Parket bij de Hoge Raad, 18-07-2025, ECLI:NL:PHR:2025:801, 24/03468
Parket bij de Hoge Raad, 18-07-2025, ECLI:NL:PHR:2025:801, 24/03468
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 juli 2025
- Datum publicatie
- 15 augustus 2025
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2025:801
- Zaaknummer
- 24/03468
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Art. 20 AWR. Naheffing parkeerbelasting mogelijk in een geval waarin niet langer is geparkeerd dan de periode waarin ‘gratis’ geparkeerd kan worden, maar waarin bij de aanvang van het parkeren de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld? Uitleg tariefvoorschrift in tarieventabel.
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 24/03468
Datum 18 juli 2025
Belastingkamer B
Onderwerp/tijdvak Parkeerbelasting
Nr. Gerechtshof 24/32
Nr. Rechtbank 23/1780
CONCLUSIE
M.R.T. Pauwels
In de zaak van
[X] (belanghebbende)
tegen
het college van burgemeester & wethouders van de gemeente Diemen (het College)
1 Overzicht van deze zaak en van de conclusie
Deze zaak gaat over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan belanghebbende is opgelegd wegens het parkeren op een locatie in de gemeente Diemen waar de eerste twee uur ‘gratis’ kan worden geparkeerd. Het desbetreffende tariefvoorschrift in de Tarieventabel 2020 kent een formulering die in die zin bijzonder is dat zij afwijkt van de formulering in tariefvoorschriften van andere gemeenten die erin voorzien dat een eerste periode ‘gratis’ kan worden geparkeerd. Het tariefvoorschrift (art. 1(g) Tarieventabel 2020) luidt als volgt:
“g. € 1,50 per uur. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht.”
Vast staat dat belanghebbende bij aanvang van het parkeren geen parkeerapparatuur in werking heeft gesteld. Belanghebbende heeft voor het Hof betoogd, in de kern, dat er geen grond is voor het opleggen van de naheffingsaanslag, omdat geen parkeerbelasting verschuldigd is aangezien niet langer dan twee uur is geparkeerd.
Het Hof heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag mocht worden opgelegd. Daartoe heeft het overwogen dat belanghebbende bij de aanvang van het parkeren geen parkeerapparatuur in werking heeft gesteld, zodat geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden. Het Hof behandelt het betoog van belanghebbende ogenschijnlijk pas in het kader van de beoordeling van de hoogte van de naheffingsaanslag.
In cassatie voert belanghebbende aan dat het oordeel van het Hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting omdat het Hof heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, terwijl ter plaatse geen parkeerbelasting hoefde te worden betaald voor de eerste twee uren parkeren en niet aannemelijk is dat belanghebbende langer heeft geparkeerd.
Crux
De redenering van het Hof waarom de naheffingsaanslag mocht worden opgelegd, lijkt mij niet sluitend. De crux van deze zaak is naar mijn mening gelegen in de vraag of belanghebbende materieelrechtelijk parkeerbelasting verschuldigd was en daarmee in de vraag hoe art. 1(g) Tarieventabel 2020 moet worden uitgelegd.
Zaaksoverstijgend belang
Aangezien meer gemeenten erin voorzien dat op bepaalde locaties een eerste periode ‘gratis’ kan worden geparkeerd, heeft het arrest in deze zaak in potentie uitstralingseffecten. Omdat het onderhavige tariefvoorschrift afwijkend is, is het echter ook mogelijk dat die effecten beperkt zijn, afhankelijk van de uitleg die aan het tariefvoorschrift wordt gegeven. Het zaaksoverstijgend belang voor gemeente Diemen is overigens inmiddels in die zin beperkt dat sinds 1 juli 2025 het gratis parkeren in de eerst twee uur is vervangen door een tarief van € 0,10, juist mede om procedures zoals de onderhavige te voorkomen.
Lengte van de conclusie en leeswijzer
Deze conclusie is met ongeveer 35 pagina’s (veel) langer dan ik bij aanvang voor ogen had en als uitgangspunt wenselijk vind, nu het gaat om een afgebakende vraag. De lengte houdt onder meer verband met mijn keuze om veel feitenrechtspraak op te nemen in onderdeel 5, zodat inzicht wordt geboden in de variëteit (zowel in oordelen als in gevalstypen). Ook heeft mijn onderzoek naar de (zeer bijzondere) totstandkoming van de formulering van art. 1(g) Tarieventabel 2020 nogal wat ruimte ingenomen (3.11-3.22). Verder speelt mee dat ik niet goed grip kreeg op de uitspraak van het Hof (vgl. 6.3-6.5) en dat ik nog een zijpad heb bewandeld die wel van belang kan zijn voor de problematiek in het algemeen, maar niet noodzakelijk is voor de afdoening van déze zaak (6.32-6.39).
Ik heb de conclusie zo opgezet dat directe kennisname van onderdelen 3 tot en met 5 niet nodig is. Er kan na onderdeel 2 direct gestart worden met lezing van de beschouwing in onderdeel 6, waarin kruisverwijzingen de lezer leiden naar relevante informatie in de daaraan voorafgaande onderdelen. De lezer die weinig tijd heeft en met mij meent dat de crux gelegen is in de vraag hoe art. 1(g) Tarieventabel 2020 moet worden uitgelegd, zou zich zelfs kunnen beperken tot lezing van 6.20-6.30.
Opbouw en inhoud conclusie
Na onderdeel 2 over de feiten, het oordeel van het Hof, en het geding in cassatie, start ik in onderdeel 3 met een uiteenzetting over de relevante regelgeving, waarbij ik – zoals zojuist gezegd – relatief veel aandacht besteed aan de totstandkoming van de formulering van art. 1(g) Tarieventabel 2020. Vervolgens behandel ik in onderdeel 4 jurisprudentie van de Hoge Raad over naheffing van parkeerbelasting. In onderdeel 5 geef ik relevante rechtspraak van feitenrechters weer over kwesties die verwant zijn met de onderhavige zaak.
In onderdeel 6 volgt mijn beschouwing. De hoofdlijn daarvan is de volgende:
- (6.1-6.2) In cassatie dient er veronderstellenderwijs van te worden uitgegaan dat belanghebbende niet langer dan twee uur heeft geparkeerd.
- (6.3-6.5) De uitspraak van het Hof maakt niet goed inzichtelijk waarom het van oordeel is dat de naheffingsaanslag mocht worden opgelegd, terwijl belanghebbende had aangevoerd geen parkeerbelasting verschuldigd te zijn. Daarom pel ik de problematiek zelfstandig af.
- (6.6) De maatstaf voor beantwoording van de vraag wanneer een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting mag worden opgelegd, is art. 20 AWR.
- (6.7-6.9) HR BNB 2019/52 brengt niet mee dat een afwijkende maatstaf geldt voor de beantwoording van die vraag.
- (6.10-6.13) Gelet op art. 20 AWR zijn er twee voorwaarden om te kunnen naheffen: (i) de parkeerbelasting moet materieelrechtelijk verschuldigd zijn, en (ii) die belasting is geheel of gedeeltelijk niet betaald. Het draait in deze zaak om voorwaarde (i).
- (6.14-6.19) Dit betekent dat, anders dan het Hof heeft gedaan, aan enkel de omstandigheid dat geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, niet de gevolgtrekking kan worden verbonden dat een naheffingsaanslag mocht worden opgelegd. Dat niet-voldoen van parkeerbelasting is immers alleen grond voor naheffing indien die belasting ook verschuldigd was.
- (6.20-6.30) Het komt daarom aan op de uitleg van het tariefvoorschrift van art. 1(g) Tarieventabel 2020. Dat vind ik een lastige kwestie gegeven de aparte formulering. Het Hof is niet (kenbaar) overgegaan tot een uitleg. De Rechtbank lijkt het tariefvoorschrift zo te hebben uitgelegd dat het meebrengt dat “[a]lleen als de aangifte is voldaan, dat wil zeggen het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur, (...) de eerste twee uur niet in rekening [worden] gebracht.” Die uitleg lijkt me verdedigbaar, maar er zijn ook argumenten tegen die uitleg. Complicatie is dat totstandkomingsgeschiedenis van het tariefvoorschrift geen duidelijkheid biedt over wat de gemeentelijke wetgever met de formulering van het tariefvoorschrift heeft beoogd. Gegeven wat in het Gemeenteblad is vermeld over het besluit van de gemeenteraad meen ik uiteindelijk dat ervan moet worden uitgegaan het tariefvoorschrift op een wat omfloerste wijze regelt dat (i) voor de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode een tarief van € 0,00 geldt en dat (ii) na die eerste twee uur een tarief van € 1,50 per uur geldt. Dit betekent dat belanghebbende geen positief bedrag aan parkeerbelasting verschuldigd was en dat er dus geen grond voor naheffing is.
- (6.31) Dat belanghebbende evenmin € 0,00 heeft voldaan op aangifte, doet daaraan niet af, nu dat niet wegneemt dat geen sprake is van “te weinig geheven belasting” als bedoeld in art. 20 AWR.
- (6.32-6.39) Sommige feitenrechters zijn van opvatting dat een bepaalde aangiftehandeling moet zijn verricht om in aanmerking te komen voor het tarief van € 0,00, omdat anders controle van de parkeerduur niet mogelijk is. Ik onderken dat controleprobleem, maar meen dat het niet de juridisch geëigende oplossing is om in een tariefvoorschrift een voorwaarde te lezen die daarin niet is opgenomen. Een oplossing zou wel kunnen zijn om, als uit de desbetreffende parkeerbelastingverordening voortvloeit dat, ook indien nog niet direct parkeerbelasting is verschuldigd door het tarief van € 0,00, de verplichting bestaat bij aanvang van het parkeren om de parkeerapparatuur in werking te stellen, aan schending van die verplichting het gevolg te verbinden dat de stelplicht en bewijslast naar de belanghebbende verschuift wat betreft het aanvangsmoment van het parkeren.
- (6.40-6.41) Aangezien veronderstellenderwijs ervan is uitgegaan dat belanghebbende niet langer dan twee uur heeft geparkeerd, zou in beginsel verwijzing moeten volgen voor de (feitelijke) beoordeling óf dat het geval is. Verwijzing kan echter achterwege kan blijven, omdat belanghebbende voor het Hof heeft gesteld dat niet langer dan twee uur is geparkeerd en de Heffingsambtenaar die stelling niet heeft betwist. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen door de naheffingsaanslag te vernietigen.
In onderdeel 7 geef ik een grove voorzet voor de wijze van beoordeling van de klacht uitgaande van mijn beschouwing. Ik concludeer dat het beroep in cassatie gegrond is.
2 De feiten, oordeel Hof, en het geding in cassatie
Belanghebbende parkeert op 9 december 2022 op een parkeerplaats aan de Burgemeester de Kievietstraat in de gemeente Diemen (hierna: de parkeerlocatie).1 De parkeerlocatie is door het college van burgemeesters en wethouders aangewezen als weggedeelte bestemd voor betaaldparkeren (zie ook 3.7 hierna). Het tarief voor de parkeerbelasting op de parkeerlocatie bedraagt op grond van art. 1(g) Tarieventabel 2020: “€ 1,50 per uur. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht” (zie ook 3.8).
Belanghebbende heeft bij aanvang van het parkeren geen parkeerapparatuur in werking gesteld. De heffingsambtenaar heeft ter zake van het parkeren aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66, bestaande uit € 1,50 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten van de naheffingsaanslag (de naheffingsaanslag).2
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. De kern van zijn overwegingen zijn de volgende (NB ik citeer de overwegingen hierna in 5.21):
- (rov. 5.2) Bij de aanvang van het parkeren heeft belanghebbende geen parkeerapparatuur in werking gesteld, zodat geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden en dus een naheffingsaanslag mocht worden opgelegd.
- (rov. 5.4) Onjuist is het standpunt van belanghebbende dat niet kan worden nageheven omdat niet aannemelijk is dat zij langer dan twee uur heeft geparkeerd. Dat de Tarieventabel 2020 bepaalt dat “de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht”, maakt dat niet anders. Op grond van art. 234(3) Gemeentewet kan forfaitair worden nageheven indien geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, en hoeft de naheffing niet te worden beperkt tot de te weinig geheven belasting in de zin van art. 20(1) AWR.
Het geding in cassatie
Belanghebbende heeft tijdig en ook overigens op regelmatige wijze beroep in cassatie ingesteld. Het College heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweerschrift ingediend.
Belanghebbende voert aan dat het oordeel van het Hof getuigt van een onjuiste rechtsopvatting omdat het heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, terwijl ter plaatse geen parkeerbelasting hoefde te worden betaald voor de eerste twee uren parkeren en niet aannemelijk is dat belanghebbende langer heeft geparkeerd.
Belanghebbende betoogt in dit kader in de kern het volgende. Het Hof stelt de vraag of een naheffingsaanslag mag worden opgelegd ten onrechte afhankelijk van de vraag of het voertuig is aangemeld. De Tarieventabel 2020 bepaalt dat het parkeertarief de eerste twee uur niet in rekening wordt gebracht. Die ‘korting’ wordt niet afhankelijk gesteld van aanmelding van het voertuig. Voor de kennelijk andere uitleg door het Hof bestaat geen grond. Die uitleg zou overigens in strijd zijn met art. 225(8) Gemeentewet. Bovendien is die uitleg in strijd met rechtspraak van andere feitenrechters, waaronder een uitspraak van gerechtshof Den Haag.5 Verder berust rov. 5.4 op een onjuiste lezing van belanghebbendes beroepsgrond.
3 Regelgeving
Art. 225(1)(a) Gemeentewet geeft de bevoegdheid aan gemeenten om in het kader van parkeerregulering een belasting te heffen “ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze” (parkeerbelasting).
Art. 234 Gemeentewet geeft regels voor de wijze waarop de parkeerbelasting wordt geheven. Het tweede lid bepaalt wat uitsluitend als voldoening op aangifte wordt aangemerkt. Daartoe behoort het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften. Het derde lid bevat een voorschrift voor de berekening van een naheffingsaanslag.
“1. De belasting, bedoeld in artikel 225, eerste lid, onder a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel op andere wijze.
2. Als voldoening op aangifte wordt uitsluitend aangemerkt:
a. het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften;
(...)
3. Ingeval een naheffingsaanslag wordt opgelegd, wordt deze berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.
(...)”.
Art. 234(3) Gemeentewet veronderstelt de bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Art. 234 Gemeentewet regelt zelf niet die bevoegdheid. Die bevoegdheid vloeit voort uit art. 231(1) Gemeentewet in verbinding met art. 20 AWR.6 Het eerste lid van die laatste bepaling luidt als volgt:
“Indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan of afgedragen, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting naheffen. (...)”
Parkeerbelastingregelgeving gemeente Diemen
De gemeente Diemen maakt gebruik van de bevoegdheid om parkeerbelasting te heffen. In deze zaak is de Parkeerverordening Diemen 2020 (Parkeerverordening) van belang die op 1 januari 2021 in werking is getreden.7 Deze verordening heeft gegolden tot 1 juli 2025.8
De voor deze conclusie relevante artikelen uit de Parkeerverordening zijn de volgende:
“Artikel 10 Belastbaar feit
Onder de naam ‘parkeerbelasting’ of ‘betaald parkeren’ worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
(...)
Artikel 12 Wijze van heffing
1. De belasting, bedoeld in artikel 10, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
(...)
Artikel 13 Ontstaan van de belastingschuld
1. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, ontstaat vanaf de aanvang van het parkeren, tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via de telefoon inloggen op de centrale computer.
(...)
Artikel 15 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende, en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 16 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 10, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.
(...)
Artikel 19 Nadere regels door het college van Burgemeester en Wethouders
1. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelasting.
(...)”
Art. 16 Parkeerverordening bepaalt dat de aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd, gebeurt door het College. Het College heeft daartoe (eerder) bij besluit van 30 september 2019 het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren 2019 vastgesteld (het Aanwijzingsbesluit).9 Dit besluit is in werking getreden op 1 oktober 2019. Het luidt voor zover van belang als volgt:
“Het college van burgemeester en wethouders van Diemen,
gelet op:
artikel 2, 3, 16, 17 en 19 van de Parkeerverordening;
overwegende dat:
- Betaald parkeren wordt ingesteld in het gebied Ouddiemerlaan – Burgemeester de Kievitstraat – Nicolaas Lublinkstraat – Muiderstraatweg;
Besluit vast te stellen:
Het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren 2019
Artikel 1 Aanwijzing van straten en straatgedeelten
Artikel 1.1
Als plaatsen waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 10, onderdeel a, alsmede artikel 16, van de Parkeerverordening, mag worden geparkeerd, worden aangewezen:
(...)
Muiderstraatweg en omgeving
[opsomming straten in nummers 37 t/m 38; MP]
39. Burgemeester de Kievietstraat
[vervolg opsomming straten in nummers 40 t/m 42; MP]
(...)
Artikel 2 Toestaan betaald parkeren
(...)
Artikel 2.4
Parkeren op locatie 37 t/m 42 in artikel 1.1 is slechts toegestaan tegen betaling van belasting op:
• maandag tot en met zaterdag 09.00 tot 19.00 uur.
Artikel 2.5
• er geldt geen maximum parkeerduur voor de locaties 1 t/m 10 en 28 t/m 42 onder artikel 1.1.
(...)
Artikel 3 Wijze van betaling
Artikel 3.1
Terstond bij de aanvang van het parkeren dient de verschuldigde parkeerbelasting te worden voldaan.
Artikel 3.2
Betaling van parkeerbelasting bij parkeerautomaten dient voor de locaties in artikel 1.1 bij alle parkeerautomaten uitsluitend op elektronische wijze plaats te vinden.
Hierbij wordt onder elektronisch betalen verstaan:
• Een verrichte betaling met behulp van de mobiele telefoon, het zgn. ‘belparkeren’ (waarbij de betaling geschiedt door middel van een, onder vermelding van de op parkeerapparatuur vermelde locatiecode, gemaakte verbinding van een telefoon binnen de overeengekomen tijd na het einde van parkeren);
• Een door middel van pinbetaling verrichte betaling.
(...)
Artikel 4 Voorwaarden
Artikel 4.1
Als wordt geparkeerd bij parkeerapparatuur waarbij een betalingsbewijs wordt verstrekt, is de aangifte pas voltooid als het kenteken van het geparkeerde voertuig bij de betreffende parkeerautomaat is ingevoerd.
(...)
Artikel 5 Parkeertarieven
De parkeertarieven voor de locaties zoals vermeld in artikel 1 van dit besluit zijn opgenomen in artikel 1 van dit besluit zijn opgenomen in Tarieventabel, onderdeel van de Parkeerverordening.
(...)”
Uit art. 1.1 Aanwijzingsbesluit volgt dat de onderhavige parkeerlocatie valt onder het aangewezen gebied ‘Muiderstraatweg en omgeving’.
Art. 15 Parkeerverordening verwijst voor het tarief van de parkeerbelasting naar de tarieventabel die behoort bij de Parkeerverordening (de Tarieventabel 2020). Voor zover van belang luidt deze tabel als volgt:
“Tarieventabel 2020
1. Het tarief voor het straatparkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 10, onderdeel a bedraagt:
(...)
Muiderstraatweg en omgeving
g. € 1,50 per uur. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht.
h. € 1,50 per uur voor parkeren van een voertuig op een parkeerplaats met oplaadpunt voor elektrische voertuigen. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht.
(...)5. De kosten van de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 10, onderdeel a bedragen € 64,50,
(...)
- plus een uurtarief van € 1,50 en vormen een totaalbedrag van € 66 voor Muiderstraatweg en omgeving.”
Introductie betaaldparkeren voor Muiderstraatweg en omgeving 10
De voorganger van het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren 2019, te weten Aanwijzingsbesluit Parkeerverordening 201711, voorzag nog niet erin dat Muiderstraatweg en omgeving als betaaldparkeerzone is aangewezen. Die aanwijzing is geschied per 1 oktober 2019 bij het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren 2019, zoals ook uit de in 3.6 geciteerde aanhef van dat besluit volgt. Destijds is ook de tarieventabel bij de toenmalige Parkeerverordening 201612 daarop gewijzigd. Dat is geschied door vaststelling van de Tarieventabel 2019.13 Ik kom hierna nog terug op die tarieventabel en de totstandkoming daarvan (3.13 e.v.).
Het parkeerbeleidsplan 2021 van de gemeente Diemen geeft de achtergrond van de eerdere invoering van betaald parkeren voor Muiderstraatweg en omgeving beknopt weer. De invoering had te maken met het feit dat de blauwe zone onvoldoende functioneerde door bijvoorbeeld het veelvuldig doordraaien van parkeerschijven:14
“4.4. Betaald parkeren
In Diemen is in de volgende gebieden betaald parkeren ingevoerd:
(...)
- Per oktober 2019 is in het gebied rond de Muiderstraatweg (vanaf de Ouddiemerlaan tot aan de Prins Bernhardlaan) de blauwe zone gewijzigd in betaald parkeren.
Ondanks dat de blauwe zone het uitgangspunt is bij het invoeren van parkeerregulering is inmiddels in het gebied rond de Muiderstraatweg betaald parkeren ingevoerd als vervanging van de blauwe zone. Hiervoor is gekozen omdat de blauwe zone onvoldoende functioneerde door bijvoorbeeld het veelvuldig doordraaien van de parkeerschijven. Het doel om langparkeerders zonder bestemming in Diemen te weren, wordt dan niet behaald bij een blauwe zone. Per situatie vindt een afweging plaats welke reguleringsvorm het best passend is.”
Totstandkoming formulering tariefstelling
De voor deze zaak van toepassing zijnde tekst van de Tarieventabel 2020 is die van de tabel bij de Parkeerverordening Diemen 2020 zoals die in werking is getreden op 1 januari 2021 (zie 3.4).15 Ik herhaal voor het leesgemak de tariefbepaling waarover het hier gaat:
“Muiderstraatweg en omgeving
g. € 1,50 per uur. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht.”
De gekozen formulering voor de eerste twee uur is in die zin opvallend dat uit de in onderdeel 5 behandelde feitenrechtspraak volgt dat in andere gemeenten waarin op bepaalde locaties in de eerste tijdsperiode gratis geparkeerd mag worden, doorgaans een andere formulering wordt gehanteerd in de desbetreffende belastingverordening – in de kern: het tarief voor die tijdsperiode is op € 0 gesteld. Gelet op dit verschil in formulering en om de reden dat voor deze zaak mogelijk de betekenis van de onderhavige formulering van belang is, heb ik nader onderzoek gedaan naar de achtergrond van die formulering. Ik meld reeds op deze plaats de (verrassende) conclusie, namelijk dat er geen officiële bron is waarin een toelichting is te vinden op die formulering (zie 3.22).
De in 3.11 geciteerde tekst komt overeen met de tekst van de voorafgaande tarieventabel. Het gaat om – verwarrenderwijs – de Tarieventabel 2020 bij de Parkeerverordening Diemen 2020 zoals die in werking is getreden op 20 maart 2020.16 De voorganger van die laatste tarieventabel is de in 3.9 genoemde Tarieventabel 2019, waarbij voor het eerst is voorzien in parkeertarieven voor Muiderstraatweg en omgeving. Ook de tekst in die tarieventabel is – op een tikfout na – hetzelfde. Gelet op wat hierna volgt, citeer ik niettemin de tekst van de tariefbepaling van de Tarieventabel 2019:17
“Muiderstraatweg en omgeving
g. € 1,50 per uur. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode nie in rekening wordt gebracht”
De geciteerde tekst is die van de tekst van de Tarieventabel 2019 zoals gepubliceerd in het Gemeenteblad van 30 september 2019.18 Uit dat Gemeenteblad volgt dat het besluit tot vaststelling van de Tarieventabel 2019 is genomen tijdens de gemeenteraadsvergadering van 18 april 2019. Het Gemeenteblad vermeldt voorafgaand aan de weergave van de Tarieventabel 2019 onder meer het volgende:
“De gemeenteraad van Diemen in vergadering bijeen, Gelet op
de voordracht van het college d.d. 5 maart 2019
de Parkeerverordening 2016
Besluit
(...)
Gewijzigd vast te stellen de Tarieventabel 2019, zoals bedoeld in artikel 15, behorende bij en deel uitmakende van de Parkeerverordening waarin de volgende tarieven voor de Muiderstraatweg en omgeving worden opgenomen:
- het kort betaald parkeertarief van € 0 voor de eerste twee uren;
- het betaald parkeertarief van € 1,50 per uur (vanaf het derde uur en ieder daarop volgend uur);”
Voorafgaand aan de gemeenteraadsvergadering van 18 april 2019 is de invoering van betaald parkeren voor Muiderstraatweg en omgeving en de daarmee verband houdende vaststelling van de Tarieventabel 2019 besproken op de informatieve raadsvergadering van 11 april 2019.19 Ten tijde van die vergadering luidde de voorgestelde Tarieventabel 2019 nog anders wat betreft de tariefbepaling voor Muiderstraatweg en omgeving. Er was namelijk blijkens de toenmalige raadsvoordracht (op een document met datum 26 februari 2019) nog voorzien in een “kort betaald parkeertarief” van € 0,10.20 Hier van belang is de formulering van de voorgestelde tariefbepaling in de bij de raadsvoordracht gevoegde voorgestelde Tarieventabel 2019:
“Muiderstraatweg en omgeving
g. € 0,10 voor de eerste twee uren
h. € 1,50 vanaf het derde uur en volgende uren parkeren”
Uit het verslag van de informatieve raadsvergadering van 11 april 2019 blijkt dat de wethouder verklaart dat er een aangepast tarievenvoorstel komt omdat anders dan eerder gedacht het qua techniek niet noodzakelijk is om € 0,10 te rekenen en in plaats daarvan een stelsel mogelijk is waarbij de eerste twee uur gratis is.21 Dit heeft voor de gemeenteraadsvergadering van 18 april 2019 geleid tot een aangepaste raadsvoordracht (op een document met – verwarrenderwijs wederom nog steeds als – datum 26 februari 2019) met daarbij een aangepaste voorgestelde Tarieventabel 2019.22
Deze aangepaste raadsvoordracht vermeldt wat betreft de tariefstelling onder meer het volgende:23
“Gevraagde beslissing
(...)
- het kort betaald parkeertarief van € 0 voor de eerste twee uren op te nemen in de Tarieventabel van de Parkeerverordening;
- het betaald parkeertarief van € 1,50 per uur (vanaf het derde uur en ieder daarop volgend uur) op te nemen in de Tarieventabel van de Parkeerverordening;
(...)
Toelichting
Inhoud van de voordracht
Voorstel
Op 5 maart 2019 heeft het college de reactienota en het definitieve plan voor de ‘Herziening parkeerbeleid Muiderstraatweg en omgeving’ vastgesteld. (...)
Dit definitieve plan houdt het volgende in:
(...)
5) Het te betalen tarief voor het parkeren in het betaald parkeren gebied is voor de eerste 2 uren € 0. Vanaf het derde uur en volgende uren parkeren bedraagt het tarief € 1,50. Er mag slechts 1 keer per dag voor € 0 geparkeerd worden. Bij een 2e aanmelding op dezelfde dag met hetzelfde kenteken zal het tarief voor het 3e uur (€ 1,50 per uur) in rekening worden gebracht. Het maximale bedrag voor een dag parkeren tussen 09.00 en 19.00 uur is € 12,00.
6) Er zal fiscale handhaving georganiseerd worden in het betaald parkeren gebied. Bij het niet betalen of niet voldoende betalen van parkeerbelasting wordt een naheffingsaanslag opgelegd. Deze boete zal € 63,50 bedragen voor de parkeerder.”
De bij de aangepaste raadsvoordracht gevoegde voorgestelde Tarieventabel 2019 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Muiderstraatweg en omgeving
g. € 0 voor de eerste twee uren
h. € 1,50 vanaf het derde uur en volgende uren parkeren”
Als geschreven (3.14) is op de gemeenteraadsvergadering van 18 april 2019 besloten tot vaststelling van de Tarieventabel 2019. Dit volgt ook uit de notulen van die vergadering.24 De oplettende lezer zal echter zijn opgevallen dat de tekst van de tariefbepaling voor Muiderstraatweg en omgeving in de voorgestelde Tarieventabel (3.18) niet hetzelfde is als de tekst zoals opgenomen in het Gemeenteblad (3.13). Omdat ik op basis van gegevens op de website van de gemeente Diemen geen verklaring kon vinden voor dit verschil – ik zag in de voornoemde notulen niet iets over een amendement staan en ik kon zo’n amendement evenmin vinden op de lijst van amendementen op de website25 – heb ik contact gezocht met de raadsgriffier van de gemeente Diemen om na te gaan of ik informatie mis wat betreft de wijze van totstandkoming van de Tarieventabel 2019 in de gemeenteraad. Ik wilde immers weten wat de achtergrond is van de (bijzondere) formulering van de tariefbepaling voor Muiderstraatweg en omgeving.
De raadsgriffier heeft enige medewerkers van ‘Team Ruimtelijk Beleid’ van de gemeente betrokken bij de behandeling van mijn vraag, die mij zeer bereidwillig en voortvarend hebben geholpen om opheldering te krijgen. Na enig e-mail- en telefonisch contact is gebleken dat er wat betreft de tariefbepaling voor Muiderstraatweg en omgeving sprake is van een verschil tussen enerzijds de tekst van de Tarieventabel 2019 zoals voorgelegd aan (en aangenomen door) de gemeenteraad en anderzijds de tekst zoals gepubliceerd in het Gemeenteblad. Het gaat dus – zo begrijp ik – om een aanpassing in de tekst die is gedaan na de vaststelling van de Tarieventabel 2019 door de gemeenteraad. Mij is daarvoor de volgende verklaring gegeven per e-mail:26
“Om te voorkomen dat een parkeerder meerdere keren per dag gratis gedurende twee uur kan parkeren in het gebied van de Muiderstraatweg en omgeving is volgens de letter en in de geest van punt 5 van de Raadsvoordracht de tekst in het Gemeenteblad beperkt gewijzigd (“aangesloten periode”) ten opzichte van de Raadsvoordracht zonder dat dit een inhoudelijke of materiele wijziging betreft. Deze beperkte, niet-inhoudelijke wijziging is niet in een amendement of anderszins vastgelegd maar is wel in samenwerking met het toenmalige hoofd juridische zaken van de parkeerdienstverlener opgesteld en kan daardoor geverifieerd worden.”
Ik heb geen juridisch onderzoek gedaan naar wat het gevolg ervan is dat de tekst zoals bekendgemaakt in het Gemeenteblad afwijkt van de tekst zoals vastgesteld door de gemeenteraad. In deze zaak is namelijk niet de Tarieventabel 2019 – waarbij dit speelt – van toepassing maar de Tarieventabel 2020 bij de Parkeerverordening Diemen 2020 zoals die in werking is getreden op 1 januari 2021 (3.11), en de tekst daarvan in het Gemeenteblad komt wat betreft de tariefbepaling voor Muiderstraatweg en omgeving wél overeen met de voorgestelde tekst bij de raadsvoordracht voor de raadsvergadering waarbij is besloten tot vaststelling van de Tarieventabel 2020.27
Dat neemt echter niet weg dat de (bijzondere) gang van zaken bij de totstandkoming van de tekst van de Tarieventabel 2019 zoals gepubliceerd in het Gemeenteblad wel meebrengt dat er geen (officiële) bron in de gemeentelijke wetsgeschiedenis is waarin een toelichting is te vinden op de wijze van formulering van de tariefbepaling voor Muiderstraatweg en omgeving zoals die ook wordt gehanteerd in de Tarieventabel 2020.
Parkeerverordening 2025
Per 1 juli 2025 is de Parkeerverordening Diemen 2025 in werking getreden.28 Saillant is dat de tariefstelling voor het parkeergebied Muiderstraatweg en omgeving is gewijzigd in: “eerste en tweede uur parkeren € 0,10 per uur, vanaf het derde uur parkeren € 1,90 per uur” (art. 1 Tarieventabel 2025).
Uit de toelichting in de raadsvoordracht van die verordening maak ik op dat met de wijziging van gratis naar een tarief van € 0,10 per uur in de eerste twee uur is beoogd onnodige ‘parkeerboetes’, bezwaarschriften en beroepsprocedure en daarmee verband houdende kosten voor de gemeente te voorkomen:29
“• In de parkeerzone Muiderstraatweg en omgeving geldt dat momenteel vanaf het 3e uur parkeren betaald moet worden (€ 1,50 per uur). Hierbij geldt de voorwaarde dat de parkeerder bij aanvang parkeren, het kenteken aanmeldt via een parkeerapp of de parkeerautomaat, zodat het kenteken geregistreerd staat voor parkeercontrole. Staat het kenteken niet aangemeld en rijdt de scanauto langs, dan ontvangt de kentekenhouder een naheffingsaanslag. Deze ‘constructie’ leidt geregeld tot onduidelijkheden. Hierdoor zijn diverse beroepszaken aangespannen door parkeerders die tot cassatie werden gevoerd. In andere steden leidde dit ook tot verwarring en jurisprudentie. Zowel de vorige als de huidige dienstverlener die voor Diemen de parkeerhandhaving uitvoert, adviseren de eerste twee uur in plaats van € 0,-, € 0,10 per uur als parkeertarief te hanteren. Dit advies is in dit voorstel verwerkt. Hierdoor geldt dat vanaf aanvang parkeren betaald moet worden, wat ruis en ‘discussie’ voorkomt. Dit voorkomt teleurstellingen bij parkeerders. Door de duidelijkheid is bezwaarafhandeling effectiever, waardoor kentekenhouders na een reactie op bezwaar niet in beroep gaan. Met deze oplossing is het tarief zeer laag, het goede gevoel van goedkoop parkeren kan blijven. 80% van de parkeerders gebruikt parkeerapps. Er is geen extra handeling nodig voor parkeerders bij betaald parkeren voor € 0,10 per uur en het gratis parkeren met verplichte aanmelding. Voor de gemeentelijke organisatie geeft het verlichting en voorkomt het onnodige beheerkosten, vertragingen en proceskostenvergoedingen bij beroepszaken. Diemen betaalt proceskosten wanneer de wederpartij in het gelijk wordt gesteld. Commerciële bureaus die namens overtreder in bezwaar gaan zoeken naar omissies in verordeningen en besluiten en onduidelijkheden in parkeerbeleid. Het doel voor hen is om proceskosten vergoed te krijgen, wat hun verdienmodel is. In Diemen besteedt de bezwaar-en beroepsafdeling veel tijd aan zaken die deze commerciële bureaus (zoals verkeersboete.nl) voeren.”
Andere gemeenten waarin de eerste uren gratis geparkeerd kan worden hoewel betaaldparkeren geldt
Er zijn meer gemeenten waar op bepaalde locaties gedurende een bepaalde parkeerduur gratis geparkeerd kan/kon worden, hoewel de desbetreffende locatie is aangewezen voor betaald parkeren op de desbetreffende tijdstippen.30 Het gaat dan bijvoorbeeld om het eerste kwartier, het eerste uur, de eerste twee uren of zelfs de eerste 24 uur. Voor enige voorbeelden verwijs ik naar de feitenrechtspraak in onderdeel 5.