Home

Parket bij de Hoge Raad, 06-10-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1115, 19/02118

Parket bij de Hoge Raad, 06-10-2020, ECLI:NL:PHR:2020:1115, 19/02118

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
6 oktober 2020
Datum publicatie
24 november 2020
ECLI
ECLI:NL:PHR:2020:1115
Formele relaties
Zaaknummer
19/02118

Inhoudsindicatie

Profijtontneming, w.v.v. uit grootschalige internationale handel in harddrugs in georganiseerd verband. Heeft hof in strijd met art. 6.3 ahf. en onder d EVRM verklaringen van medeveroordeelde betrokken bij oordeel dat betrokkene voorafgaand aan in strafzaak bewezenverklaarde periode w.v.v. heeft verkregen nu verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen?

HR: Uit p-v van tz. in h.b. en pleitnota blijkt niet dat namens betrokkene in ontnemingszaak het verzoek is gedaan om medeveroordeelde als getuige te horen noch dat verweer is gevoerd dat verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2017:1016 m.b.t. aanspraak verdediging op behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Deze rechtspraak is ook van betekenis in ontnemingsprocedure indien en v.zv. een i.v.m. ontnemingsprocedure te nemen beslissing inhoudt dat betrokkene zelf een concreet aangeduid strafbaar feit heeft begaan (vgl.ECLI:NL:HR:2018:2023). Het cassatiemiddel faalt, omdat verdediging in ontnemingszaak niet het verzoek heeft gedaan medeveroordeelde als getuige te horen, en in h.b. evenmin het verweer is gevoerd dat verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen. Volgt verwerping. Samenhang met 19/02119, 19/02285 en 19/02116.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 19/02118 P

Zitting 6 oktober 2020 (bij vervroeging)

CONCLUSIE

AG