Home

Rechtbank Arnhem, 09-06-2008, BD7419, AWB 06/6225 en 06/6227

Rechtbank Arnhem, 09-06-2008, BD7419, AWB 06/6225 en 06/6227

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
9 juni 2008
Datum publicatie
16 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2008:BD7419
Zaaknummer
AWB 06/6225 en 06/6227

Inhoudsindicatie

Premieplichtig voor volksverzekeringen. Artikel 12, eerste lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 brengt niet mee dat eiseres niet verzekerd is voor de volksverzekeringen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummers: AWB 06/6225 en 06/6227

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van

[X], wonende te [Y], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) met aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 28.570, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 546 en een premie-inkomen van € 28.570.

Verweerder heeft voorts aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag IB/PVV met aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.356, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 366 en een premie-inkomen van € 29.543.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 26 oktober 2006 de aanslagen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij fax-berichten van 28 november 2006, ontvangen door de rechtbank op 28 november 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2008 te Arnhem.

Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres is geboren in [jaar]. In de jaren 2003 en 2004 woonde eiseres in Nederland en was zij gedurende het gehele jaar in dienstbetrekking werkzaam bij [B] B.V. Eiseres verricht haar werkzaamheden sinds haar indiensttreding uitsluitend buiten Nederland aan boord van zogenoemde zwaar- transportschepen die onder Antilliaanse vlag varen. In 2001 heeft [B] B.V. haar zetel verplaatst van België naar Nederland. Sindsdien is [B] B.V. in Nederland gevestigd.

Eiseres heeft voor het jaar 2003 voor de inkomstenbelasting aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.570 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 546 en in die aangifte verzocht om een vrijstelling voor de heffing van premies volksverzekeringen.

Eiseres heeft voor het jaar 2004 voor de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.356 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 366.

Met dagtekening 24 februari 2006 is aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.570, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 546 en een premie-inkomen van € 28.570. In die aanslag is aan premies volksverzekeringen een bedrag van € 8.985 begrepen.

Met dagtekening 30 juni 2006 is aan eiseres voor het jaar 2004 in overeenstemming met de aangifte een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.356, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 366 en een premie-inkomen van € 29.543. In die aanslag is aan premies volksverzekeringen een bedrag van € 9.616 begrepen.

Eiseres heeft eerder bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2002. Dit beroep, dat bij de rechtbank is behandeld onder nummer 06/1355, had

etrekking op de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen. Bij uitspraak van 29 september 2006 is dit beroep door de rechtbank ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is door Gerechtshof Arnhem bij uitspraak van 17 januari 2008, 06/00427, LJN BC3259, V-N 2008/16.3, ongegrond verklaard.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres voor de jaren 2003 en 2004 terecht is aangemerkt als premieplichtig voor de volksverzekeringen. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Verweerder beantwoordt deze vraag bevestigend. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of artikel 12 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: het Besluit) meebrengt dat eiseres niet verzekerd is voor de volksverzekeringen. Eiseres beantwoordt die vraag bevestigend. Verweerder beantwoordt die vraag ontkennend.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Eiseres concludeert tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslagen met het bedrag van de daarin begrepen premies volksverzekeringen.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4. Beoordeling van het geschil

Volgens eiseres volgt uit artikel 12, eerste lid, van het Besluit dat zij recht heeft op vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen. Eiseres wijst er in dit verband op dat zij gedurende het bestaan van de dienstbetrekking wel minstens drie maanden buiten Nederland werkzaam was, maar dat dit niet uitsluitend uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland gevestigde werkgever gebeurde.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet en de daarmee overeenkomende bepalingen in de overige volksverzekeringswetten is verzekerd degene die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en ingezetene is.

Ingevolge artikel 12, eerste lid, van het Besluit is niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen de persoon die in Nederland woont en die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden uitsluitend buiten Nederland arbeid verricht, tenzij die arbeid uitsluitend wordt verricht uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever.

Ingevolge artikel 6 van de Wet financiering volksverzekeringen (hierna: WFV) is de verzekerde premieplichtig voor de volksverzekeringen.

Uit artikel 12, eerste lid, van het Besluit volgt dat eiseres slechts dan niet in Nederland is verzekerd indien en voor zover in de periode dat zij in het buitenland werkzaamheden verrichtte, één van de werkgevers waarvoor zij die werkzaamheden verrichtte in het buitenland was gevestigd. Nu eiseres in 2003 en 2004 uitsluitend werkzaamheden heeft verricht voor een in Nederland gevestigde werkgever, heeft verweerder eiseres terecht voor die periode als verzekerde aangemerkt.

Daaraan doet niet af dat de werkgever van eiser in het verleden gevestigd is geweest in België. In zijn arrest van 11 februari 2005, 40 30, BNB 2005/159 heeft de Hoge Raad geoordeeld, dat gelet op de Nota van toelichting bij het Besluit waarbij het woord “uitsluitend” in de bijzin van artikel 12, eerste lid, van het Besluit is toegevoegd (KB 24 december 1998, Stb. 746), aangenomen moet worden dat het niet de bedoeling van de besluitgever is geweest om daarmee van verzekering ingevolge de volksverzekeringen uit te sluiten de persoon die in Nederland woont en uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever werkzaamheden in het buitenland verricht, voor zover het betreft de periode waarin uitsluitend voor die werkgever werkzaamheden in het buitenland worden verricht. Anders dan eiseres kennelijk veronderstelt, dient het woord “uitsluitend” in de bijzin van artikel 12, eerste lid, van het Besluit niet te worden betrokken op de gehele periode van het dienstverband met de werkgever. Alleen van belang is of die werkgever in het betrokken heffingstijdvak in Nederland woonde of gevestigd was. Deze grief van eiseres kan daarom niet slagen.

Eiseres heeft voorts gesteld dat ook het gelijkheidsbeginsel dwingt tot toepassing van artikel 12 van het Besluit. Eiseres wijst er in dit verband op dat er geen sprake van verzekeringsplicht is wanneer een Nederlands ingezetene gedurende meer dan drie maanden in het buitenland arbeid verricht voor een in Nederland gevestigde werkgever en daarnaast ook werkzaamheden in dienstbetrekking verricht voor een aldaar gevestigde werkgever. Ook deze grief moet worden verworpen, reeds omdat geen sprake is van feitelijk en rechtens gelijke gevallen. Blijkens de geschiedenis van het Besluit (TK 1995-1996, 24 754, nr. 1 blz. 18) heeft de besluitgever met artikel 12, eerste lid, van het Besluit beoogd dat personen die ten minste een aaneengesloten periode van drie maanden uitsluitend buiten Nederland arbeid verrichten maar een nauwe band met Nederland behouden en geen of slechts geringe bescherming genieten uit hoofde van het sociale verzekeringsstelsel van het land waar zij werkzaam zijn, in Nederland verplicht verzekerd blijven. Van een nauwe band is volgens de besluitgever sprake indien de betrokkene en eventueel zijn gezin in Nederland wonen, terwijl bovendien de werkgever bij wie hij in dienst is in Nederland woont of gevestigd is. In het licht hiervan kan het geval waarin een in het buitenland werkzame werknemer gelijktijdig in dienstbetrekking is bij twee werkgevers waarvan er één in het buitenland is gevestigd niet op één lijn worden gesteld met het geval waarin een werknemer in dienstbetrekking staat tot alleen een in Nederland gevestigde werkgever.

Nu eiseres voor de betrokken jaren terecht als verzekerde is aangemerkt, is zij ingevolge het bepaalde in artikel 6 van de WFV ook premieplichtig.

Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 9 juni 2008

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.

De griffier, De rechter,

De griffier is niet in staat deze uitspraak te ondertekenen.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.