Home

Rechtbank Amsterdam, 30-11-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:9147, 6600015 CV EXPL 18-1966

Rechtbank Amsterdam, 30-11-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:9147, 6600015 CV EXPL 18-1966

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
30 november 2018
Datum publicatie
22 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2018:9147
Zaaknummer
6600015 CV EXPL 18-1966

Inhoudsindicatie

7: 258 BW; huuprijs niet geliberaliseerd ook al komt huurprijs na uitsplitsing boven de liberalisatiegrens

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 6600015 CV EXPL 18-1966

vonnis van: 30 november 2018

fno.: 606

I n z a k e

wonende te [woonplaats] , Frankrijk

eiser

nader te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. M.L. Dingemans

t e g e n

wonende te [woonplaats]

gedaagde

nader te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. drs. P.N.M. Commandeur

- dagvaarding van 17 januari 2018;
- conclusie van antwoord van 27 maart 2018;
- instructievonnis van 17 april 2018;
- dagbepaling comparitie.

De comparitie heeft plaatsgevonden op 11 juli 2018. Voor [eiser] is verschenen mr. M.L. Dingemans, vergezeld door de [naam beheerder] , beheerder van het gehuurde. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:

1.1.

[eiser] is eigenaar van de woning, gelegen aan de [adres] te [plaats] ;

1.2.

[gedaagde] heeft, tezamen met anderen, sinds 10 juli 2015 de woning van [eiser] gehuurd;

1.3.

Sinds 10 juli 2016 bedraagt de all-in betalingsverplichting voor de woning
€ 2.270,00 per maand, op grond van artikel 3.1 van de per die datum gesloten huurovereenkomst;

1.4.

[gedaagde] heeft aan [eiser] voorgesteld de all-in betalingsverplichting per 1 september 2017 uit te splitsen in een kale huurprijs van € 1.248,50 en een voorschot van de servicekosten van € 567,50;

1.5.

[eiser] is niet akkoord gegaan met het voorstel tot splitsing van de all-in betalingsverplichting;

1.6.

[gedaagde] heeft vervolgens bij verzoek van 25 juli 2017 de huurcommissie verzocht de voorgestelde splitsing te beoordelen;

1.7.

de huurcommissie heeft bij beslissing van 8 december 2017 vastgesteld dat tussen partijen een all-in prijs is overeengekomen en het voorstel van [gedaagde] om deze prijs te splitsen redelijk geacht, waarbij per 1 september 2017 de kale huurprijs is vastgesteld op € 1.248,50 en het voorschotbedrag voor de kosten van gas, water en licht en/of overige servicekosten op € 567,50 per maand.

Vordering

2. [eiser] vordert primair dat [gedaagde] alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek aan de huurcommissie tot uitsplitsing, althans dat wordt bepaald dat de uitspraak van de huurcommissie geen deel is gaan uitmaken van de tussen partijen geldende huurovereenkomst, althans dat de uitspraak van de huurcommissie wordt vernietigd, althans het daartegen ingestelde beroep gegrond wordt verklaard. Subsidiair verzoekt [eiser] dat per 1 september 2017 de maandelijkse kale huurprijs € 1.702,50 zal bedragen en het voorschotbedrag op de servicekosten en kosten stoffering/meubilering € 567,50, althans dat de kantonrechter in goede justitie deze zal vaststellen. In alle gevallen verzoekt [eiser] om [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen, zowel van deze procedure als de procedure bij de huurcommissie.

3. [eiser] stelt, samengevat en zakelijk weergegeven, dat de huurcommissie [gedaagde] niet ontvankelijk had moeten verklaren in zijn verzoek, althans dat de huurcommissie niet had mogen oordelen dat artikel 7:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is, althans niet had mogen oordelen dat het voorstel van [gedaagde] tot uitsplitsing van de all-in prijs redelijk was. Ten onrechte meent de huurcommissie dat zij bevoegd was, omdat bij aanvang sprake was van een huurprijs die boven de liberalisatiegrens ligt, aldus [eiser] . Op grond van artikel 7:247 BW mist artikel 7:258 BW toepassing.
Door dit wel toe te passen, handelt de huurcommissie in strijd met de (bedoeling van de) wet en met jurisprudentie van het gerechtshof Amsterdam. Indien de stelling van [gedaagde] en de beslissing van de huurcommissie zou worden gevolgd, zou dit tot gevolg hebben, dat bij een huurovereenkomst met een all-in huur geen sprake is van geliberaliseerde verhuur. Dat is ook in strijd met de wetsgeschiedenis.

Verweer

Beoordeling

BESLISSING