Parket bij de Hoge Raad, 10-11-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1040, 19/01856
Parket bij de Hoge Raad, 10-11-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1040, 19/01856
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 november 2020
- Datum publicatie
- 10 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2020:1040
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:2
- Zaaknummer
- 19/01856
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Chaletmoord te Ermelo. Medeplichtigheid aan opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is (art. 48 jo. 157 Sr) en medeplichtigheid aan poging tot een lijk verbranden met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen (art. 48 jo. 151 jo. 45 Sr) Middel over het oordeel van het hof dat de verklaringen van de door de verdediging niet-ondervraagde medeverdachten zonder schending van het ondervragingsrecht (art. 6, derde lid onder d, EVRM ) voor het bewijs kunnen worden gebruikt omdat die bewezenverklaring niet alleen of in beslissende mate op die verklaringen steunt. Betekenis van de verklaringen van twee getuigen die elkaar ‘over en weer’ ondersteunen. De AG adviseert de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het hof.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer19/01856
Zitting 10 november 2020
CONCLUSIE
F.W. Bleichrodt
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.
Het cassatieberoep
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft de verdachte bij arrest van 24 januari 20191 wegens (de eendaadse samenloop van) 1. “medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is” en 2. “medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot een lijk verbranden met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr. Het hof heeft verder de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
2. De zaak hangt samen met de zaken met de nummers 19/00515 ( [medeverdachte 3] ) en 19/00919 ( [medeverdachte 2] ). In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R.J. Baumgardt, mr. P. van Dongen en mr. S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
De zaak
4. De zaak, die landelijke bekendheid heeft gekregen als de ‘chaletmoord’, gaat over het volgende. Op 14 maart 2014 omstreeks 21.30 uur krijgt de brandweer een melding om naar bungalowpark [A] in Ermelo te gaan waar een bungalow (‘chalet’) in brand zou staan. De brandweer treft in de bungalow het stoffelijk overschot aan van, naar later zal blijken, [slachtoffer] , die al eerder door zijn familie als vermist was opgegeven. Onderzoek wijst uit dat hij door geweld om het leven is gekomen en dat de bungalow in brand is gestoken. [medeverdachte 3] , de zus van de verdachte, is onder meer veroordeeld wegens het van het leven beroven van [slachtoffer] . [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] zijn veroordeeld in verband met het in brand steken van het chalet en de poging tot het verbranden van een lijk met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen. De verdachte is veroordeeld wegens medeplichtigheid aan de door [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] begane feiten. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zijn auto ter beschikking heeft gesteld om [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] in de gelegenheid te stellen zich te verplaatsen naar/van de bungalow en dat hij aan hen een jerrycan gevuld met benzine beschikbaar heeft gesteld.