Home

Rechtbank Amsterdam, 16-12-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7523, AMS 21/5283 en AMS 21/5284

Rechtbank Amsterdam, 16-12-2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7523, AMS 21/5283 en AMS 21/5284

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
16 december 2022
Datum publicatie
18 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2022:7523
Zaaknummer
AMS 21/5283 en AMS 21/5284

Inhoudsindicatie

De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de verordening onverbindend moet worden verklaard voor zover die ziet op het heffen van parkeerbelasting op een bedrijventerrein.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 21/5283 en AMS 21/5284

( [gem. eiseres] ),

en

( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, namelijk op 28 juli 2021 en op 31 juli 2021.

Op 22 september 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres tegen beide naheffingsaanslagen ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2022. Namens eiseres was haar gemachtigde aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar beslissing van 27 juli 2022 het onderzoek heropend, en de heffingsambtenaar verzocht om nadere toelichting.

Partijen hebben toestemming gegeven om de zaken zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft hierop bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek bij brief van 30 november 2022 op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht gesloten.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure

1. De twee opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting hebben betrekking op auto’s van eiseres en haar partner (tevens gemachtigde in deze procedure), die samen een autogarage hebben aan de [adres] in Amsterdam.

2. De naheffingsaanslag van 28 juli 2021 is opgelegd voor de auto met [kenteken 1] , die op 23 juli om 18:03 uur ter hoogte van de [adres] geparkeerd stond terwijl daarvoor geen of te weinig parkeerbelasting was betaald. De naheffingsaanslag van 31 juli 2021 is opgelegd voor de auto met [kenteken 2] , die op 27 juli om 17:58 uur ter hoogte van de [adres] geparkeerd stond, terwijl daarvoor geen of te weinig parkeerbelasting was betaald.

Het oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank zal in deze zaken beoordelen of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

4. Eiseres voert aan dat beide naheffingsaanslagen zijn opgelegd tijdens het rangeren rond 18.00 uur, wat de sluitingstijd van de autogarage is. De auto’s staan dan alleen kort in de straat.

5. De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van parkeren. De auto’s waren namelijk in de straat gezet, waarbij ze niet (meer) aan het verkeer deelnamen. Ook is niet gebleken dat de auto’s alleen stil stonden gedurende de tijd die nodig is voor het in- en uitstappen van passagiers of voor het laden en lossen. Op de foto’s is namelijk te zien dat alle deuren van de auto’s gesloten zijn en dat zich geen personen in of nabij de auto bevinden. Dat de auto’s in de straat stonden omdat er gerangeerd werd, betekent niet dat van parkeren in de zin van de wet geen sprake is.

6. Op de zitting is verder naar voren gebracht dat eiseres en haar partner al sinds 1978 aan de [adres] een autogarage hebben. Sinds een paar jaar is betaald parkeren daar ingevoerd, waardoor er al voor duizenden euro’s aan naheffingsaanslagen parkeerbelasting aan eiseres en haar partner zijn opgelegd. In het kader van de bedrijfsvoering wordt er rond sluitingstijd namelijk gerangeerd, waarbij auto’s voor een korte tijd op de weg worden gezet. Het betalen van parkeerbelasting is dan volgens eiseres omslachtig en kost veel tijd, en het niet-betalen levert vele naheffingsaanslagen op. Andere autobedrijven gevestigd aan de [adres] ervaren hetzelfde probleem. De heffing van parkeerbelasting in deze straat is daarom onredelijk.

7. De rechtbank heeft uit het verhaal van eiseres begrepen dat de twee naheffingsaanslagen deel uitmaken van een breder probleem. Daarom is de heffingsambtenaar verzocht om toe te lichten hoe daarmee wordt omgegaan, en in hoeverre heffing van parkeerbelasting op grond van de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2021 niet onredelijk moet worden geacht voor de [adres] , waar meerdere autobedrijven gevestigd zijn die de straat op bepaalde momenten gebruiken voor hun bedrijfsvoering.

8. De heffingsambtenaar heeft desgevraagd toegelicht dat er parkeervergunningen (op wisselend kenteken) beschikbaar zijn voor garagebedrijven met beperkte eigen ruimte. Als een garagehouder daar niet voor in aanmerking komt, dan kan hij via de parkeerapp betalen. Dit kan ook voor korte periodes. Het bedrijf van eiseres beschikt in ieder geval over één parkeervergunning. De heffingsambtenaar heeft verder toegelicht dat betaald parkeren in deze buurt in 2013 is ingevoerd. Het betreft een gebied met veel bedrijven, en vrijwel geen bewoning, dat is gelegen vlakbij een afrit van de Ring A10, station Sloterdijk en een eindhalte van de Metro. Zonder parkeerregulering zou dit gebied daarom volgens de heffingsambtenaar binnen de kortste keren dienstdoen als informele “Park and Ride” voor grote delen van de stad. Dit gebeurde ook al toen een tarief van € 0,10 per uur gold voor de eerste drie uur parkeren. Het betaald parkeerregime zorgt er dus voor dat de [adres] bereikbaar blijft voor werknemers en bezoekers van bedrijven, en dat ook ruimte beschikbaar blijft voor het rangeren van voertuigen door garagehouders.

9. De rechtbank vindt deze toelichting navolgbaar. Met autogarages, zoals die van eiseres, wordt voldoende rekening gehouden doordat (onder voorwaarden) parkeervergunningen beschikbaar worden gesteld. Bovendien is het ook in het belang van eiseres en haar bedrijf (en andere aldaar gevestigde bedrijven) dat de buurt niet gebruikt wordt als gratis parkeerplaats voor grote delen van de stad. De rechtbank ziet dus geen aanleiding voor het oordeel dat de verordening op dit punt onverbindend moet worden verklaard.

10. De rechtbank concludeert op basis van het bovenstaande dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

De financiële gevolgen

11. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij en haar partner beiden 73 jaar oud zijn, en dat zij er financieel niet goed voor staan als gevolg van de coronapandemie en lage omzetcijfers. Eiseres verzoekt daarom om de naheffingsaanslagen te vernietigen.

12. Aan het verzoek van eiseres om kwijtschelding van de naheffingsaanslagen kan niet worden voldaan. Op grond van artikel 10 van de verordening wordt bij de invordering van parkeerbelasting geen kwijtschelding verleend. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken.

Conclusie

13. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Eiseres krijgt dus geen gelijk.

14. Er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het betaalde griffierecht of een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022.

De rechter is verhinderd te tekenen.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.