Parket bij de Hoge Raad, 12-12-2023, ECLI:NL:PHR:2023:1124, 22/00665
Parket bij de Hoge Raad, 12-12-2023, ECLI:NL:PHR:2023:1124, 22/00665
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 december 2023
- Datum publicatie
- 12 december 2023
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2023:1124
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:556
- Zaaknummer
- 22/00665
Inhoudsindicatie
Conclusie plv. AG. Middelen over de aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel, over de bewezenverklaring van gevaar door brandstichting en over berechting binnen een redelijke termijn kunnen niet leiden tot cassatie. De conclusie gaat vervolgens uitgebreid in op de vraag in hoeverre een lacune bestaat in de rechtsbescherming rondom het verhoor van kwetsbare verdachten die niet door de politie zijn aangehouden. De conclusie strekt tot gedeeltelijke vernietiging van het bestreden arrest omdat het oordeel van het hof dat geen sprake is van een kwetsbare verdachte niet in stand kan blijven.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/00665
Zitting 12 december 2023
CONCLUSIE
M.E. van Wees
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de verdachte.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 21 februari 2022 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, onder gedeeltelijke bevestiging van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 februari 2021, wegens 02/055357-19 primair “poging tot zware mishandeling" en 02/257506-20 “opzettelijke brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
Dit middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling niet wordt gedragen door de gebezigde bewijsmiddelen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij:
“op 23 oktober 2018 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (aardappelschil)mes meermalen heeft gestoken in het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid”.
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen zoals opgenomen in de aanvulling op het verkorte arrest:
“1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019 (pg. 3-4), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer], wonende aan de [a-straat 1] te [plaats], afgelegd op 29 oktober 2018:Ik doe hierbij aangifte van mishandeling. Ik kan mij nog goed herinneren wat er op die 23 oktober 2018 is gebeurd. Ik liep naar het toilet op mijn kamer, ik heb [kamer] (het hof begrijpt: [kamer] aan de [a-straat 1] te [plaats]). Ik deel dit toilet en deze badkamer met [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]). Ik zag dat ze het toilet binnen kwam lopen. Ik voelde direct hierna pijn op mijn lichaam, rechter bovenarm en borst. Ik zag vervolgens bloed op mijn arm en borst. Ik ben vervolgens direct het toilet uitgelopen en de gang van de afdeling ingelopen. Ik ben overgebracht naar de GGZ in [plaats], hier heeft de arts mijn wonden gehecht en verbonden. Hier hoorde ik dat ik steekwonden had op mijn rug, borst en bovenarm. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een medische verklaring d.d. 23 oktober 2018 (pg. 12), voor zover inhoudende als rapportage van somatisch arts [betrokkene 1] (huisarts): [slachtoffer] is zonet op verschillende plaatsen gestoken. Ik heb geconstateerd dat zij een diepe steekwond in haar rechter schouder heeft. Deze is dichtgemaakt middels drie hechtingen. Daarnaast constateer ik een kleine oppervlakkige steekwond in haar rechter borst en op haar rug. Voor zowel de steekwond op haar borst als rug heb ik een hechting gebruikt.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2018 (p. 8 en 9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]: (p. 8) Op 24 oktober 2018 kreeg ik de melding dat er een persoon op 23 oktober 2018 bij de GGZ in [plaats] aan de [a-straat 1] was gestoken met een mes. (pg. 9) [verdachte] heeft met een aardappelschilmesje op het lichaam van aangeefster gestoken. Later die dag [van 31 oktober 2018, MvW] heb ik een kort gesprek gehad met [verdachte]. Ze vertelde direct dat ze spijt had van haar daad.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 17 januari 2019 (pg. 15 t/m 19), voorzover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte [verdachte]: (pg. 16) Ik had een mes meegenomen naar mijn kamer; ik had een aardappelschilmesje op mijn kamer. (pg. 17) [slachtoffer] ging naar de wc en toen heb ik haar met een mes gestoken. Ze ging naar de wc en toen heb ik een paar keer gestoken en toen vluchtte ze weg. (pg. 18) Ik wilde haar in haar arm en borst steken. Ik stak haar op het moment dat ze op de wc zat.”
De bewijsoverweging van de rechtbank, zoals bevestigd en aangevuld door het hof, luidt onder meer:
“De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheid dat het slachtoffer een diepe steekwond in de schouder heeft opgelopen volgt dat verdachte met een mes met een dusdanige kracht heeft gestoken op kwetsbare delen van het lichaam dat daardoor de aanmerkelijke kans aanwezig was dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Het steken met een mes in de schouder, waar vitale verbindingen voor het functioneren van het menselijk lichaam bij elkaar komen, kan immers leiden tot ernstige verwondingen met langdurig, mogelijk blijvende gevolgen, ernstig weefselschade en een blijvend litteken. Verdachte heeft ook nog met het mes gestoken in de borst en rug van [slachtoffer], waar zich vitale organen bevinden. Door gebruik te maken van een mes en met kracht te steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Dat het letsel uiteindelijk beperkt is gebleven, doet hieraan niet af.” (gecursiveerde woorden ingevoegd door het hof, MvW)
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de bewijsmiddelen geen nadere specificatie bevatten van het gebruikte mes, van de toegebrachte verwondingen en van de door de verdachte gebruikte kracht bij het steken. Ik begrijp het middel aldus dat wordt gesteld dat daardoor de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel en daarmee het opzet op het toebrengen daarvan, niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Wat onder zwaar lichamelijk letsel moet worden begrepen, kan in eerste instantie worden afgeleid uit art. 82 Sr, dat een aantal gevallen van zwaar lichamelijk letsel noemt. Deze bepaling laat de rechter echter de vrijheid om ook buiten deze gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Gelet op de uiteenlopende vormen waarin lichamelijk letsel zich kan voordoen, kan bezwaarlijk precies worden aangegeven wanneer dat letsel als zwaar lichamelijk letsel geldt. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. De vaststelling aan de hand van deze gezichtspunten of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zal vaak worden gegrond op gegevens van medische aard. In evidente gevallen kan bij die vaststelling ook in aanmerking worden genomen hetgeen algemene ervaringsregels omtrent die gezichtspunten leren.1
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.2 Daaronder dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid oftewel een geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans.3
Het hof heeft overwogen dat door de messteken de kans bestond van langdurige, mogelijk blijvende lichamelijke gevolgen, ernstige weefselschade en een blijvend litteken. Dergelijke letsels, die ook in combinatie hadden kunnen voorkomen, kunnen al naar hun aard zwaar zijn, noodzaken tot medisch ingrijpen, langdurig herstel vergen of leiden tot letsel waarvan volledig herstel niet mogelijk is. Dat de kans op deze gevolgen aanmerkelijk was, heeft het hof afgeleid uit de vaststelling dat met kracht is gestoken en uit de plaats waar is gestoken, namelijk waar zich vitale verbindingen en vitale organen bevinden. Beide blijkt volgens het hof uit de geconstateerde steekverwondingen. Dit oordeel van het hof, dat is gebaseerd op navolgbare algemene ervaringsregels, is niet onbegrijpelijk en is ook voldoende gemotiveerd. Voor zover het middel stelt dat niet is gebleken of er sprake is van verwondingen in of in de nabijheid van vitale lichaamsdelen, mist het feitelijke grondslag. Ik kan het middel verder niet volgen waar het stelt dat het hof meer precieze vaststellingen had moeten doen over het wapen, de verwondingen en de door de verdachte gebruikte kracht. De vaststellingen en overwegingen van het hof kunnen het oordeel dat sprake is van een kans op zwaar lichamelijk letsel die voldoende groot is om als aanmerkelijk te gelden, zelfstandig dragen.