Home

Rechtbank Amsterdam, 31-05-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3777, AWB 20/6053

Rechtbank Amsterdam, 31-05-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3777, AWB 20/6053

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
31 mei 2021
Datum publicatie
7 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:3777
Zaaknummer
AWB 20/6053

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Redelijke tijd. Niet aannemelijk dat eiser negentien minuten steeds bezig is geweest met uitvoeringshandelingen die waren gericht op betalen van parkeergeld

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 20/6053

en

( [heffingsambtenaar] ).

Procesverloop

Op 29 augustus 2020 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

Met een uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.

[eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op de zitting van 21 mei 2021. [eiser] is niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 24 augustus 2020 om 10:26 uur is tijdens een controle geconstateerd dat de auto van [eiser] ter hoogte van [adres] te Amsterdam stond, terwijl geen parkeergeld was betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan [eiser] een naheffingsaanslag opgelegd.

2. [eiser] is het niet eens met de naheffingsaanslag. [eiser] is werkzaam bij de politie en maakt gebruik van een systeem waarbij hij zich aanmeldt op de computer voor een elektronische parkeerkaart. Op de dag van de controle heeft hij zich met dit systeem om 10:45 uur aangemeld, nadat hij zich al om 10:30 uur in een papieren register had ingeschreven.

3. De rechtbank oordeelt als volgt. Parkeerbelasting moet direct na aanvang van het parkeren worden betaald. Uit de rechtspraak volgt dat een parkeerder wel een redelijke tijd moet worden gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen.1 In die termijn moet de parkeerder wel steeds bezig zijn met uitvoeringshandelingen die zijn gericht op het betalen van het parkeergeld.

4. Uit de overgelegde gegevens van de heffingsambtenaar blijkt dat [eiser] de parkeersessie om 09:45 uur is gestart. Tussen de controle en het aanmelden op de computer zitten dus negentien minuten. Het is niet aannemelijk dat [eiser] negentien minuten steeds bezig is geweest met uitvoeringshandelingen die waren gericht op het betalen van het parkeergeld. Dit betekent dat [eiser] de redelijke termijn heeft overschreden en dat de naheffingsaanslag terecht aan [eiser] is opgelegd. [eiser] krijgt dus geen gelijk.

5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel