Home

Rechtbank Almelo, 12-01-2007, AZ6732, AWB 06/700 PREGW AZ1 A

Rechtbank Almelo, 12-01-2007, AZ6732, AWB 06/700 PREGW AZ1 A

Gegevens

Instantie
Rechtbank Almelo
Datum uitspraak
12 januari 2007
Datum publicatie
23 januari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBALM:2007:AZ6732
Zaaknummer
AWB 06/700 PREGW AZ1 A

Inhoudsindicatie

Reclamebord, dat aan de gevel is aangebracht, is belastingplichtig.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO

Sector bestuursrecht

Registratienummer: AWB 06/700 PREGW AZ1 A

Uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 12 januari 2007

in het geschil tussen:

[eiseres] B.V.,

gevestigd te [plaats], eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Enschede, verweerder.

1. Aanduiding bestreden besluit

Uitspraak op bezwaar van verweerder d.d. 17 mei 2006.

2. Het verloop van de procedure

Verweerder heeft bij beschikking van 31 augustus 2004 aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 94,50 voor het hebben van een reclamebord - met onder andere de tekst “[eiseres]” - aan de gevel van de door haar feitelijk gebruikte onroerende zaak [adres] te [plaats] boven openbare gemeentegrond.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 mei 2006 de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op 31 mei 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft bij brief van 17 juli 2006 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft heeft de rechtbank bij brief van 18 augustus 2006 gevraagd om te worden gehoord.

Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 13 december 2006, waar eiseres is vertegenwoordigd door haar directeur, W.J.F. Leferink, terwijl verweerder is vertegenwoordigd door mr. D. Prook, ambtenaar van de gemeente Enschede.

3. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Eiseres is feitelijk gebruiker van de onroerende zaak [adres] te [plaats], Aan de gevel van deze onroerende zaak is sinds 1999 een reclamevoorwerp bevestigd, namelijk een reclamebord met onder andere de tekst “[eiseres]”.

4. Wettelijk kader

Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven.

Ingevolge artikel 1 (Begripsbepalingen) van de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2003 (hierna: Verordening), zoals deze op 16 december 2002 door de raad van verweerders gemeente is vastgesteld, wordt onder “de openbare gemeentegrond” verstaan: gemeentegrond, welke voor de openbare dienst is bestemd, niet zijnde een parkeerapparatuurplaats als bedoeld inde Verordening parkeerbelastingen.

Ingevolge artikel 2 (Voorwerp van belasting; belastbaar feit) van de Verordening wordt, indien daaromtrent niet in overeenkomst of concessie bepalingen zijn of worden opgenomen, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening precariobelasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de openbare gemeentegrond.

Artikel 3 (Belastingplicht) van de Verordening luidt:

1. De precariobelasting wordt geheven van degene aan die de daartoe vereiste vergunning is verleend of van de opvolger in de vergunning.

2. Indien zonder vergunning voorwerpen onder, op of boven de openbare gemeentegrond zijn aangebracht, dan worden de precariobelasting geheven van degene die voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond heeft, of van wie of op wiens last voorwerpen onder, op of boven de openbare gemeentegrond zijn aangebracht.

Artikel I van de Verordening tot eerste wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2003 bepaalt dat artikel 7 (Reclamevoorwerpen aan gevels en luifels boven openbare gemeentegrond) als volgt komt te luiden: De precariobelasting bedraagt voor het hebben van reclamevoorwerpen, bevestigd aan luifels en gevels van onroerende zaken per jaar en per onroerende zaak € 94,50.

5. Geschil en standpunten van partijen

In geschil is de belastingplicht. Eiseres betoogt dat het reclamebord, dat aan de gevel is aangebracht, boven haar eigen grond hangt en dus niet boven openbare gemeentegrond. Alle grond onder het verst uitstekende deel van de bebouwing behoort ingevolge het Bouwbesluit namelijk tot het bebouwd perceel. Volgens eiseres gaat het om circa 1 meter voor de voorgevel omdat de luifel ongeveer 1 meter breed is. Om deze reden is er volgens eiseres geen sprake van een belastingplichtig feit.

Volgens verweerder hangt het reclamebord boven openbare gemeentegrond, zodat sprake is van een belastingplichtig feit. Eiseres hanteert namelijk een foutieve uitleg van het privaatrecht rondom de begrenzing van eigendommen, aldus ook het Gerechtshof Arnhem en de Hoge Raad. Verweerder verzoekt eiseres te veroordelen in de door verweerder gemaakte proceskosten wegens kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht. Verweerder wijst erop dat eiseres tegen aanslagen precariobelasting van de afgelopen jaren telkenmale rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de gevolgen van de kadastrale grenzen, terwijl eiseres, zo zij die grenzen wil betwisten, daartoe een civiele procedure tegen de gemeente Enschede zal moeten beginnen.

6. Overwegingen

Met verweerder acht de rechtbank de opvatting van eiser onjuist, omdat eigendomsverhoudingen niet door het Bouwbesluit maar door het Burgerlijk Wetboek worden geregeld. Uitgangspunt is dat de eigendom van de grond mede omvat de eigendom van gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Dit lijdt evenwel uitzondering indien sprake is van een bestanddeel van eens anders onroerende zaak (artikel 5:20, aanhef en onderdeel e, van het Burgerlijk Wetboek). Het is derhalve niet - zoals eiser betoogt - zo dat de eigendom van de fundering mede de eigendom van de (bovenliggende) grond omvat, maar dat de eigendom van de grond mede de eigendom van de fundering omvat, tenzij die fundering een bestanddeel van het pand vormt. Alsdan omvat de eigendom van het pand mede de eigendom van de fundering.

Uit het voorgaande volgt dat eiseres belastingplichtig is. Nu de hoogte van de - terecht - opgelegde aanslag precariobelasting door eiseres niet is betwist kan de bestreden uitspraak op bezwaar voor het jaar 2004 in rechte worden gehandhaafd. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.

Het verzoek van verweerder om eiseres wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht in de door verweerder gemaakte kosten te veroordelen, honoreert de rechtbank niet. Weliswaar heeft eiseres diverse malen op dezelfde gronden beroep bij het Gerechtshof Arnhem ingesteld tegen haar opgelegde aanslagen precariobelasting, doch het is de eerste keer dat eiseres hiervoor bij de rechtbank procedeert. Reeds om die reden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van kennelijk misbruik van procesrecht.

7. Beslissing

De Rechtbank Almelo,

Recht doende:

- verklaart het beroep ongegrond.

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.

Aldus gegeven door mr. W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van mr. G.J.M. Annink, griffier.

Afschrift verzonden op: 12 januari 2007

AW