Home

Rechtbank Arnhem, 28-12-2005, ECLI:NL:RBARN:2005:30 AV0202, AWB 05/1366

Rechtbank Arnhem, 28-12-2005, ECLI:NL:RBARN:2005:30 AV0202, AWB 05/1366

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
28 december 2005
Datum publicatie
24 januari 2006
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2005:AV0202
Zaaknummer
AWB 05/1366

Inhoudsindicatie

Vereniging ondanks afwezigheid van rechtspersoonlijkheid ten tijde van de primaire beslissing wel belanghebbende. Beslissing m.b.t. locatie brandweerpost een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb?

Uitspraak

Rechtbank Arnhem

Sector bestuursrecht

Registratienummer: AWB 05/1366

Uitspraak

ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

Vereniging "Ons Heerewaarden",

voorheen Actiegroep Brandalarm, eiseres,

gevestigd te Heerewaarden,

en

[eiser]

wonende te [woonplaats],

gemachtigde: mw. mr. J.H. Hartman

en

de raad van de gemeente Maasdriel, verweerder.

1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 17 maart 2005.

2. Procesverloop

Bij raadsbesluit van 30 september 2004 heeft verweerder, voor zover in de onderhavige procedure van belang, aangegeven ten aanzien van de locaties voor de brandweerposten in de gemeente te besluiten tot de vorming van twee posten, namelijk Maasdriel-West en een nieuw te vormen post Maasdriel-Oost nabij de rotonde Alem door samenvoeging van de bestaande posten Heerewaarden, Rossum en Kerkdriel.

Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het hiertegen namens eisers ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dit besluit is namens eisers beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.

Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 5 oktober 2005. Eiser is aldaar in persoon verschenen en namens eiseres zijn tevens verschenen de heren [A, B, C en D], bijgestaan door mr. J.H. Hartman. Verweerder heeft zich niet doen vertegenwoordigen.

3. Overwegingen

Aan het bestreden besluit ligt primair het standpunt van verweerder ten grondslag dat eiseres noch haar individuele leden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen worden aangemerkt omdat hun belang zich niet voldoende onderscheidt van dat van andere inwoners van de gemeente. Daarbij komt dat eiseres op de dag waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was afgelopen nog geen rechtspersoon was, zodat het bepaalde in artikel 1:2, derde lid, van de Awb niet van toepassing is. Subsidiair wordt zijdens verweerder het standpunt ingenomen dat het raadsbesluit van 30 september 2004 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb omdat er uitsluitend sprake is van een politieke standpuntbepaling van de zijde van de gemeenteraad, en derhalve niet van een publiekrechtelijke rechtshandeling.

De rechtbank overweegt als volgt.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

De rechtbank overweegt ter zake van de ontvankelijkheid van eiser, die als individueel lid van Vereniging Ons Heerewaarden, voorheen Actiegroep Brandalarm, bezwaar heeft gemaakt, dat niet gebleken is dat eiser een rechtstreeks en individualiseerbaar belang heeft bij het raadsbesluit van 30 september 2004. Immers, gesteld noch gebleken is dat eisers belang zich onderscheidt van dat van de andere inwoners van Heerewaarden. Verweerder heeft eiser derhalve terecht in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van eiser is ongegrond.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van eiseres overweegt de rechtbank als volgt.

Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt uit artikel 1:2, derde lid, van de Awb dat voor het opkomen in rechte ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende in de zin van het derde lid van artikel 1:2 van de Awb te worden aangemerkt. Bij het antwoord op de vraag of daarvan in het onderhavige geval sprake is, dienen de overgelegde statuten, zoals opgenomen in de notariële akte, gelet op de datum van vaststelling daarvan buiten beschouwing te blijven. Het belang moet immers bestaan binnen de bezwaartermijn. Wel acht de rechtbank voor de beantwoording van deze vraag het volgende van belang.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. Naar aanleiding van de uitkomsten van de ‘scan’ van de brandweer Maasdriel door de Regionale Brandweer Gelderland-Zuid, neergelegd in een rapport van 15 april 2004, is de Actiegroep Brandalarm opgericht om de belangen van haar leden en de inwoners van Heerewaarden inzake de voorgestelde sluiting van de brandweerpost Heerewaarden te vertegenwoordigen. Op 3 juni 2004 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de Actiegroep Brandalarm en de opstellers van de ‘scan’, waarna de actiegroep schriftelijke vragen heeft geformuleerd ten behoeve van de commissievergadering van 24 juni 2004 en deze aan de burgemeester en de raadsfracties heeft verzonden. Op 31 augustus 2004 heeft de commissievergadering ter voorbereiding van de raadsvergadering van 30 september 2004 plaatsgevonden. Tijdens deze commissievergadering heeft [eiser] namens de Actiegroep Brandalarm het woord gevoerd. Voorafgaand aan de raadsvergadering van 30 september 2004 heeft de Actiegroep nog een zogenaamde ‘brandbrief’ aan de leden van de gemeenteraad van Maasdriel gezonden, waarna verweerder op 30 september 2004 het primaire besluit in de onderhavige kwestie heeft genomen.

Gelet op een en ander is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat de Actiegroep Brandalarm als informele vereniging reeds was opgericht ten tijde van het nemen van het primaire besluit en dat er toen ook reeds sprake was van een organisatorisch verband met een bestuur en leden, terwijl het te behartigen belang, gericht op het behoud van de brandweerpost Heerewaarden, middels een publicatie in het Carillon van 29 september 2004 was uiteengezet. Op kenbare wijze werd derhalve door de Actiegroep Brandalarm zelfstandig aan het rechtsverkeer deelgenomen en was deze als belangenbehartiger bij de gemeente bekend. Nu voorts voldoende is komen vast te staan dat door de actiegroep ook daadwerkelijk activiteiten zijn ontplooid, gericht op de behartiging van dit collectieve belang, dient de Actiegroep Brandalarm, inmiddels genaamd “Vereniging Ons Heerewaarden”, als belanghebbende te worden aangemerkt. Verweerder heeft dit niet onderkend.

Uitgaande van het gegeven dat eiseres als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb dient te worden aangemerkt, volgt de vraag of het subsidiaire standpunt van verweerder, inhoudende dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar bezwaren omdat de beslissing van 30 september 2004 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, stand kan houden.

De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe als volgt.

Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 regelt de gemeenteraad de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer bij verordening.

Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee de publiekrechtelijke grondslag gegeven waaraan verweerder de bevoegdheid ontleent om een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb te nemen.

Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het (primaire) besluit van 30 september 2004, waarbij de raad heeft besloten tot de vorming van twee brandweerposten, namelijk Maasdriel-West en een nieuw te vormen post Maasdriel-Oost nabij de rotonde Alem door samenvoeging van de bestaande posten Heerewaarden, Rossum en Kerkdriel, een handeling is gericht op rechtsgevolg of dat er -zoals verweerder stelt- slechts sprake is van een “politieke standpuntbepaling”.

De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.

Uit de tekst van het besluit van 30 september 2004 en het onderliggende raadsvoorstel kan naar het oordeel van de rechtbank reeds worden afgeleid dat er sprake is van definitieve besluitvorming omtrent de locatie van de brandweerposten, en niet enkel van een standpuntbepaling van de raad hieromtrent. De rechtbank verwijst hiervoor naar 3. van het besluit en naar ad 2 van het raadsvoorstel, waaruit kan worden afgeleid dat, waar eerder inzake het locatieonderzoek nog geen definitieve besluitvorming mogelijk was omdat er behoefte was aan aanvullende informatie, inmiddels de conclusie kan worden getrokken dat “- uitgaande van behoud van een verantwoord niveau van brandweerzorg in de gemeente - binnen de gemeente Maasdriel met twee brandweerposten kan worden volstaan. Dit betekent concreet dat voor Maasdriel-Oost een nieuwe post zou moeten worden gevormd, door samenvoeging van de huidige posten Kerkdriel, Heerewaarden en Rossum in een nieuw te bouwen kazerne in de nabijheid van de rotonde Alem. Daarnaast zal in de toekomst nadrukkelijk aandacht moeten worden besteed aan verbetering van de uitruktijden gedurende werktijd voor de post Maasdriel-West.”

Daar komt naar het oordeel van de rechtbank nog bij dat men - zoals namens eiseres ter zitting onbetwist is gesteld en van welke stelling de rechtbank ook anderszins de onjuistheid niet is gebleken - zonder nadere kenbare besluitvorming omtrent de locaties voor de brandweerposten inmiddels is begonnen met de uitvoering van het raadsbesluit van 30 september 2004.

Uit het voorgaande volgt dat verweerder eiseres ten onrechte niet heeft ontvangen in haar bezwaren, reden waarom de rechtbank het beroep van eiseres gegrond zal verklaren en het bestreden besluit zal vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.

Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

De rechtbank

verklaart het beroep van eiser ongegrond;

verklaart het beroep van eiseres gegrond;

vernietigt het bestreden besluit, voor zover eiseres niet ontvankelijk is verklaard in haar bezwaren tegen het besluit van 30 september 2004;

bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen opnieuw besluit op het namens eiseres ingediende bezwaar;

veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644 en wijst de gemeente Maasdriel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;

bepaalt voorts dat de gemeente Maasdriel het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 276 aan haar vergoedt.

Aldus gegeven door mr. D.S.M. Bak, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2005.

De griffier, De rechter,

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.

Verzonden op: