Home

Parket bij de Hoge Raad, 24-05-2022, ECLI:NL:PHR:2022:459, 20/03397

Parket bij de Hoge Raad, 24-05-2022, ECLI:NL:PHR:2022:459, 20/03397

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
24 mei 2022
Datum publicatie
25 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:PHR:2022:459
Formele relaties
  • Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1006
Zaaknummer
20/03397

Inhoudsindicatie

Conclusie AG. Gekwalifceerde diefstal bankpassen en geld. Slagende klachten over bewezenverklaring medeplegen. Conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/03397

Zitting 24 mei 2022

CONCLUSIE

D.J.M.W. Paridaens

In de zaak

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,

hierna: de verdachte.

Inleiding

1. De verdachte is bij arrest van 16 oktober 2020 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens onder 1 “diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd” en onder 2 “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Daarbij heeft het hof de teruggave gelast van de inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover deze voorwerpen nog aanwezig zijn en niet zijn teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te wijzen personen. Ook heeft het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 1] toegewezen tot een bedrag van € 500,- en voor dat bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de duur van de gijzeling bepaald op ten hoogste tien dagen.

2. Namens de verdachte heeft D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, drie middelen van cassatie voorgesteld.

Het eerste middel

3. De verdachte is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de diefstal van drie bankpassen (feit 1) en bij de diefstal van een geldbedrag door middel van één van die gestolen bankpassen (feit 2).

4. Het middel bevat verschillende klachten over de bewezenverklaring van het onder 1 en van het onder 2 tenlastegelegde, waaronder klachten over de bewezenverklaring van het medeplegen.

De klacht over het medeplegen van het onder 1 tenlastegelegde

5. De klacht houdt in dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde niet zonder meer begrijpelijk is vanwege de wijze waarop gebruik is gemaakt van schakelbewijs, in het bijzonder ten aanzien van het medeplegen. Aangevoerd wordt dat de schoen wringt daar waar het hof de modus operandi niet alleen gebruikt voor het bewijs van het plegen van de feiten, maar ook voor het tezamen en in vereniging plegen ervan. Daarnaast wordt aangevoerd dat de overweging van het hof over de modus operandi enkel ziet op de wijze waarop het feit wordt voorbereid, maar dat daaruit niet blijkt waarom de modus operandi ook overeenkomt ten aanzien van het in vereniging plegen van de andere twee diefstallen. Een dergelijke motivering zou ook niet in de overwegingen van het hof besloten liggen. Tot slot wordt aangevoerd dat het niet gaat om diefstallen die niet alleen gepleegd kunnen worden.

6. Het hof heeft ten laste van de verdachte onder 1 bewezen verklaard dat:

“hij op tijdstippen in de periode van 27 februari 2017 tot en met 10 maart 2017 te [plaats] en te [plaats] en te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere bankpassen, toebehorende aan [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 1] .”

7. Het hof heeft deze bewezenverklaring gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen:

“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte met bijlage (p. 26-28), genummerd PL0600-2017110004-1, gesloten en ondertekend op 10 maart 2017 door [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 2]:

Op dinsdag 7 maart om 00.35 uur ontving ik een mail van bankzaken@abnamro.nl, met als onderwerp regel 'Uw huidige betaalpas vervalt voor gebruik'. Na het openen van de mail heb ik op een link geklikt die in de mail staat. Ik werd vervolgens doorgelinkt naar een pagina van de ABN AMRO. Er opende een invulprogramma van de ABN AMRO, waarbij ik diverse gegevens moest invullen. Ik heb alles ingevuld en vervolgens duurde het vrij lang tot de aanvraag voor een nieuwe betaalpas op zijn einde was. Ik kreeg de melding dat ik de bankpas binnen 5 werkdagen thuis zou ontvangen.

Op woensdag 8 maart heb ik dus de aanvraag van deze nieuwe bankpas gedaan en ik verwachtte dus de bankpas binnen enkele werkdagen in mijn brievenbus.

2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (p. 20-22), genummerd PL0600-2017110004-7, gesloten en ondertekend op 10 maart 2017 door [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant:

Op vrijdag 10 maart 2017 omstreeks 12.02 uur bevond ik mij in het bureau van politie te Epe, Heerderweg 24. Op genoemde dag/datum en tijd zag ik een melding verschijnen op het uitgiftescherm van het Real Time Intelligence center aangaande een verdachte situatie aan de [a-straat] te [plaats] , die gemeld was door een politie collega in vrije tijd. Op genoemde datum omstreeks 12.20 uur kwam ik verbalisant ter plaatse op de [a-straat] te [plaats] . Op deze locatie trof ik de melder die mij vervolgens wees op het bewuste voertuig. Ik verbalisant zag dat het om een grijze Seat Ibiza ging met het hierboven genoemde kenteken ( [kenteken] ). Ik verbalisant heb vervolgens een positie ingenomen waarbij ik goed zicht had op het voertuig en de directe omgeving. Op genoemde datum omstreeks 12.40 uur zag ik een postbode aankomen fietsen over de [a-straat] . Ik verbalisant zag dat zij enkele poststukken vanaf haar fiets in de brievenbussen deed en daarna verder fietste de [b-straat] in. Direct nadat de postbode verder fietste zag ik dat het bijrijdersportier van het genoemde voertuig werd geopend. Ik verbalisant zag dat er een licht getinte man uitstapte, naar later bleek:

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] .

De man liep met versnelde pas in de richting van de brievenbussen waar de postbode zojuist bij stond. Ik verbalisant zag dat hij de eerste brievenbus, gezien vanaf de [a-straat] , opende en daar een poststuk uitpakte. Ik verbalisant zag dat de man daarbij om zich heen keek en het poststuk direct in zijn jas stopte. De man liep vervolgens met versnelde pas terug in de richting van het genoemde voertuig. Ik verbalisant hoorde dat de motor van het voertuig op dat moment gestart werd. Nadat de bijrijder was ingestapt reed het voertuig direct weg over de [a-straat] in de richting van de [c-straat] .

3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlagen (p. 23-25), genummerd PL0600-2017110004-20, gesloten en ondertekend op 10 maart 2017 door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant:

Op vrijdag 10 maart 2017, omstreeks 12:45 uur, kwam ik ter plaatse op de locatie [c-straat] te [plaats] , alwaar een voertuig was staande gehouden en de twee inzittenden van dat voertuig op heterdaad waren aangehouden ter zake diefstal en/of diefstal in vereniging.

Ik heb daarop op basis van artikel 96b Wetboek van Strafvordering het voertuig doorzocht. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , deed het linkerportier aan de achterzijde het voertuig open. Ik zag onder de passagiersstoel een witte brief wat verfrommeld liggen. Ik heb deze brief in beslaggenomen. Ik heb deze brief gepakt en zag dat deze brief was geadresseerd aan:

[betrokkene 2] en/of [betrokkene 4]

[b-straat 1]

[postcode] [plaats]

Ik zag dat de brief geopend was. Ik zag dat in de envelop een brief zat, afkomstig van de ABN-AMRO bank, met hierop geplakt een bankpas.

4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte met bijlagen (p. 31-38), genummerd PL0900-2017064250-1, gesloten en ondertekend op 8 maart 2017 door [verbalisant 4] , BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :

Op 27 februari 2017, omstreeks 09:50 uur was ik thuis, gelegen aan de [d-straat 1] te [plaats] . Ik zat achter mijn computer te werken en zag dat ik een mail van Knab kreeg. Ik maakte dit open en las dat ik een verouderde pas had en kon de link, " >Online uw betaalpas aanvragen". Toen ik op de link klikte zag ik dat ik op de site van Knab kwam. Ik zag een formulier waarop ik mijn pincode van mijn Knab bankpas moest invullen. Ik zag en las dat niet alleen mijn oude pincode werd gevraagd maar ook het nieuwe. Na dit hebben ingevuld heb ik mijn aanvraag verzonden.

5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte met bijlagen (p. 39-42), genummerd PL0900-2017075988-1, gesloten en ondertekend op 13 maart 2017 door aangever en [verbalisant 4] , BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :

Ik ga er van uit dat mijn nieuwe aangevraagde bankpas tussen 27 februari 2017 en 1 maart 2017 door Knab is verstuurd naar mijn woonadres te [plaats] . Ik heb het vermoeden dat mijn bankpas tussen deze twee (2) data's is weggenomen. Ik heb mijn bankpas nooit ontvangen.

6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte met bijlagen (p. 43-47), genummerd PLO100-2017066721-1, gesloten en ondertekend op 15 maart 2017 door [verbalisant 5] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3] :

Postcode plaats: [postcode] [plaats]

Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, op maandag 27 februari 2017 te 09:48 uur:

Op maandag 27 februari 2017 kreeg ik een mail van mijn bank genaamd Knab over het feit dat ik via internet een nieuwe bankpas aan kon vragen. In de mail staat een link waarbij ik een nieuwe pas aan kon vragen. Ik heb de link gebruikt om een nieuwe pas aan te vragen. Toen ik op de link drukte verscheen er een nieuw tabblad waar ik mijn pincode in moest vullen. Verder werden er niet om gegevens gevraagd. Ik weet het niet zeker maar volgens mij verscheen er een pop-up waarop stond " bedankt voor u aanvraag". De mail zag er betrouwbaar uit. Twee dagen later nadat ik gereageerd had op de mail kreeg ik een telefoontje van mijn bank. Een medewerker vertelde mij dat ik gereageerd had op een Phising mail. De bank liet mij weten dat zij de aanvraag van de pas hadden binnen gekregen. Ik hoorde dat de medewerker zei dat de pas die ik had aangevraagd door de bank inmiddels was geblokkeerd.

7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlagen (p. 48-53), genummerd PL0600-2017110004-32, gesloten en ondertekend op 11 maart 2017 door [verbalisant 6] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 7] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten:

Voertuig betreft een Seat Ibiza voorzien van kenteken [kenteken] .

In het dashboardkastje trof ik, [verbalisant 6] , de volgende goederen aan;

- E-dentifier ABN-AMRO.

Op de achterbank trof ik, [verbalisant 7] , een zwarte louis Vuitton aan.

In de tas werden de volgende goederen aangetroffen;

- E-dentifier Knab-bank

- E-dentifier Rabobank

- Knab.debit bankpas, rekeningnummer [rekeningnummer 1] , pasnummer [001]

- Knab.debit bankpas, rekeningnummer [rekeningnummer 2] , pasnummer [002]

- Rijbewijs op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1992 te [geboorteplaats] .”

8. Het hof heeft met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde het volgende overwogen:

“Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder het navolgende.

Ten aanzien van feit 1

Diefstal bankpas [betrokkene 2]

Aan aangever [betrokkene 2] is op 7 maart 2017 een e-mail verzonden van bankzaken@abnamro.nl met als onderwerp 'Uw huidige betaalpas vervalt voor gebruik'. Na het openen van de mail heeft aangever op een link die in de mail stond geklikt, waarna hij werd doorgelinkt naar een pagina van de ABN AMRO. Vervolgens werd een invulprogramma geopend, waar aangever diverse gegevens moest invullen.

Nadat aangever deze gegevens had verstrekt, duurde het enige tijd tot de aanvraag voor een nieuwe betaalpas eindigde. Aangever heeft vervolgens een melding ontvangen dat hij de bankpas binnen vijf werkdagen thuis zou ontvangen.

Uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 maart 2017, volgt dat een politiemedewerker -in zijn vrije tijd in zijn woonwijk- een verdacht voertuig zag staan. Hij heeft dit gemeld en een collega verbalisant is ter plaatse gekomen en heeft vervolgens dit voertuig en de bestuurder en bijrijder, te weten verdachte, in de gaten gehouden. De verbalisant heeft gerelateerd dat hij een postbode aan zag komen fietsen. De postbode stopte op de [b-straat] te [plaats] en deed enkele poststukken vanaf haar fiets in de aan de straat vrijstaande brievenbussen. Direct nadat deze postbode verder fietste zag de verbalisant verdachte uit voornoemd voertuig stappen en in versnelde pas in de richting van de brievenbussen, waar de postbode zojuist stond, lopen. De verbalisant zag verdachte een brievenbus openen, een poststuk uit de brievenbus pakken en deze in zijn jas stoppen. Verdachte liep vervolgens in versnelde pas terug naar het voertuig, waarop de motor werd gestart en het voertuig meteen weg reed nadat verdachte was ingestapt.

Uit het dossier volgt dat na aanhouding van de verdachten dit voertuig is doorzocht en dat op de achterbank van dit voertuig een tas werd aangetroffen met de volgende spullen: een E-dentifier Knab-bank, een E-dentifier Rabobank, een Knab.debit bankpas, rekeningnummer [rekeningnummer 1] , pasnummer [001] (toebehorende aan aangever [betrokkene 3] ), een Knab.debit bankpas, rekeningnummer [rekeningnummer 2] , pasnummer [002] (toebehorende aan aangever [betrokkene 1] ) en een rijbewijs op naam van verdachte.

Daarnaast werd onder de bijrijdersstoel een brief, geadresseerd aan [betrokkene 2] gevonden met daarop een bankpas geplakt en in het dashboardkastje een E-dentifer ABN-AMRO bank.

Diefstal bankpas [betrokkene 3]

Aangever [betrokkene 3] heeft op 15 maart 2017 aangifte gedaan van diefstal van zijn bankpas. Aangever heeft verklaard dat hij op 27 februari 2017 een e-mail van zijn bank Knab heeft ontvangen over het feit dat hij via internet een nieuwe bankpas kon aanvragen. Aangever is door middel van een hyperlink naar een website geleid. Vervolgens heeft aangever zijn pincode in moeten vullen. Twee dagen later is aangever door de bank Knab gebeld dat het een phishing mail betrof en dat zij de aanvraag van de nieuwe bankpas hadden ontvangen. De medewerker gaf aangever te kennen dat zij de bankpas hebben geblokkeerd.

Diefstal bankpas [betrokkene 1]

Aangever [betrokkene 1] heeft op 2 maart 2017 aangifte gedaan van onder meer diefstal van zijn bankpas. Aangever heeft verklaard dat hij op 27 februari 2017 een e-mail van zijn bank Knab heeft ontvangen dat hij een verouderde bankpas had. Aangever is door middel van een hyperlink naar de website van Knab geleid. Op deze site werd om zijn pincode gevraagd. Nadat aangever zijn gegevens had ingevuld, heeft hij de aanvraag verzonden. Aangever heeft verklaard dat hij er van uit gaat dat zijn nieuwe aangevraagde bankpas tussen 27 februari 2017 en 1 maart 2017 door Knab is verstuurd naar zijn woonadres te [plaats] .

Oordeel van het hof

Het hof stelt vast dat bij alle ten laste gelegde diefstallen sprake is van eenzelfde modus operandi. Aangevers hebben allen een e-mail ontvangen van zogenaamd hun bank dat hun bankpas verouderd was dan wel binnenkort zal gaan verlopen. Via een hyperlink in deze e-mail zijn zij naar een website geleid. Daar werd een pagina getoond die sterke gelijkenis vertoont met de authentieke webpagina van hun bank en hebben zij diverse gegevens in moeten vullen, waarna de aanvraag voor een nieuwe bankpas is verstuurd. Allen hebben de aangevraagde bankpas niet ontvangen. Uit de aangifte van zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 3] volgt dat de nieuw aangevraagde bankpassen wel naar hun woning zijn verzonden door hun bank. Uiteindelijk is verdachte op 10 maart 2017 op heterdaad betrapt toen hij de bankpas van [betrokkene 2] uit de brievenbus van zijn woning heeft gehaald en zijn de bankpassen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] in de auto waar verdachte in zat terug gevonden. De bankpassen zijn terug gevonden in een tas, toebehorende aan verdachte zo volgt uit het dossier. Een en ander schreeuwt om een plausibele, min of meer verifieerbare verklaring van verdachte. Verdachte heeft zich bij de politie echter beroepen op zijn zwijgrecht en is zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep niet verschenen.

Gelet op genoemde omstandigheden en de gelijksoortige modus operandi, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte naast de bankpas van [betrokkene 2] , ook de bankpassen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] heeft gestolen.”

9. De klacht komt er in essentie op neer dat de bewezenverklaring van het medeplegen van de diefstal van drie bankpassen niet zonder meer begrijpelijk is vanwege de wijze waarop het hof schakelbewijs heeft gebruikt.

10. Bij de beoordeling van de klacht moet het volgende worden vooropgesteld. Indien voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten was betrokken, dient de vraag of de redengevendheid van dergelijk zogenoemd schakelbewijs begrijpelijk is, te worden beoordeeld in het licht van de gehele bewijsvoering.1 Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.2

11. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte is betrapt toen hij als bijrijder uit een auto stapte en de bankpas van [betrokkene 2] uit de brievenbus van de woning van [betrokkene 2] haalde (bewijsmiddel 2). De verdachte is daarna weer in de auto gestapt, waarna de auto is weggereden (bewijsmiddel 2). Toen de auto even later tot stilstand is gebracht en de twee inzittenden waren aangehouden, is onder de passagiersstoel een aan onder meer [betrokkene 2] geadresseerde brief van de ABN AMRO met een bankpas gevonden (bewijsmiddel 3). Daarnaast zijn in een tas van de verdachte, die zich in de auto bevond, de bankpassen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] gevonden (bewijsmiddel 7).

12. In zijn bewijsoverweging heeft het hof vastgesteld:

(i) dat bij de voorbereiding van alle tenlastegelegde diefstallen sprake is van dezelfde modus operandi;

(ii) dat de verdachte op heterdaad is betrapt toen hij de bankpas van [betrokkene 2] uit de brievenbus van zijn woning heeft gehaald;

(iii) dat de bankpassen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] zijn gevonden in de auto waarin de verdachte zat en wel in een tas van de verdachte;

(iv) dat het voorgaande schreeuwt om een plausibele, min of meer verifieerbare verklaring van de verdachte, die ontbreekt.

Het hof heeft hieruit afgeleid dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte, naast de bankpas van [betrokkene 2] , ook de bankpassen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] heeft gestolen.

13. Naar mijn oordeel is de bewezenverklaring daarmee toereikend gemotiveerd voor zover het gaat om het door de verdachte plegen van de diefstal van de drie bankpassen. Dat ligt echter anders waar het gaat om de bewezenverklaring van het medeplegen. Voor zover het hof op basis van de bewijsvoering ten aanzien van de diefstal van de bankpas van [betrokkene 2] al tot een bewezenverklaring van medeplegen heeft kunnen komen – de betrokkenheid van de medeverdachte lijkt eerder op medeplichtigheid te wijzen – geldt dat zeker niet zonder meer ten aanzien van de diefstallen van de andere twee bankpassen. In de bewijsmiddelen staat immers niets over de betrokkenheid van de medeverdachte bij die diefstallen, terwijl het hof daaraan ook geen nadere overweging heeft gewijd. De bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde is daarom niet zonder meer begrijpelijk.

14. De klacht slaagt.

De klacht over het medeplegen van het onder 2 tenlastegelegde

15. De klacht hangt nauw samen met de vorige klacht. De klacht houdt in dat het medeplegen van het onder 2 tenlastegelegde niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daartoe wordt aangevoerd dat het hof heeft geoordeeld dat, gelet op het korte tijdsbestek tussen het wegnemen van de bankpas bij [betrokkene 1] en de geldopnamen daarmee, de verdachte deze geldopnamen heeft gedaan en het geld heeft weggenomen. Uit de bewijsmiddelen en bewijsoverweging zou echter niet blijken dat de verdachte dit tezamen en in vereniging met een ander heeft gedaan.

16. Het hof heeft ten laste van de verdachte onder 2 bewezen verklaard dat:

“hij op 1 maart 2017 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat/betaalautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal (ongeveer) € 2.952,00 toebehorende aan [betrokkene 1] , waarbij verdachte en/of zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde de (gestolen) pinpas en pincode.”

17. Het hof heeft deze bewezenverklaring gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen:

“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte met bijlagen (p. 31-38), genummerd PL0900-2017064250-1, gesloten en ondertekend op 8 maart 2017 door [verbalisant 4] , BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :

Op woensdag 1 maart 2017, omstreeks 16:30 uur, was ik thuis en wilde via mijn mobieltje mijn Knab rekening checken. Toen ik mijn rekening checkte, mijn rekeningnummer [rekeningnummer 2] , zag ik dat er geld van mijn rekening was weggenomen. Ik zag dat er op 1 maart 2017 om 16:02 uur een bedrag van 984,00, op 1 maart 2017 om 16:04 een bedrag van 984,00, op 1 maart 2017 om 16:07 uur een bedrag van 984,00 was opgenomen bij een betaalautomaat te Amstelveen met bankpas [002] .

2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte met bijlagen (p. 39-42), genummerd PL0900-2017075988-1, gesloten en ondertekend op 13 maart 2017 door aangever en [verbalisant 4] , BOA domein generieke opsporing van politie Eenheid Midden-Nederland, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :

Ik ga er van uit dat mijn nieuwe aangevraagde bankpas tussen 27 februari 2017 en 1 maart 2017 door Knab is verstuurd naar mijn woonadres te [plaats] . Ik heb het vermoeden dat mijn bankpas tussen deze twee (2) data's is weggenomen. Ik heb mijn bankpas nooit ontvangen.”

18. Het hof heeft in zijn arrest bewezen verklaard dat de onder 2 tenlastegelegde diefstal van het geld, met gebruikmaking van de van [betrokkene 1] gestolen bankpas, is begaan door beide verdachten samen. In zijn arrest heeft het hof over deze diefstal van het geld het volgende overwogen:

“Diefstal geld [betrokkene 1]

Aangever [betrokkene 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat zijn nieuw aangevraagde bankpas tussen 27 februari 2017 en 1 maart 2017 door zijn bank naar zijn woonadres moet zijn verstuurd. Aangever zag dat op 1 maart 2017 om 16:02 uur, 16:04 uur en 16:07 uur geld van zijn bankrekening was opgenomen bij een betaalautomaat in Amstelveen. In totaal is € 2.952,00 opgenomen.

Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat, gezien het korte tijdsbestek tussen het wegnemen van de bankpas en de geldopnamen bij de geldautomaat, verdachte de persoon is geweest die de bankpas heeft weggenomen en eveneens de persoon is geweest die de geldopnamen heeft gedaan én daarmee het geld heeft weggenomen. Een redelijke verklaring die noopt tot een ander oordeel heeft de verdachte niet gegeven. Naar het oordeel van het hof is dan ook bewezen dat verdachte zowel de bankpas als het geld heeft gestolen.”

19. Het hof heeft dus in zijn bewijsoverweging geoordeeld dat, gezien het korte tijdsbestek tussen het wegnemen van de bankpas en de geldopnamen bij de geldautomaat, de verdachte de bankpas moet hebben weggenomen en de geldopnamen moet hebben gedaan én daarmee het geld moet hebben weggenomen. Het hof heeft eveneens geoordeeld dat de verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven die noopt tot een ander oordeel. Het hof heeft daarom geconcludeerd dat de verdachte zowel de bankpas als het geld heeft gestolen.

20. Het middel werpt de vraag op hoe het hof dan tot een bewezenverklaring van medeplegen heeft kunnen komen. Bij de beantwoording van deze vraag moet worden vooropgesteld dat voor een bewezenverklaring van medeplegen de volgende eisen gelden:

“3.1. […] In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. […] Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. […]

In de praktijk is een belangrijke en moeilijke vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken. Die vraag laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Algemene regels kunnen daarom dienaangaande niet worden gegeven. Wel kan de Hoge Raad met betrekking tot dit thema, mede gelet op zijn eerdere rechtspraak, enige aandachtspunten formuleren.

3.2.1. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving.

[…]

3.2.2. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. […]

3.2.3. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. […] Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. […] Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.”3

21. In deze zaak heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte het geld tezamen en in vereniging met een ander heeft gestolen. Uit de bewijsmiddelen en bewijsoverweging blijkt evenwel niets over de rol van de medeverdachte. De bewezenverklaring van het medeplegen van het onder 2 tenlastegelegde is daarom niet toereikend gemotiveerd.

22. De klacht slaagt.

Slotsom

23. Het middel slaagt.

Het tweede en het derde middel

Slotsom