Home

Rechtbank Arnhem, 05-09-2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BW2789 ECLI:NL:RBARN:2008:2093 BF0861, AWB 08/33

Rechtbank Arnhem, 05-09-2008, ECLI:NL:RBARN:2008:BW2789 ECLI:NL:RBARN:2008:2093 BF0861, AWB 08/33

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
5 september 2008
Datum publicatie
16 september 2008
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2008:BF0861
Zaaknummer
AWB 08/33

Inhoudsindicatie

Herinvesteringsreserve. Er is geen begin van uitvoering gegeven aan de aanschaffing of voortbrenging van het bedrijfsmiddel en derhalve dient de herinvesteringsreserve vrij te vallen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 08/33

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 5 september 2008

inzake

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [00].V46.0112) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.622.442.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 november 2007 de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 12 december 2007, ontvangen bij de rechtbank op 14 december 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2008 te Arnhem.

Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [A]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

Het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting is aan deze uitspraak gehecht.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2.1. Eiseres bezit 100% van de aandelen in [B] B.V. (thans geheten [C] B.V.; hierna de dochtervennootschap) en vormt met haar een fiscale eenheid voor de heffing van de vennootschapsbelasting. De aandelen van eiseres zijn voor 50% in handen van haar directeur [A] en voor 50% in handen van diens echtgenote.

2.2. De directeur raakt met ingang van september 2000 100% arbeidsongeschikt door een burn out. Het arbeidsongeschiktheidspercentage loopt af naar 75% in november 2003, 60% in november 2004, 40% in juni 2005 en 25% in juli 2005. In augustus 2005 stopt de arbeidsongeschiktheidsuitkering.

2.3. In verband met de ziekte van haar directeur verkoopt de dochtervennootschap in het jaar 2000 haar onderneming, bestaande uit een assurantiekantoor in [Q], aan de Rabobank te [Z]. De debiteuren en crediteuren, het personeel (drie werknemers) en de assurantieportefeuille gaan over naar de Rabobank. De directeur en zijn echtgenote treden niet bij de overnemer in dienst. De gerealiseerde winst ad € 1.603.832 wordt in het jaar 2000 fiscaal opgenomen in een vervangingsreserve.

2.4. Eiseres heeft in haar aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2004 een belastbaar bedrag van € 18.610 aangegeven. Verweerder heeft bij de aanslagregeling de herinvesteringsreserve ad € 1.603.832 aan de winst toegevoegd en het belastbare bedrag op € 1.622.442 vastgesteld. De aanslag is gedagtekend op 12 mei 2007. Tegen deze aanslag heeft eiseres op 19 juni 2007 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 november 2007 de aanslag gehandhaafd.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of de herinvesteringsreserve in 2004 aan de winst moet worden toegevoegd vanwege het verlopen van de herinvesteringstermijn.

Eiseres is van mening dat de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid handhaving van de reserve rechtvaardigt.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de reserve in 2004 aan de winst moet worden toegevoegd omdat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De in geschil zijnde herinvesteringsreserve is in het jaar 2000 als vervangingsreserve in de zin van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 gevormd. Ingevolge artikel I, onderdeel J, derde lid van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt deze vervangingsreserve met ingang van 1 januari 2001 aangeduid als een herinvesteringsreserve in de zin van artikel 3.54 Wet inkomstenbelasting 2001. In afwijking van het eerste en derde lid van artikel 3.54 wordt in genoemde invoeringswet de herinvesteringstermijn op vier jaar gesteld. Voor het onderhavige geschil eindigt die termijn dus op 31 december 2004.

Vast staat dat ultimo 2004 nog geen herinvestering had plaatsgevonden. Dit brengt met zich dat de herinvesteringsreserve op grond van de hoofdregel van het vijfde lid van artikel 3.54 Wet inkomstenbelasting 2001 (in combinatie met het bepaalde in de invoeringswet) in beginsel in 2004 aan de winst moet worden toegevoegd.

4.2. Eiseres heeft gesteld dat de herinvesteringsreserve niet aan de winst moet worden toegevoegd. Ze beroept zich op de in het vijfde lid genoemde uitzondering dat toevoeging aan de winst achterwege kan blijven, voorzover de aanschaffing of voortbrenging door bijzondere omstandigheden is vertraagd. Eiseres betoogt dat de ziekte van haar directeur een dergelijke bijzondere omstandigheid vormt. Naar de opvatting van eiseres brengt een redelijke wetstoepassing met zich mee dat van een vennootschap die wordt bestuurd door een langzaam van een ziekte herstellende directeur niet mag worden verwacht dat deze binnen de reguliere termijn tot herinvestering overgaat.

4.3. De rechtbank overweegt dat de wettelijke regeling naast de door eiseres genoemde bijzondere omstandigheid tevens eist dat aan de aanschaffing of voortbrenging van het bedrijfsmiddel een begin van uitvoering is gegeven. Van het bestaan ultimo 2004 van bindende afspraken ten aanzien van een vervangende investering, dan wel enig ander begin van herinvestering is echter niets gesteld of gebleken. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij in 2004 niet bezig is geweest met herinvesteren, omdat zij toen niet in staat was goede beslissingen te nemen. Gelet hierop is geen sprake van een begin van uitvoering. Ook de start van een nieuwe onderneming (makelaardij) in 2005 kan niet als zodanig worden aangemerkt. Het voornemen daartoe is pas opgekomen in 2005. Omdat niet aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van een begin van uitvoering wordt voldaan verwerpt de rechtbank het beroep van eiseres op de genoemde uitzonderingsbepaling. De vraag of de ziekte van de directeur van eiseres een bijzondere omstandigheid vormt kan daarom onbeantwoord blijven.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. A.I. van Amsterdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.