Home

Parket bij de Hoge Raad, 27-08-2024, ECLI:NL:PHR:2024:846, 24/00683

Parket bij de Hoge Raad, 27-08-2024, ECLI:NL:PHR:2024:846, 24/00683

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
27 augustus 2024
Datum publicatie
29 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:846
Formele relaties
Zaaknummer
24/00683

Inhoudsindicatie

Conclusie AG. Beklag (art. 98.4 Sv jo. art. 552a Sv) over beslag op gegevensdragers in het kader van een strafzaak waarin een notaris, diens kantoor en een voormalige werknemer van het notariskantoor als verdachten zijn aangemerkt van overtreding van art. 16 Wwft en witwassen. Op deze gegevensdrager bevinden zich ook documenten die (mogelijk) onder het verschoningsrecht van derde verschoningsgerechtigde notarissen vallen. Namens twee van hen is (door de protocolhouder) beklag ingediend tegen dit beslag. Het middel dat zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat de ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ die de doorbreking van het verschoningsrecht van de verdachte notaris en diens kantoor rechtvaardigen tevens de doorbreking van het verschoningsrecht van klagers, als derde-verschoningsgerechtigden (die niet als verdachten zijn aangemerkt) rechtvaardigen, slaagt volgens de AG. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing. Samenhang met 24/00858.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/00683 Bv

Zitting 27 augustus 2024

CONCLUSIE

T.N.B.M. Spronken

In de zaak

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,

hierna: de klager

1 Het cassatieberoep

1.1

De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 30 januari 2024 het klaagschrift van de klager ex art. 98 lid 4 Sv in verbinding met art. 552a Sv tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 9 juni 2023 met betrekking tot bestanden op een digitale gegevensdrager die in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachten notaris [betrokkene 1] , [A] B.V, handelend onder de naam [betrokkene 1] Notariaat (hierna: [betrokkene 1] Notariaat) en [betrokkene 2] (voormalig juridisch medewerker bij het voornoemde notariaat), onder [betrokkene 2] in beslag zijn genomen.

1.2

Er is samenhang met de zaak 24/00858. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.

1.3

Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. L.E.G. van der Hut, advocaat in 's‐Gravenhage, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

1.4

Het eerste middel komt op tegen de verwerping door de rechtbank van het verweer dat de door de rechtbank gehanteerde procedure niet voldoet aan de eisen van art. 13 EVRM. Het tweede middel richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat er ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ zijn die de doorbreking van het verschoningsrecht van de klager rechtvaardigen.

1.5

De strafzaak waarop de onderhavige beklagzaak betrekking heeft, is eerder bij de Hoge Raad aan de orde geweest naar aanleiding van een beklag van de verdachten, de notaris [betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat, naar aanleiding van andere gelegde beslagen, onder [betrokkene 1] , [betrokkene 1] Notariaat, [B] (de cloudomgeving van het kantoor) en [C] . De rechtbank oordeelde in deze zaak dat gelet op de tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat gerezen verdenkingen sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat rechtvaardigden. De Hoge Raad verwierp op 18 april 2023 het hierop betrekking hebbende cassatieberoep op de voet van art. 81 lid 1 RO.1

Uit de daaraan voorafgaande conclusie van AG Harteveld2 maak ik op dat die beschikking geen betrekking heeft op de gegevensdragers en telefoon die op 19 mei 2022 op het woonadres van [betrokkene 2] in beslag zijn genomen en waarop de beklagprocedure die nu in cassatie voorligt, betrekking heeft.

1.6

Tot slot verdient nog vermelding dat de klager protocolhouder is van de oud-notarissen [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . De protocolhouder is een notaris, die ingevolge art. 15 lid 1 Wna door de Minister voor Rechtsbescherming wordt aangewezen indien een notaris overlijdt3, defungeert of zich elders vestigt en die kortgezegd het beheer over alle notariële bescheiden (het protocol) van de oorspronkelijke notaris overneemt. Onder dat beheer, zo neem ik aan, valt ook de waarborging van de naleving van de geheimhoudingsplicht en het uitoefenen van het daarop betrekking hebbende verschoningsrecht, zodat de klager bevoegd is op grond van art. 98 lid 4 jo. art. 552a Sv een klaagschrift in te dienen met betrekking tot gegevensbestanden die (mogelijk) onder het verschoningsrecht van de oud-notarissen vallen.

1.7

Hierna zal ik eerst beschrijven hoe het procesverloop tot aan het huidige cassatieberoep is geweest. Daarbij zal ik, waar dat naar mijn mening nodig is voor het krijgen van een goed beeld, ook putten uit de stukken van het hiervoor vermelde cassatieberoep waarin de Hoge Raad reeds op 18 april 2023 heeft beschikt. Vervolgens zal ik de middelen bespreken.

2 De aanleiding en het verloop van de procedure

2.1

Op 16 februari 2021 is een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen de notaris [betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat (onderzoek Ambon). Tijdens dit onderzoek is een voormalig juridisch medewerker van [betrokkene 1] Notariaat, [betrokkene 2] , ook als verdachte aangemerkt. Het gaat om een verdenking van overtreding van art. 16 Wwft. Deze is gebaseerd op 59 transacties die zijn uitgevoerd in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022 en die niet aan de Financial Intelligence Unit (FIU) zijn gemeld, terwijl wordt vermoed dat de verdachten deze wel hadden moeten melden. Verder is de verdenking gebaseerd op het gegeven dat er in een periode van zes jaar in totaal 350 transacties ter waarde van tientallen miljoenen euro’s via de derdengeldenrekening van [betrokkene 1] Notariaat zijn verricht, waarbij acht andere personen betrokken zijn geweest met criminele antecedenten.

2.2

In de loop van het onderzoek is de verdenking ontstaan dat de verdachten zich tevens schuldig hebben gemaakt aan (het maken van een gewoonte van) (schuld)witwassen ex art. 420bis, 420ter en/of 420quater Sr door het opmaken van hypotheek- en leveringsakten ten behoeve van het verhullen van de oorsprong van de gelden en/of de geldstromen van personen met criminele antecedenten te faciliteren.4

2.3

De officier van justitie heeft op 26 april 2022 een tweetal machtigingen tot doorzoeking gevraagd aan de rechter-commissaris met het verzoek te bepalen dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die het (afgeleide) verschoningsrecht van de verdachten doorbreken. Deze machtigingen zijn verleend en dat heeft geleid tot meerdere doorzoekingen.

Van belang voor onderhavige zaak is de doorzoeking die op 19 mei 2022 in de aanwezigheid van de Ringvoorzitter heeft plaatsgevonden in het pand van de verdachte [betrokkene 2] . Er zijn bij deze doorzoeking een telefoon en meerdere gegevensdragers in beslag genomen.

2.4

Op 23 mei en 2 juni 2022 heeft de rechter-commissaris bepaald dat met betrekking tot in totaal 409 transacties waar de verdenking op ziet zeer uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn waardoor het verschoningsrecht moet wijken voor het strafvorderlijk belang. Deze beslissingen bevinden zich niet bij de gedingstukken. De reden hiervoor wordt door de rechter-commissaris weergegeven in een latere beslissing die op 30 juni 2023 aan de klager is gezonden (zie 2.6 en 2.7 hierna)

2.5

De in beslag genomen gegevensdragers zijn op 19 juli 2022 en 30 augustus 2022 door de rechter-commissaris met behulp van sleutelwoorden (zoektermen) digitaal doorzocht op de aanwezigheid van documenten en sporen die verband kunnen hebben met de twee door de rechter-commissaris en Ringvoorzitter opgestelde lijsten (1 lijst met transacties en 1 lijst met adressen). Dit leverde duizenden relevante documenten en artefacten op. Binnen deze resultaten bevindt zich ook een groot aantal ‘hits’ waar derde-verschoningsgerechtigden in voorkomen. In onderhavige zaak gaat het om bestanden waarin de namen van [betrokkene 3] (598 hits) en [betrokkene 4] (403 hits) voorkomen.

2.6

Bij email van 30 juni 2023 heeft de rechter-commissaris de klager een brief5 toegestuurd met de volgende tekst:

“Geachte [verdachte] ,

Hierbij treft u aan een brief bestemd voor de oud-notarissen [betrokkene 3] (inmiddels overleden) en [betrokkene 4].

Het betreft notificatie van een beslissing van de rechter-commissaris tot vrijgave van bepaalde gegevensbestanden aan de officier van justitie in een strafrechtelijk onderzoek tegen de heer [betrokkene 2] . Deze bestanden zijn als relevant aangemerkt voor het strafrechtelijk onderzoek, omdat ze betrekking hebben op transacties waar de verdenking op ziet. Tussen deze vrij te geven gegevensbestanden zijn ook bestanden aangetroffen met daarin de namen van deze oud-notarissen (op de naam [betrokkene 3] 598 hits en op de naam [betrokkene 4] 403 hits, maar aantal stukken is feitelijk minder nu er geen handmatige correctie heeft plaatsgevonden ivm dubbelingen etc).

Als dagtekening kunt u vandaag, 30 juni 2023, aanhouden.

Het parketnummer van de strafzaak waaronder beslag is gelegd is 13.127513.22.

Het wordt gewaardeerd indien u de ontvangst van deze brief aan mij per e-mail zou kunnen bevestigen, zodat formele betekening achterwege kan blijven.”6

2.7

De brief van de rechter-commissaris die als bijlage7 bij voormelde e-mail aan klager is toegezonden, bevat de volgende tekst die is ondertekend door de rechter-commissaris:

“Geachte heer/mevrouw,

U wordt hierbij in kennis gesteld van het feit dat in een lopend strafrechtelijk onderzoek door de rechter-commissaris onder [betrokkene 2], voormalig werknemer bij [betrokkene 1] Notariaat, beslag is gelegd op diverse gegevensdragers. Er zijn daarop gegevensbestanden aangetroffen waarin onder meer uw naam voorkomt.

De rechter-commissaris heeft beslist tot vrijgave van deze bestanden aan de officier van justitie voor het onderzoek. U kunt zich desgewenst binnen 14 dagen na betekening van deze brief - op grond van artikel 98 lid 3 en lid 4 jo artikel 552a Sv - bij de raadkamer van de rechtbank schriftelijk beklagen over deze beslissing. U wordt dan verzocht in uw bezwaarschrift het hierboven genoemde parketnummer te vermelden.

De Ringvoorzitter is vanaf het begin door de rechter-commissaris betrokken bij het onderzoek. In genoemd strafrechtelijk onderzoek is vast komen te staan dat zeer uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn die doorbreking van het verschoningsrecht van verdachten - in verband met bepaalde transacties waar de verdenking op ziet - kunnen rechtvaardigen ten behoeve van de waarheidsvinding. De Hoge Raad heeft op 18 april 2023 een beroep in cassatie tegen dit oordeel van rechter-commissaris en rechtbank verworpen. De rechter-commissaris heeft thans kennisname door de officier van justitie van de relevante gegevensbestanden, waaronder dus ook bestanden waar uw naam in voorkomt, toegestaan, omdat de inhoud van deze bestanden kan dienen om de waarheid aan het licht te brengen over ernstige strafbare feiten.

De beslissing is uitgebreid gemotiveerd in een beschikking. Om reden van privacy van de verdachten kan de rechter-commissaris hier slechts beperkt weergave van doen als volgt.

Er bestaat aldus jegens verdachten een redelijk vermoeden van schuld aan zeer ernstige, concrete straf bare feiten, waarbij de notaris en het kantoor worden vermoed misbruik te hebben gemaakt van de positie als uitoefenaar van het beroep van notaris. Indien de feiten waar de onderhavige verdenking op ziet ooit zouden worden bewezenverklaard, lijkt [betrokkene 1] Notariaat/notaris [betrokkene 1] , gezien de hoeveelheid transacties, de grote waarde daarvan, de betrokken partijen, alsmede de jarenlange ervaring van verdachten, gedurende lange tijd de huisnotaris te zijn geweest van meerdere bedenkelijke clientèle met criminele antecedenten.

Juist als geheimhouder heeft een notaris een poortwachtersfunctie ter bescherming van het financiële stelsel. Door het faciliteren en niet melden van ongebruikelijke transacties onthoudt de notaris de overheid het zicht op dit transacties en de achterliggende geldstromen/eigenaren. Het verwijt is dat verdachten dit bewust, structureel en over een langere periode hebben gedaan, en de bijzondere positie van de notaris hebben misbruikt. Dit raakt zozeer de kern van de werkzaamheden van de notaris, dat indien deze feiten bewezenverklaard zouden worden, het maatschappelijk vertrouwen dat in de werkzaamheden van een notaris moet kunnen worden gesteld en het aanzien van het ambt, ernstig hierdoor zou worden geschaad.

De rechter-commissaris heeft, aard en omvang van de te behalen gegevens meegewogen. Het onderzoeksbelang vergt dat inzicht wordt verkregen in de verdachte transacties, waarbij de verdenking gerechtvaardigd is dat de bewijzen van die transacties zich onder verdachten kunnen bevinden. Het is tevens niet aannemelijk dat op een minder ingrijpende manier de waarheid aan het licht kan komen.

De rechter-commissaris komt dan tot het oordeel dat hier, op grond van al het voorgaande, zeer uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn die doorbreking van het verschoningsrecht van verdachten - in verband met de (409) transacties waar de verdenking op ziet - rechtvaardigen. Dit betekent dat in de onderhavige strafzaken beslag gelegd kan worden op alle voorwerpen die - naar voorlopig oordeel van de rechter-commissaris - kunnen dienen om de waarheid omtrent die transacties aan het licht te brengen (artikel 94 Sv).

Ook:

De rechter-commissaris heeft onder andere hits geconstateerd op namen van derde verschoningsgerechtigden. De rechter-commissaris heeft bij deze verschoningsgerechtigden geen standpunt ingewonnen over de vraag of zij met betrekking tot bepaalde informatie in die gegevensbestanden een beroep doen op het verschoningsrecht. De rechter-commissaris is er vanuit gegaan dat zij dat doen. Dit, omwille van de voortgang van het onderzoek en ook vanwege de aanwezigheid van meergenoemde zeer uitzonderlijke omstandigheden. De betreffende bestanden hebben immers onverminderd betrekking op één of meer van de 409 verdachte transacties waar de verdenking op ziet en kunnen dienen om de waarheid daaromtrent aan het licht te brengen. Er bestaan zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] Notariaat in verband met de 409 transacties waar de verdenking op ziet, rechtvaardigen. Deze zeer uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigen tevens de doorbreking van het (mogelijke) verschoningsrecht van derde-verschoningsgerechtigden voor wat betreft bepaalde informatie in deze gegevensbestanden. Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd, (...).”

2.8

De klager heeft op 14 juli 2023 naar aanleiding van de brief van de rechter-commissaris die hem op 30 juni 2023 is toegezonden een klaagschrift ingediend tegen het voortduren van het beslag.

2.9

Op 28 november 2023 zijn de klager, zijn raadslieden en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. In de bestreden beschikking zijn hun standpunten als volgt weergegeven:

5. Standpunt van klager

Klager kan zich, op nader in het klaagschrift omschreven en in raadkamer nader toegelichte gronden, niet verenigen met de beslissing van de rechter-commissaris van 9 juni 2023.

Namens klager is betoogd dat de rechter-commissaris bij de inbeslagname van de geheimhouderstukken de wettelijke procedure ex artikel 98 Sv niet heeft gevolgd. In de eerste plaats is klager niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of het gaat om stukken of gegevens waarover het verschoningsrecht zich uitstrekt. Dat de rechter-commissaris ervan uit is gegaan dat klager zich daarop beroept doet niet af aan het verzuim noch aan de ernst daarvan. In de tweede plaats heeft de rechter-commissaris het vertrouwensbeginsel geschonden door kennis te nemen van alle gegevensbestanden waarin de namen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] voorkomen, maar heeft daarbij niet overwogen waarom dit noodzakelijk was.

Bovendien wordt klager de benodigde informatie onthouden over wat voor soort gegevensbestanden het gaat. Het onthouden van de benodigde informatie aan klager is in strijd met artikel 13 EVRM.

Het oordeel van de rechter-commissaris dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] Notariaat in verband met de 409 transacties waar de verdenking op ziet, en die tevens doorbreking van het verschoningsrecht van derde-verschoningsgerechtigden ( [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ), rechtvaardigen, is ontoereikend en/of onbegrijpelijk gemotiveerd. Uit jurisprudentie volgt dat dit door de Hoge Raad slechts wordt toegestaan in zaken van verschoningsgerechtigden die zelf verdachten zijn en het een verdenking betreft van een ernstig strafbaar feit (levens- en zedendelicten). Daar is in deze zaak geen sprake van.

Klager maakt ook bezwaar tegen het kennelijke uitgangspunt van het OM en de rechtercommissaris dat de doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] automatisch betekent dat daarmee ook het verschoningsrecht van klager als, derde-verschoningsgerechtigde gerechtvaardigd zou zijn. De vergelijking door het OM met een eerdere beslissing van de rechtbank op een klaagschrift van één derde verschoningsgerechtigde (advocaat) in het onderzoek Ambon gaat niet op omdat deze advocaat kennelijk betrokken was geweest bij één of meer van de verdachte transacties.

Verder voldoet de inbeslagneming en beslissing tot vrijgave volgens klager niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De gevorderde gegevens zijn niet strikt noodzakelijk voor het aan het licht brengen van de waarheid. Daarvoor is onvoldoende dat, zoals de rechter-commissaris vermeldt in het e-mail bericht van 30 juni 2023, de gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek omdat ze betrekking hebben op transacties waarop de verdenking ziet. Ook blijkt uit niets dat de rechter-commissaris heeft getoetst of de informatie niet op andere wijze kon worden verkregen, zoals uit openbare bronnen en registers.

De verdediging heeft, ondanks meerdere verzoeken daartoe, van het OM geen afschrift gekregen van de stukken die relevant zijn voor de beoordeling van de beslissing van de rechter-commissaris en de standpunten en beslissing van het OM als bedoeld in artikel 23 lid 5 Sv.

6 Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich, op nader in haar schriftelijke reactie van 31 oktober 2023 omschreven gronden, op het standpunt gesteld dat het klaagschrift op alle punten ongegrond moet worden verklaard.

Binnen het onderzoek Ambon zijn ten aanzien van de inbeslagname van stukken de juiste procedures doorlopen. Niet is gesteld op welk punt de wettelijke procedures niet zouden zijn gevolgd.

De rechter-commissaris heeft weliswaar niet geïnformeerd bij de derde-verschoningsgerechtigden of zij zich ten aanzien van de stukken zouden willen beroepen op hun verschoningsrecht, maar is daar reeds van uit gegaan. Hierdoor hebben klagers geen nadeel ondervonden maar zijn hun rechten juist geborgd. Er is een verdenking ten aanzien van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] notarissen van het bewust niet melden van transacties die wel hadden moeten worden gemeld en een verdenking van gewoontewitwassen. Dit is een ernstig misbruik van de vertrouwenspositie van een notaris gedurende langere periode die ernstige schade toebrengt aan het vertrouwen dat in het notariaat moet kunnen worden gesteld.

Er is sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarvoor het verschoningsrecht van de verdachten [betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat dient te wijken. In het verlengde hiervan dient dit ook te gelden voor de relevante documenten die zijn aangetroffen waarin de namen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] voorkomen, gelet op de zeer uitzonderlijke omstandigheden die in het onderzoek Ambon van toepassing zijn geacht.”

2.10

Bij beoordeling van deze standpunten is de rechtbank, zo blijkt uit de bestreden beschikking, uitgegaan van het volgende beoordelingskader:

“4. Toetsingsmaatstaven

Artikel 94 Sv

In geval van een beklag van de beslagene tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechter:

a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,

b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd, In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.

Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. (HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823)

Artikel 98 en 125l Sv

Het verschoningsrecht van de notaris, dat onder meer in artikel 98 Sv en artikel 125l Sv tot uitdrukking komt, is in zoverre niet absoluut dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap de notaris als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Dit brengt mee dat, waar doorzoeking ter inbeslagneming bij een notaris zonder diens toestemming reeds kan plaatsvinden als het gaat om brieven en geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend, die toestemming in geval van zeer uitzonderlijke omstandigheden evenmin nodig is als de doorzoeking ter inbeslagneming een verdere strekking heeften is gericht op brieven en geschriften die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt, laat zich niet in een algemene regel samenvatten. Voor het oordeel dat van zodanige omstandigheden - en derhalve van een uitzondering op de hoofdregel met betrekking tot het verschoningsrecht - sprake is, gelden zware motiveringseisen.

4.4

De enkele omstandigheid dat een notaris als verdachte wordt aangemerkt, is in ieder geval niet toereikend maar wel de verdenking van een ernstig strafbaar feit, zoals het vormen van een crimineel samenwerkingsverband van een notaris met bepaalde cliënten. Dan zal het belang van die cliënten dat zij ervan moeten kunnen uitgaan dat de notaris geheim houdt hetgeen zij hem in die criminele aangelegenheid hebben toevertrouwd, moeten wijken voor het belang dat de waarheid aan het licht komt. In een dergelijk geval dienen het verschoningsrecht en de daarmee samenhangende beperkingen van de uitoefening van de beslag- en doorzoekingsbevoegdheden te wijken voor het belang van de strafvordering, zij het, dat ook dan de inbreuk op het verschoningsrecht, niet verder mag: gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit, waarbij zorg moet worden betracht om te voorkomen dat de belangen van andere cliënten van de notaris dan de cliënten die betrokken zijn bij de strafbare feiten waarvan de notaris wordt verdacht, onevenredig worden getroffen. (HR 14 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4418 en HR 30 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5615)

4.5

Ingevolge artikel 98 Sv mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 Sv zonder hun toestemming brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen. Het is eerst aan de verschoningsgerechtigde om zich bij de doorzoeking ter inbeslagneming uit te laten omtrent het verschoningsrecht met betrekking tot de in beslag te nemen stukken waarbij de zienswijze van de Ringvoorzitter (of diens vervanger), indien aanwezig, kan worden gevraagd

Op grond van artikel 98, vijfde lid, Sv mogen, ook zonder toestemming van de verschoningsgerechtigde, brieven of geschriften in beslag worden genomen die voorwerp van het strafbare feit uitmaken (corpora delicti) of tot het begaan daarvan hebben gediend (instrumenta delicti). Zulke brieven en geschriften vallen immers niet onder de geheimhoudingsplicht, en daarmee evenmin onder het verschoningsrecht.

De aard van bevoegdheid tot verschoning brengt mee dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of geschriften onder het verschoningsrecht vallen (en daarmee ook of deze stukken corpora/instrumenta delicti betreffen) in beginsel toekomt aan de tot verschoning gerechtigde persoon. Wanneer deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Voor een beroep op het verschoningsrecht is niet van belang of de in het geding zijnde informatie zich bij de verschoningsgerechtigde zelf of bij diens cliënt bevindt (HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR: 2010:LJN BJ9262).

Het oordeel dat redelijkerwijze geen twijfel kan bestaan dat het in dit verband door de verschoningsgerechtigde ingenomen standpunt onjuist is, komt in eerste instantie toe aan de, rechter-commissaris, bij voorkeur in gezamenlijk overleg met de Ringvoorzitter (of diens vervanger). Voor zover dat noodzakelijk is mag daartoe door de rechter-commissaris van de desbetreffende stukken worden kennisgenomen.

Wat als corpora/instrumenta delicti kunnen worden aangemerkt is een vraag die zich niet in het algemeen laat beantwoorden. Zij "is in het bijzonder afhankelijk van de aard van het inbeslaggenomen stuk en de aard van het delict, dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon tegen wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die hem in dat verband worden verweten". De enkele omstandigheid dat het inbeslaggenomen stuk kan bijdragen aan de waarheidsvinding is in elk geval onvoldoende. (HR 5 januari 2016, ECLE:NL:HR: 2016:8)

Onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan, ongeacht een gerechtvaardigd beroep op het verschoningsrecht, het belang van de waarheidsvinding meebrengen dat het verbod van artikel 98, eerste lid Sv, wordt geschonden. Het is dan in eerste instantie aan de rechter commissaris om te oordelen of dergelijke brieven of geschriften in zodanig verband staan met de desbetreffende feiten dat zij kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. De inbreuk op het verschoningsrecht mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor het aan het licht brengen van de waarheid van dat feit. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beoordeling hiervan zijn de vraag of het gaat om een verdenking jegens de verschoningsgerechtigde, de aard en zwaarte van de delicten, de aard en omvang van de gegevens en de vraag in hoeverre de relevante gegevens op andere wijze kunnen worden verkregen. (HR 30 november 1999, ECLI:NL:HR: 1999.LJN ZD7280).”

2.11

De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard en hiertoe het volgende overwogen:

7. De beoordeling

Op 19 mei 2022 zijn onder de verdachte [betrokkene 2] in zijn woning gegevensdragers in beslag genomen. [betrokkene 2] was destijds medewerker van notaris [betrokkene 1] . [betrokkene 1] en [betrokkene 2] worden ervan verdacht zeer ernstige delicten te hebben gepleegd, te weten betrokkenheid bij het ten onrechte niet melden van in totaal 409 transacties aan de FIU in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022. Uit de stukken in het dossier blijkt dat het vermoeden is dat bij 350 van die transacties ook personen met criminele antecedenten betrokken waren. Hierbij zijn transacties betreffende tientallen miljoenen euro’s via de derdenrekening van [betrokkene 1] Notariaat verricht. Het gaat daarbij met name om verschillende ABC-transacties met groot onverklaarbaar prijsverschil, hypothecaire leningen met korte looptijd en tegen hoge rente en/of tegen afwijkende marktvoorwaarden zonder aanwijsbare reden. Dit zijn, indien bewezen, zeer ernstige delicten die de kern van het vertrouwen in het notarisambt raken.

De meervoudige raadkamer van rechtbank Amsterdam heeft eerder bij beslissing van 8 november 2022 een door [betrokkene 1] ingediend klaagschrift tegen de inbeslagnames in het onderzoek Ambon ongegrond verklaard, en geoordeeld dat ten aanzien van [betrokkene 2] sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Verdachten hebben tegen deze beslissing beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep bij beslissing van 18 april 2023 verworpen.

De raadslieden hebben opgemerkt dat klager door de rechter-commissaris voorafgaand aan de inbeslagname ten onrechte niet is gevraagd of hij daarmee instemde of dat hij zich op zijn verschoningsrecht wilde beroepen, maar dat de rechter-commissaris daar op voorhand van uit is gegaan. De rechtbank is het met klager eens dat dit op grond van de wettelijke bepalingen wel had gemoeten. Nu echter inmiddels vast staat dat klager zich daadwerkelijk ten aanzien van alle inbeslaggenomen documenten op zijn verschoningsrecht beroept zal de rechtbank hieraan geen verdere consequenties verbinden.

De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris bij alle beslissingen tot doorzoeking, inbeslagneming en filtering van de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers door middel van, zoektermen, telkens ook de ringvoorzitter heeft betrokken en deze in de gelegenheid heeft gesteld zich hierover uit te laten en de resultaten na filtering in te zien.

Zoals hiervoor onder 1.9 reeds uiteen is gezet is er voor de filtering gebruik gemaakt van een lijst met transacties op een aantal specifieke adressen, en een lijst met betrokkenen met een aantal specifieke ondernemingen. Er is derhalve gericht gezocht op zoektermen die rechtstreeks linken aan de verdenkingen.

Binnen het resultaat van de filtering bevinden zich een groot aantal hits waar derde verschoninggerechtigden in voorkomen. In het geval van klager gaat het om gegevensbestanden waarin ook de namen van [betrokkene 3] (598 hits) en [betrokkene 4] (403 hits) voorkomen. De rechtbank stelt vast, dat het zoekproces in zoverre zorgvuldig is uitgevoerd. Er is onderzocht of er in het resultaat van de filtering ook informatie van derde verschoningsgerechtigden aanwezig was.

Eerder is door de rechtbank geoordeeld dat in deze sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] Notariaat - in verband met de (409) transacties waar de verdenking op ziet - rechtvaardigen. De rechtbank is thans van oordeel dat deze zeer uitzonderlijke omstandigheden tevens de doorbreking van het verschoningsrecht van klager (in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) rechtvaardigen met betrekking tot de hiervoor onder 1.12 genoemde stukken die onder [betrokkene 2] in beslag zijn genomen. Gezien de hiervóór beschreven betrokkenheid van de ringvoorzitter gedurende het hele proces van filtering gaat de rechtbank er van uit dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaat dan strikt noodzakelijk.

De beslissing van de rechter-commissaris is dan ook proportioneel en ook aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan nu de benodigde informatie niet uit openbare bronnen kan worden verkregen omdat in deze bronnen niet alle noodzakelijke, informatie -zoals bijvoorbeeld een volmacht - is opgenomen. Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat nu het onderzoek nog loopt, het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag. De rechtbank overweegt tot slot dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet nu de onder 1.11 genoemde in beslag genomen gegevensbestanden dienen om de waarheid aan de dag te brengen in het strafrechtelijk onderzoek tegen een ander dan klager, namelijk tegen de verdachten en [betrokkene 2] . De betreffende gegevensbestanden hebben immers betrekking op een of meer van de 409 verdachte transacties waar verdachten bij betrokken zijn geweest. Het klaagschrift zal daarom ongegrond Worden verklaard. Beslissing De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.”

3 Het eerste middel

4 Het tweede middel

5 Slotsom