wensen in dat verband vragen te stellen aan de getuige [verdachte] . De getuige [verdachte] weigert zonder wettige grond te verklaren.
Overwogen zal worden de getuige opnieuw te vervolgen ter zake van overtreding van artikel 192 van het Wetboek van Strafrecht.
De getuige [verdachte] verklaart – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op vragen van mr. [N.C.J.] Meijering (de raadsman van [betrokkene 5] ):
U vraagt mij of ik heb kennisgenomen van de inhoud van de verklaringen van [betrokkene 6] . Ook vraagt u mij of ik mij realiseer dat ik door te verklaren mensen kan helpen. Ik beroep mij op mijn verschoningsrecht.