Rechtbank Amsterdam, 04-06-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:3909, 7271076
Rechtbank Amsterdam, 04-06-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:3909, 7271076
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 4 juni 2019
- Datum publicatie
- 10 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2019:3909
- Zaaknummer
- 7271076
Inhoudsindicatie
werknemers behouden met toepassing van Stoof Mammoet criteria recht op 5 extra vrije dagen in situatie dat overnemende werkgever na aantal jaren arbeidsvoorwaarden wil aanpassen
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7271076 CV EXPL 18-22649
vonnis van: 4 juni 2019
fno.: 34906
I n z a k e
wonende te [woonplaats]
wonende te [woonplaats]
wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: [eiser sub 1] , [eiser sub 2] dan wel [eiser sub 3] , en samen [eisers]
gemachtigde: mrs. M. van Harten en R. Meijers (ARAG Rechtsbijstand)
t e g e n
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: CBRE
gemachtigde: mr. M.C.T. Burgers
- dagvaarding van 3 oktober 2018, met producties;- conclusie van antwoord, met producties;- instructievonnis;- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 2 april 2019. [eisers] zijn in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigden. Namens CBRE is [vertegenwoordiger CBRE] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, beiden aan de hand van een pleitnota, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ter zitting is de namens ene Prokop ingestelde vordering ingetrokken.
Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
[eisers] zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest van [naam werkgever] , hierna [naam werkgever] . Bij [naam werkgever] bestond onder meer een dienstjarenurenregeling, hetgeen inhield dat voor elk volledig kalenderjaar dat de medewerker bij de werkgever in dienst is, per jaar aanspraak kan worden gemaakt op 8 uren extra vakantie, op basis van een fulltime dienstverband, met een maximum van 40 uren.
[naam werkgever] is in 2006 overgenomen door CBRE. De gevolgen voor de arbeidsvoorwaarden zijn geregeld per 1 januari 2010. [eisers] hebben naar aanleiding van voorstellen van CBRE tot harmonisatie van arbeidsvoorwaarden ervoor gekozen voor, kort gezegd, handhaving van een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden zoals deze bij [naam werkgever] golden, zoals het deelnemerschap in de pensioenregeling die was ondergebracht bij Zwitserleven, handhaving WGA hiaat beperkte variant, afstand van WIA excedent verzekering en handhaving van de dienstjarenurenregeling zoals deze bestond bij [naam werkgever] .
[eiser sub 1] is momenteel bij CBRE als [functie eiser sub 1] werkzaam, [eiser sub 2] als [functie eiser sub 2] en [eiser sub 3] als [functie eiser sub 3] .
Bij brief van 26 november 2015 heeft CBRE aan [eisers] meegedeeld dat Zwitserleven haar heeft meegedeeld dat het tot 1 januari 2016 lopende contract niet zal worden verlengd. CBRE stelt [eisers] voor over te stappen naar ABN AMRO Pensioenen. In de periode daarna vindt verdere uitwerking plaats, worden de plannen aan de hand van een overzicht van het “oude” en het “nieuwe” pakket nader toegelicht en vinden er een of meerdere overleggen tussen partijen plaats.
Bij brief van 7 december 2016 wordt aan de werknemers die nog niet op het CBRE arbeidsvoorwaardenpakket zijn overgestapt, waaronder [eisers] , meegedeeld dat er per 1 januari 2017 een aanmelding zal plaatsvinden bij de Employee Benefits verzekeringen van CBRE en welke plussen en minnen dit voor betrokkenen met zich brengt, zoals (enerzijds) het vervallen van een gegarandeerd rendement van 3 % en (anderzijds) wel een hogere werkgeversbijdrage. Per saldo is volgens CBRE sprake van betere arbeidsvoorwaarden en als “tegenprestatie” wordt aan [eisers] gevraagd in te stemmen met een volledige harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden, hetgeen betekent dat de regeling van 5 extra vrije dagen zoals deze gold bij [naam werkgever] (de dienstjarenurenregeling) zal vervallen, zij het met een overgangsperiode van 5 jaar.
CBRE heeft de wens tot harmonisatie toegelicht door te wijzen op het feit dat met enige regelmaat bedrijven worden overgenomen en dat het moeten uitvoeren van verschillende arbeidsvoorwaardenpakketten naast elkaar, extra kosten met zich brengen, terwijl men van hogerhand juist de opdracht heeft gekregen de kosten te beperken. Daarnaast zou de aanspraak op extra vakantiedagen bij enkele werknemers scheve ogen bij andere werknemers veroorzaken.
[eisers] hebben zich tegen wijziging van de dienstjarenregeling verzet. Ook na verdere correspondentie zijn partijen niet tot een oplossing gekomen.
Vordering en verweer
2. [eisers] vorderen dat CBRE bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot:a. nakoming van de dienstjarenurenregeling tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;b. betaling van een bedrag van € 3000,00 in verband met buitengerechtelijke incassokosten; c. betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3. [eisers] baseren hun aanspraak op de stelling dat eenzijdige wijziging niet aan de orde is nu geen sprake is van een eenzijdig wijzigingsbeding als bedoeld in artikel 7:613 BW. Daarnaast zijn zij van mening dat hun aanspraak tot onverkorte nakoming van de dienstjarenurenregeling niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Zij wijzen er daarbij op dat van de feitelijke onmogelijkheid om deze arbeidsvoorwaarde na te komen niet gebleken is. Naar de mening van [eisers] is artikel 7:611 BW niet aan de orde nu het om een collectieve arbeidsvoorwaarde gaat. Voor zover de kantonrechter dat anders mocht zien, voeren zij aan dat van gewijzigde omstandigheden geen sprake is en dat het door CBRE gedane voorstel tot aanpassing niet redelijk is.
4. CBRE heeft verweer gevoerd, welk verweer, voor zover van belang, hierna aan de orde zal komen.