Home

Rechtbank Amsterdam, 28-03-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1460, AWB 21/4760

Rechtbank Amsterdam, 28-03-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1460, AWB 21/4760

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
28 maart 2022
Datum publicatie
12 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:1460
Zaaknummer
AWB 21/4760

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Geparkeerd in een € 0,10 tarief parkeerzone waar sprake is van een parkeerduurbeperking en parkeerduuronderbreking. Dat in dit geval betaald is in een ander duurder parkeergebied, maakt niet uit. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/4760

( [gemachtigde eiser] ),

en

Procesverloop

Op 31 juli 2021 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

Met een uitspraak op bezwaar van 16 augustus 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op een zitting van 23 februari 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [heffingsambtenaar] .

Overwegingen

1. Op 27 juli 2021 om 13:16 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat de auto van eiser ter hoogte van [adres] te Amsterdam stond, terwijl geen parkeergeld was betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

2. Eiser is het niet eens met de naheffingsaanslag en voert aan dat niet voldaan is aan het kenbaarheidsvereiste. Volgens eiser blijkt uit de stukken onvoldoende dat een betaald parkeerregime van toepassing is. In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat hij de verschuldigde parkeerbelasting wel heeft betaald.

3. De rechtbank stelt vast dat eiser geparkeerd stond in een zone waar een tarief verschuldigd was van € 0,10 per uur en waar sprake is van een parkeerduurbeperking (60 minuten) en een parkeerduuronderbreking (60 minuten). Op grond van het Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2021 kan in een 10-cent-parkeergebied alleen worden geparkeerd met een 10-cent-parkeerrecht en uitdrukkelijk niet met andere tijdgebonden parkeerrechten. Als geen parkeerrecht voor het 10-cent-parkeergebied is gekocht, mag de gemeente een naheffingsaanslag opleggen.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet betaald in de juiste parkeerzone en beschikte hij daardoor niet over een 10-cent-parkeerrecht. Dat eiser wel beschikte over een parkeerrecht van een ander, duurder parkeergebied maakt in dit geval niet uit. Eiser had namelijk in de straat waar hij parkeerde maar voor 60 minuten mogen parkeren. Vast staat dat eiser zich om 09:02 uur heeft aangemeld in het juiste tariefgebied, tot 10:02 uur. Vervolgens heeft eiser zich om 10:01 uur aangemeld in de verkeerde zone en is hij om 13:16 uur gecontroleerd. Gesteld noch gebleken is dat eiser tussendoor is weggereden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat eiser onafgebroken geparkeerd heeft gestaan. Dat betekent dat eiser op het moment dat de controle plaatsvond, langer dan 60 minuten geparkeerd stond. Eiser kon dan ook op het moment van de controle geen parkeerbelasting meer betalen, ook niet abusievelijk in het verkeerde parkeergebied.

4. Dat het parkeerregime ter plaatse onduidelijk was omdat uit de stukken onvoldoende blijkt dat ter plaatse een betaald parkeren regime van toepassing is, volgt de rechtbank niet. Uit de stukken blijkt dat eiser parkeerbelasting heeft betaald, dus kennelijk was het voor hem geen onduidelijke zaak.

5. Voor zover eiser de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen, de bevoegdheid van de functionaris die de aanslag heeft opgelegd, de juistheid van de bebording en de kostenraming betwist volgt de rechtbank dit evenmin. De gemeenteraad bepaalt namelijk jaarlijks de hoogte van de naheffingsaanslag en legt dit vast in de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2021. Verder is in het Benoemings- en aanwijzingsbesluit heffingen en invordering gemeentelijke belastingen Amsterdam 2021 de betreffende ambtenaar benoemd en aangewezen met de heffing en invordering van de parkeerbelastingen en de werkwijze van het opleggen van de naheffingsaanslagen parkeerbelasting is eerder getoetst door deze rechtbank en akkoord bevonden1. Ook de beroepsgrond van eiser dat de straat niet zou zijn aangewezen in de Verordening slaagt niet. De rechtbank verwijst ook hiervoor naar de Verordening Parkeerbelastingen Amsterdam 2021.

6. De naheffingsaanslag is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel