Parket bij de Hoge Raad, 02-12-2025, ECLI:NL:PHR:2025:1313, 24/01809
Parket bij de Hoge Raad, 02-12-2025, ECLI:NL:PHR:2025:1313, 24/01809
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 december 2025
- Datum publicatie
- 3 december 2025
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2025:1313
- Zaaknummer
- 24/01809
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Feitelijk leiding geven van door een rechtspersoon meermalen gepleegde feiten, te weten: 1. opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, meermalen gepleegd (art. 69 lid 2 Awr) en 2. ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van bescheiden, deze opzettelijk in valse vorm voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd (art. 69 lid 2 Awr). M1. UOS-klacht m.b.t. (fiscaal) pleitbaar standpunt. M2. Bewijsklachten m.b.t. het opzet op het doen van onjuiste aangiften. M3. “Middel” dat ’s hofs oordeel dat geen sprake was van een “fishing expedition” bestrijdt. M4. Klacht dat valse bescheiden beschikbaar zijn gesteld aan de Belastingdienst “ten bewijze van” een ontmoeting op computerbeurs. Conclusie strekt tot verwerping van het beroep (art. 81 lid 1 RO)
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 24/01809
Zitting 2 december 2025
CONCLUSIE
P.H.P.H.M.C. van Kempen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte
1 Inleiding
De verdachte is bij arrest van 23 april 2024 door het gerechtshof Den Haag (rolnr. 22-003627-22) in de zaak met parketnr. 83-072310-22 wegens 1 primair “opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd” en 2 primair “ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van bescheiden, deze opzettelijk in valse vorm voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot 240 uren taakstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. P. de Haas, advocaat in Rotterdam, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
2 Waar het in cassatie om gaat
De verdachte in deze fiscale strafzaak heeft zich volgens het hof in de hoedanigheid van feitelijke leidinggever van [A] B.V. (hierna: “ [A] ”) schuldig gemaakt aan belastingfraude door binnen een zogenoemde “btw-carrousel” mee te werken aan schijntransacties. Onder 1 is bewezenverklaard dat [A] opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting betreffende de aangiftetijdvakken in de periode mei 2014 tot en met december 2014 heeft (laten) doen. In de aangiften is blijkens de bewezenverklaring telkens een te hoog bedrag aan voorbelasting en een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting aangegeven waardoor te weinig belasting is geheven. De verdachte heeft hieraan feitelijk leiding gegeven. Onder 2 is bewezenverklaard dat [A] , terwijl het verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van bescheiden, opzettelijk twee bescheiden in valse vorm – te weten een vals uittreksel van de Kamer van Koophandel (hierna: “KvK”) betreffende [B] B.V. (hierna ook: “ [B] ”) en een valse “Reference Introduction” – voor dit doel aan de Belastingdienst ter beschikking heeft gesteld waardoor te weinig belasting is geheven. Aan deze gedragingen heeft de verdachte blijkens de bewezenverklaring feitelijk leiding gegeven.
Het eerste middel houdt in dat het hof niet heeft gerespondeerd op een uitdrukkelijk onderbouwd “pleitbaar standpunt”. Het tweede komt met een aantal klachten op tegen het onder 1 bewezenverklaarde opzet. Wat als derde middel is voorgesteld verzet zich tegen het oordeel van het hof dat geen sprake was van een “fishing expedition”. Het vierde middel bestrijdt het oordeel dat [A] en daarmee de verdachte de onder 2.1 genoemde valse bescheiden beschikbaar heeft gesteld aan de Belastingdienst “ten bewijze van een ontmoeting tussen [B] en [A] op de CeBIT-beurs in 2014”. Om doelmatigheidsredenen ga ik na het eerste middel in op het vierde middel en komen vervolgens het tweede en derde middel aan de orde.
Deze conclusie strekt tot verwerping van de middelen.
3 De bewezenverklaring en de bewijsvoering
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“1.
[A] ( [A] ) B.V. in de periode van 24 juni 2014 tot en met 27 januari 2015 te [plaats 1] en [plaats 2] , telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangifte voor de omzetbelasting ten name van [A] ( [A] ) B.V. (Fiscaalnummer [0001] ) betreffende de aangiftetijdvakken mei 2014 en juni 2014 en juli 2014 en augustus 2014 en september 2014 en oktober 2014 en november 2014 en december 2014 telkens onjuist heeft gedaan, en/althans heeft doen of laten doen door [betrokkene 4] ( [D] belastingadviseurs),
immers heeft genoemde rechtspersoon telkens opzettelijk op die naar de Belastingdienst Apeldoorn gezonden aangiften voor de omzetbelasting telkens een te hoog bedrag aan voorbelasting en een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting aangegeven, en/althans door een ander laten aangegeven terwijl die feiten er telkens toe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;
2.
[A] ( [A] ) B.V. op 14 december 2014 te [plaats 1] en/of te [plaats 3] , telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van bescheiden opzettelijk deze in valse vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld, immers heeft genoemde rechtspersoon opzettelijk een vals uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel (KvK-nummer [0002] ) betreffende de besloten vennootschap [B] B.V. een vals geschrift, te weten een zogenoemde “Reference Introduction” voorzien van de naam [betrokkene 1] Director ( [B] B.V.) ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst Den Haag, bestaande die valsheid hierin dat op dat uittreksel handelsregister als Enig Aandeelhouder [betrokkene 2] en als Bestuurder [betrokkene 1] waren vermeld en/of opgenomen en/of geschreven en die “Reference Introduction” niet opgemaakt en afkomstig was van [betrokkene 1] en [B] B.V. terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;”
De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
“1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 9 april 2024 verklaard:
In de tenlastegelegde periode had ik een bedrijf, genaamd [A] B.V. ( [A] ), een groothandel in computers, randapparatuur, en software. Ik gaf toen leiding aan dat bedrijf en ik werkte er alleen.
U houdt mij voor dat blijkens het dossier op 2 november 2011 door de Belastingdienst aan mij een waarschuwingsbrief is uitgereikt, inhoudende de algemene waarschuwing dat ik als ondernemer zorgvuldig moet zijn met het kiezen van mijn leveranciers om te voorkomen dat ik betrokken raak bij btw-fraude.
Dat klopt.
Het klopt dat [A] zaken deed met [C] en [betrokkene 1] .
Toen het btw-nummer van [C] was ingetrokken stelde [betrokkene 1] aan mij voor om zaken te doen via zijn reisbureau. Dat wilde ik niet, omdat ik een reisbureau 'branchevreemd' vond. Een reisbureau handelt immers niet in computerhardware en – software.
[betrokkene 1] stelde daarop voor dat [A] zaken met hem zou doen via de onderneming [B] B.V..
Dat voorstel van [betrokkene 1] om via [B] B.V. aan [A] computerhardware en -software te leveren vond ik goed. Ik heb [B] B.V. bij de Belastingdienst aangemeld als leverancier.
U vraagt mij of ik, voordat ik [B] B.V. bij de Belastingdienst had aangemeld als leverancier, de gegevens van [B] B.V. heb gecontroleerd bij de Kamer van Koophandel.
Nee dat heb ik niet gedaan.
Ik ontmoette [betrokkene 1] in een café. Daar hebben we over zaken gepraat.
[betrokkene 1] leek mij een aardige ondernemer met lef, die zaken wilde doen.
[C] was gevestigd op het adres [a-straat 1] te [plaats 4] , waar [betrokkene 1] ook woonde. Op dat adres haalde ik de bestelde software pakketten op. Ik kreeg die aangereikt via een openstaand raam op de benedenverdieping van dat pand. Het was niet een bedrijfspand met een bedrijfsnaambord aan de gevel.
2. Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel ten name van [A] B.V [...] inhoudende:


3. Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel ten name van [E] B. V. [...] inhoudende:

4. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met nummer AMB-003 [...]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
[A] ( [A] ) B.V.
Op 26 juli 2016 ontving de FIOD van [betrokkene 5] , ambtenaar bij de Belastingdienst/centrale administratie te Apeldoorn, een ambtsedige verklaring met betrekking tot de aangiften omzetbelasting ten name van [A] , over de in de maanden januari 2014 tot en met december 2014 gedane aangiften omzetbelasting, met daarbij 26 bijlagen.
In de ambtsedige verklaring lezen wij dat de gedane aangiften omzetbelasting over de maanden januari 2014 tot en met december 2014 elektronisch zijn ontvangen op de computersystemen van de Belastingdienst.
Op 18 april 2017 ontving de FIOD van [betrokkene 6] , ambtenaar bij de Belastingdienst/centrale administratie te Apeldoorn een ambtsedige verklaring met betrekking tot de gedane aangiften omzetbelasting ten name van [C] over onder andere het tijdvak tweede kwartaal 2014. met daarbij 11 bijlagen. Wij lezen in deze ambtsedige verklaring dat geen aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2014 is ontvangen op de computersystemen van de Belastingdienst.
5. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met nummer AMB-031 [...].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Wij zagen dat de aangiften omzetbelasting ten name van [A] BV (hierna [A] ) over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 zijn ingediend door [betrokkene 4] met giroteleabonnenummer/beconnummer [0003]
In het Belastingdienstsysteem Beheer van Relaties hebben wij gezocht op nummer [0003] . Wij zagen dat dit het beconnummer is van boekhoudbureau en administratiekantoor V.O.F. [D] .
6. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met nummer AMB-001 [...].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Volgens de bestanden van het CPB is aan [verdachte] op 02 november 2011 reeds een zogenaamde waarschuwingsbrief uitgereikt. In de waarschuwingsbrief is [verdachte] gevraagd nieuwe leveranciers en/of afnemers te melden bij de Belastingdienst.
7. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, proces-verbaalnummer 58272 [...].
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] zijn onder meer een Verbatim harde
schijf en een zwart kleurige Asus laptop in beslag genomen.
Uit het onderzoek van het aangetroffen emailverkeer, digitale bescheiden en skype gesprekken komt het volgende naar voren:
• [C] wordt door verdachte [verdachte] aangemeld als nieuwe zakenrelatie bij de Belastingdienst;
• de Belastingdienst wijst verdachte [verdachte] erop dat het BTW nummer van [C] actief is, maar dat bedrijfseconomische activiteiten op het genoemde adres moeilijk uitvoerbaar lijken;
• ondanks de waarschuwing van de Belastingdienst worden er geen aanvullende vragen gesteld aan [C] en blijft verdachte [verdachte] , middels [A] , handelen met [C] ;
• op 9 juli 2014, ongeveer 7 weken na de eerste handelstransactie, is het BTW nummer van [C] niet langer actief.
Strafrechtelijk nadeel onjuiste aangifte [A] OB mei t/m juli 2014
Het nadeel voor de omzetbelasting bedraagt per maandaangifte

Strafrechtelijk nadeel onjuiste aangifte [A] OB augustus t/m december 2014
Het nadeel voor de omzetbelasting bedraagt per maandaangifte

Totaal Strafrechtelijk nadeel [A] voor de OB in 2014

8. Geschriften, te weten e-mailcorrespondentie [...] inhoudende:
Van: [...] @belastingdienst.nl [mailto: [...] @belastingdienst .nl]
Verzonden: donderdag 22 mei 2014 14:07
Aan: [A] B.V.
CC: [...] @belastingdienst.nl;
[...] @belastingdienst.nl
Onderwerp: Betr: Aanmelding nieuwe relatie
Geachte [verdachte] ,
De door u gemelde onderneming is actief voor de omzetbelasting. Echter ik wil u erop wijzen, dat volgens openbare gegevens op internet, zeer recentelijk het genoemde bedrijfsadres executoriaal is verkocht. Bedrijfseconomische activiteiten op het genoemde bedrijfsadres lijken dan ook moeilijk uitvoerbaar.
Met vriendelijke groet,
[betrokkene 7]
Belastingdienst Segment
MKB+
Den Haag
“ [A] B.V.”
--22-05-2014 10:55:45---Goede middag dames en heren,
Van: " [A] B.V." < [...] .nl>
Aan: < [...] >, < [...] >, < [...] >
Datum: 22-05-2014 10:55
Onderwerp: Aanmelding nieuwe relatie
Goede middag dames en heren,
Hierbij doe ik een aanmelding voor een nieuwe zakenrelatie:
[C] B.V.
BTW: [0004]
Kind regards,
[verdachte]
[A] ( [A] ) BV
9. Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel ten name [C] B.V., DOC-012 [...] inhoudende:

10. Een geschrift, te weten een e-mailbericht van de verdachte gericht aan [betrokkene 3] , controlespecialist MKB bij de Belastingdienst, DOC-001 [...] inhoudende:

Geachte [betrokkene 3] ,
Hierbij stuur ik u de door u aangevraagde gegevens, bijgevoegd heb ik voor u het uittreksel van het KVK [hof: van [B] B.V.], een kopie paspoort van [betrokkene 1] en een uitleg van het bedrijf.
11. Een geschrift, te weten een “reference introduction”, bijlage DOC-002 [...] inhoudende:

12. Een geschrift, te weten een uittreksel uit de Kamer van Koophandel ten name van [B] B.V., bijlage DOC-003 [...] inhoudende:

13. Het proces-verbaal van bevindingen van de Belastingdienst/FIOD, met nummer AMB-026a [...]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Tussen de Skypeberichten zagen wij chatberichten tussen [verdachte] en [betrokkene 8] over de periode van 5 maart 2014 tot en met 13 mei 2014. Wij lazen onder meer de volgende berichten van 5 maart 2014:
• I know, but to be really honest, I know Lithuania better than Ireland....r u going to Cebit, verstuurd door [betrokkene 8];
• No i’m not going. Don’t see the point, the last 2 or 3 years I didn't go and I do not have the feeling I missed something, verstuurd door [verdachte] ;
Tussen de Skypeberichten zagen wij chatberichten tussen [verdachte] en [betrokkene 9] -rafferty (hierna [betrokkene 9] ) over de periode van 7 januari 2014 tot en met 26 mei 2014. Wij lazen onder meer de volgende berichten in de periode van 5 maart 2014 tot en met 19 maart 2014:
• You coming to cebit, verstuurd door [betrokkene 9] d.d. 5 maart 2014
• Hi [...] :) No i’m not going, verstuurd door [verdachte] d.d. 5 maart 2014;
14. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de Belastingdienst/FIOD, met nummer V-008-01 [...]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verhoor van verdachte [betrokkene 1] :
Ik ken het bedrijf [B] BV niet. Voor zover ik weet is [betrokkene 2] geen aandeelhouder van [B] en ik ben geen bestuurder van [B] . Ik heb dit uittreksel niet eerder gezien.
Vraag verbalisanten: Bent u ooit op de Cebit, een computerbeurs in Hannover geweest en zo ja, wanneer was dat?
Antwoord gehoorde Ik weet niet wat de Cebit is, ik ben daar nooit geweest.
15. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de Belastingdienst/FIOD, met nummer V-008-02 [...]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als het verhoor van [betrokkene 1] :
Mededeling verbalisanten: Wij tonen u een kopie van een brief van [B] , ondertekend door [betrokkene 1] , Director en gericht aan [A] . Wij merken op dat deze brief is aangetroffen bij [A] . Vraag verbalisanten Kent u deze brief?
Antwoord gehoorde: Ik ken deze brief niet en het is ook niet mijn handtekening. Ik heb deze brief niet getekend.
16. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [het hof leest: getuige] van de Belastingdienst/FIOD, proces-verbaalnummer G-005-01 [...]. Dit proces-verbaal houdt onder meer als het verhoor van de getuige [getuige 2] :
Ik ben Directeur eigenaar van [B] B.V. Ik ken [verdachte] niet.
Vraag verbalisanten:
Van welke emailadressen maakt [B] gebruik?
Antwoord gehoorde:
[B] gebruikt [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] . Daarnaast maken de individuele werknemers gebruik van hun eigen naam met de toevoeging [B] .
Vraag verbalisanten:
Behoort of behoorde de handel in software en hardware van computertoebehoren tot de activiteiten van [B] ?
Antwoord gehoorde: Nee.
Vraag verbalisanten:
Op welke wijze wijkt deze factuur af van de verkoopfacturen ten name van [B] ?
Antwoord gehoorde:
De opmaakt wijkt af, het adres wijkt af.
Mededeling verbalisanten
Wij tonen u de volgende facturen:
Vraag verbalisanten:
Kent u deze facturen?
Antwoord gehoorde:
Deze facturen ken ik niet. Over de opmaak en de afwijking van het adres heb ik al verklaard. Deze facturen zijn niet door [B] verstuurd en ik heb niemand opdracht gegeven om deze facturen namens [B] te versturen.
17. Het proces-verbaal van bevindingen van de Belastingdienst/FIOD, met nummer AMB-004 [...]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
In dit uittreksel het Handelsregister van de Kamer van Koophandel inzake [B] B.V. uit [plaats 5] lezen wij onder meer dat:
[B] B.V. als activiteiten heeft:
o Niet gespecialiseerde groothandel in consumentenartikel (581-code 46901)
o Detailhandel via postorder en internet in consumentenelektronica (SBI-code 47912) ;
o Payrolling (personeelsbeheer) (SBI-code 7830)
de exploitatie van een schoonmaakbedrijf, het detacheren van personeel, het verzorgen van payrol overeenkomsten, de handel (groat en klein) vla internet en im- en export van' consumentengoederen (electronica).
[betrokkene 2] als enig aandeelhouder en [betrokkene 1] als bestuurder op dit uittreksel staat vermeld.
Samengevat zien wij dat: Onder het 1e o als code vernield staat ‘581-code’ in plaats van ‘SBI code’;
Onder het 2e o wordt vermeld ‘consumentenelektronica’, terwijl onder het 3e o staat vermeld ’ (electronica) ’; Onder het 3e o staat vermeld ‘(groat en klein)’ in plaats van ‘(groot en klein)’.
18. Het proces-verbaal van verhoor getuige van de Belastingdienst/FIOD, met nummer G-001-01 [...]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 1 maart 2018 afgelegde verklaring van de getuige [getuige 1] :
Ik ben controleambtenaar van de Belastingdienst in Den Haag. Ik beoordeel administraties op volledigheid en juistheid. Op 27 januari 2015 ontving de Belastingdienst een negatieve aangifte omzetbelasting over het tijdvak december 2014 met een te claimen voorbelasting van € 27.690 van [A] .
Van deze aangifte heeft een administratief medewerker van de Belastingdienst in het programma negatieve norm overschrijding een signaal uitgepakt en derhalve een vragenbrief verzonden naar [verdachte] , met het verzoek om tien facturen die zorgen voor de hoge voorbelasting op te sturen. Deze facturen zouden worden beoordeelt op juistheid. Er zijn zes facturen ingekomen die de gehele geclaimde voorbelasting vertegenwoordigden.
Daarvan waren 3 facturen afkomstig van [B] BV waarbij opviel dat:
1. Het logo op de facturen niet overeen kwam met het logo op de website van het bedrijf;
2. De goederen vermeldt op de facturen, worden niet op de website van [B] aangeboden;
3. Op de aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014 van de [B] BV, is de BTW zoals vermeld op deze facturen niet aangegeven.
Gelet op deze drie punten had de administratief medewerker ernstige twijfels dat deze facturen daadwerkelijk afkomstig waren van [B] BV. Zodoende heeft deze administratief medewerker de post ter controle over het gehele jaar 2014 aangeboden.
Toen kreeg ik de post met als doel het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.”
Het hof heeft inzake de bewezenverklaarde feiten als volgt overwogen:
“Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig de overgelegde pleitnotities primair bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, nu - kort samengevat - niet kan worden bewezen dat sprake is van opzettelijk handelen zijdens de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
[A] B.V. en de verdachte [verdachte]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de na te noemen aan wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden stelt het hof allereerst vast dat [A] B.V. [...] - in de persoon van de verdachte [verdachte] , die blijkens het de vennootschap betreffende KvK-uittreksel bestuurder en enig aandeelhouder van [E] B.V. was, de enig aandeelhouder van [A] - onjuiste aangiften heeft gedaan of laten doen voor de omzetbelasting ten name [A] met betrekking tot de aangiftetijdvakken mei 2014 tot en met december 2014, zoals onder 1 primair is bewezenverklaard, en dat [A] een vals uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel [...] betreffende de besloten vennootschap [B] B.V. (hierna ook: [B] ) en een valse "Reference Introduction" voorzien van de naam [betrokkene 1] Director ( [B] B.V.) aan de Belastingdienst ter beschikking heeft gesteld, zoals omschreven in de bewezenverklaring onder 2 primair.
Opzettelijk handelen
Dat deze aangiften omzetbelasting opzettelijk onjuist zijn gedaan en dat opzettelijk een vals KvK-uittreksel betreffende [B] B.V. en een valse “Reference Introduction” als hiervoor genoemd aan de Belastingdienst ter beschikking zijn gesteld leidt het hof in het bijzonder af uit de volgende feiten en omstandigheden.
[A] , de onderneming van de verdachte [verdachte] , was ten tijde van het bewezenverklaarde blijkens het de vennootschap betreffende uittreksel uit het handelsregister van de KVK sinds 13 november 2007 een groothandel in - voor zover hier van belang - computers, randapparatuur, en software.
Op 2 november 2011 is aan de verdachte [verdachte] door de Belastingdienst een waarschuwingsbrief uitgereikt, inhoudende de algemene waarschuwing dat hij zorgvuldig moet zijn met het kiezen van zijn leveranciers om te voorkomen dat hij betrokken raakt bij btw-fraude (proces-verbaal AMB-001).
Nadat [A] op 19 mei 2014 een factuur heeft ontvangen voor de levering van softwarepakketten, meldt de verdachte de leverancier [C] B.V. (hierna ook: [C] ) aan bij de Belastingdienst. Dit bedrijf is blijkens het KvK-uittreksel gevestigd op het adres [a-straat 1] te [plaats 4] , tevens het woonadres van de bestuurder van deze vennootschap [betrokkene 1] .
[C] houdt zich blijkens het genoemde uittreksel bezig met interieurreiniging van gebouwen. Daarnaast is het geregistreerd als een niet-gespecialiseerde groothandel in consumentenartikelen, een detailhandel in consumentenelektronica via postorder en internet en een bedrijf dat zich bezighoudt met payrolling (personeelsbeheer).
De Belastingdienst heeft vervolgens op 22 mei 2014 aan [A] gemeld dat het btw-nummer van [C] weliswaar actief is, maar dat zeer recentelijk het bedrijfsadres executoriaal is verkocht zodat bedrijfseconomische activiteiten op het genoemde adres moeilijk uitvoerbaar lijken (AMB-074).
Ook na deze concrete waarschuwing is [A] ( [verdachte] ) zaken blijven doen met [betrokkene 1] , zelfs nadat op 9 juli 2014 het btw-nummer van [C] niet langer actief is.
Uit het onderzoek naar de administratie van [A] over de maanden augustus tot en met december 2014 is gebleken dat de opgegeven voorbelasting gebaseerd is op de facturen ten name van het bedrijf [B] B.V. gericht aan [A] (AMB-031(a)).
Naar aanleiding van (nader) boekenonderzoek bij [A] heeft de Belastingdienst verkoopfacturen ten name van [B] , over de periode van augustus tot en met november 2014, ontvangen van de boekhouder van [A] .
Op drie van deze facturen bleek het logo niet overeen te komen met het logo op de website van het bedrijf en de goederen vermeld op de facturen bleken niet op de website van [B] te worden aangeboden (AMB005/G001-01, verklaring [getuige 1] , Belastingdienst). De directeur en enig aandeelhouder van [B] , [getuige 2] , heeft op vragen van de Belastingdienst verklaard dat hij het bedrijf [A] niet kent, dat [B] niet handelt in computer-software/hardware en dat hij de namen [A] , [verdachte] on [betrokkene 1] niet kent en dat deze namen niet in zijn klantenbestand voorkomen (AMB--004).
De verdachte heeft over [betrokkene 1] wisselende verklaringen afgelegd.
Tegenover de Belastingdienst heeft hij verklaard dat hij [betrokkene 1] in 2014 op de CeBIT-beurs, een grote computerbeurs in Hannover, had leren kennen. Ter terechtzitting in eerste aanleg verklaarde hij dat hij niet met zekerheid kon zeggen dat hij [betrokkene 1] daar had ontmoet. Geconfronteerd met de verklaring van [betrokkene 1] dat hij niet weet wat de CeBIT-beurs is en dat hij daar nooit is geweest, heeft de verdachte verklaard dat hij [betrokkene 1] mogelijk op een andere beurs heeft ontmoet of dat hij hem kent via een adressenbestand.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet kan herinneren of hij in 2014 CeBIT-beurs is geweest.
Gelet op deze verklaringen acht het hof het niet aannemelijk dat de verdachte in 2014 op de CeBIT-beurs is geweest en dat hij daar [betrokkene 1] heeft ontmoet.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts verklaard dat [betrokkene 1] aan hem voorstelde om - nadat het BTW-nummer van [C] B.V. was ingetrokken - zaken te doen met een reisbureau dat op zijn, [betrokkene 1] , naam stond, hetgeen hij [verdachte] , naar eigen zeggen heeft geweigerd om dit een ‘branchevreemd’ bedrijf betrof dat niet - zoals [A] - in computers, randapparatuur, en software handelde.
De verdachte heeft vervolgens - zo heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep ook verklaard - het voorstel van [betrokkene 1] , die hij ontmoette in een café en die op hem overkwam als aardige ondernemer met lef, geaccepteerd om via de onderneming [B] B.V. zaken met hem te doen.
De bedrijfsactiviteiten van [B] , die op het valse KvK uittreksel van [B] B.V. dat in de administratie van [A] in opgenomen [betrokkene 1] , bevatte naast een schoonmaakbedrijf als bedrijfsactiviteiten
- niet-gespecialiseerde groothandel in consumentenartikelen,
- detailhandel via postorder en internet in consumentenelektronica, en
- payrolling (p. 1274).
Deze omschrijving van bedrijfsactiviteiten moeten voor de verdachte naar het oordeel van het hof als even branchevreemd hebben gegolden als de activiteiten van het hiervoor genoemde reisbureau, waarmee hij naar eigen zeggen geen zaken wenste te doen, of het bedrijf [C] B.V. dat volgens het betreffende uittreksel uit het KvK-register evenmin computer hardware en software leverde.
Desondanks heeft [verdachte] , hoewel daartoe de mogelijkheid bestond en zulks van hem verlangd mocht worden als goed ondernemer, zonder de gegevens van [B] B.V. te controleren bij de KvK, [B] bij de Belastingdienst aangemeld als leverancier en het valse KvK-uittreksel betreffende [B] B.V. en de vals gebleken “Reference Introduction” - ten bewijze van een ontmoeting tussen [B] en [A] op de CeBIT-beurs in 2014 - aan de Belastingdienst doen toekomen.
De verdachte heeft over deze gang van zaken geen bevredigende verklaring gegeven anders dan dat hij niet op die documenten heeft gelet.
Daarnaast neemt het hof voor het bewijs van opzet in aanmerking dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, de bestelde softwarepakketten niet ophaalde bij een bedrijfspand voorzien van een bedrijfsnaambord " [B] B.V." maar bij de woning van [betrokkene 1] aan het [a-straat 1] te [plaats 4] , waar hij de bestelde pakketten ontving via een geopend raam op de benedenverdieping van dat adres, alsmede de omstandigheid dat bij de eerste betaling van [A] de omschrijving [B] BV is gebruikt, dat het bedrag gestorneerd is en bij de daaropvolgende betalingen de omschrijving [B] Enterprises is gebruikt, zonder dat er aanvullende vragen zijn gesteld door [A] en dat bij de betalingen van [A] vanaf 20 november 2014 de omschrijving [B] Enterprises is gebruikt, in verband waarmee [A] ook geen aanvullende vragen heeft gesteld (OPV-3, blz. 68).
Uit deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat het niet anders kan zijn dan dat [A] B.V. - en mitsdien de verdachte [verdachte] - vol opzet heef gehad op het doen dan wel laten doen van onjuiste aangiften omzetbelasting alsmede op het ter beschikking stellen van een vals uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel betreffende [B] B.V. en voornoemde valse “Reference Introduction” voorzien van de naam van [betrokkene 1] , die in de administratie van [A] zijn aangetroffen en welke bescheiden onmiskenbaar dienden als middel om een zogenoemde btw-carrousel te verhullen en mogelijk te maken. In deze btw-carrousel is geen btw afgedragen aan de Belastingdienst, terwijl de btw wel in rekening werd gebracht en is verderop in de keten wel betaalde btw, in aftrek op de aangiften gebracht zodat de Belastingdienst hierdoor btw zou terugbetalen die nooit is ontvangen. Van deze btw-carrousel heeft [A] - en daarmee de. verdachte [verdachte] - opzettelijk onderdeel uitgemaakt.
Toerekening aan [A]
De strafbare feiten kunnen naar het oordeel van het hof in redelijkheid aan [A] worden toegerekend. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de onjuiste aangiften omzetbelasting zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Immers, voor [A] past het doen van periodieke omzetbelastingaangiften in de normale bedrijfsvoering van deze onderneming. De gedraging van het doen van onjuiste aangiften past daarmee ook in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en is de rechtspersoon bovendien dienstig geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf (er hoefde immers minder omzetbelasting betaald te worden). Deze gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan [A] worden toegerekend.
Feitelijke leiding geven door [verdachte]
De verdachte heeft naar het oordeel van het hof gelet op het vorenoverwogene feitelijke leiding gegeven aan de [A] verweten gedragingen.”