Home

Rechtbank Assen, 13-02-2008, BC4886, 65658 - KG ZA 08-6

Rechtbank Assen, 13-02-2008, BC4886, 65658 - KG ZA 08-6

Gegevens

Instantie
Rechtbank Assen
Datum uitspraak
13 februari 2008
Datum publicatie
21 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBASS:2008:BC4886
Zaaknummer
65658 - KG ZA 08-6

Inhoudsindicatie

Eisers vorderen betaling van DOC van de over december 2007 aan hen verschuldigde melkgelden. Voldoende aannemelijk is echter dat DOC door de opzeggingen door eisers schade heeft geleden en dat die schade de omvang van deze vordering van eisers in ruime mate overtreft. DOC mag zich daarom als verweer tegen deze vordering van eisers op verrekening beroepen. De vordering wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ASSEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 65658 / KG ZA 08-6

Vonnis in kort geding van 13 februari 2008

in de zaak van

[EISERS 1 T/M 53]

procureur mr. P.J.G.G. Sluyter,

advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle,

tegen

de coöperatie

DOC KAAS B.A.,

gevestigd te Hoogeveen,

gedaagde,

procureur mr. P.J. van Steen.

Partijen zullen hierna eisers en DOC genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 22 januari 2008;

- de mondelinge behandeling op 29 januari 2008;

- de pleitnota van eisers;

- de pleitnota van DOC.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Eisers exploiteren ieder afzonderlijk een melkveehouderijbedrijf.

2.2. DOC is een coöperatie die een zuivelverwerkende onderneming exploiteert.

2.3. Eisers waren (gewoon) lid van DOC en leverden de van hun bedrijf afkomstige melk aan DOC. Zij hebben hun lidmaatschap na 1 januari 2007 doch voor 1 oktober 2007 opgezegd tegen 1 januari 2008.

2.4. In de statuten van DOC is onder meer het volgende opgenomen:

“ONTZETTING LIDMAATSCHAP

Artikel 10

(…

De opzegging moet voor wat betreft B-leden betreft tenminste zes maanden, en voor de gewone leden ten minste drie maanden voor het einde van het boekjaar plaatsvinden. Het lidmaatschap eindigt dan met het eind van dat boekjaar. Wordt deze termijn niet in acht genomen, dan eindigt het lidmaatschap aan het einde van het boekjaar volgende op dat waarin de opzegging heeft plaatsgehad.

(…)

Artikel 12

1. Degene wiens lidmaatschap is geëindigd, casu quo diens rechtsopvolgers onder algemene titel, hebben van de coöperatie te vorderen de uitkering van zijn aandeel in de ledenrekening en van al de overige vorderingen die hij op de coöperatie mocht hebben. Deze vorderingen behoeven van de zijde van de coöperatie niet eerder vereffend te worden dan nadat de jaarrekening over het boekjaar waarin of waarmede het lidmaatschap eindigde door de algemene vergadering is vastgesteld. Voor de toepassing van het in dit artikel bepaalde wordt niet als beëindiging van het lidmaatschap beschouwd het beëindigen door een lid van zijn bedrijf gevolgd door voortzetting daarvan met een of meer anderen in een vennootschap of enig ander samenwerkingsverband.

2. De directie heeft het recht met deze vordering te verrekenen al hetgeen het lid, wiens lidmaatschap eindigde, uit welken hoofde ook aan de coöperatie schuldig is of wordt.

3. (…)

Artikel 13

1. Het gewone lid van wie het lidmaatschap, anders dan door overlijden van het lid-natuurlijke persoon, is geëindigd, is verplicht op eerste schriftelijke aanmaning van de directie een schadevergoedingsbedrag aan de coöperatie te betalen. De omvang van het te betalen bedrag zal door een door de directie aan te wijzen deskundige worden bepaald op het bedrag van de schade die de coöperatie ten gevolge van het uittreden van dat lid zal lijden, een en ander op basis van grondslagen die met inachtneming van relevante regelgeving casu quo jurisprudentie in het huishoudelijk reglement zullen worden vastgesteld met dien verstande dat de hoogte van dit bedrag maximaal vier procent (4 %) van het melkgeld dat het betreffende lid gemiddeld per jaar in de vijf voorafgaande boekjaren heeft ontvangen kan bedragen en dat indien een lid met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een jaar opzegt, geen schadevergoeding kan worden gevorderd.

2. De directie is bevoegd, in de gevallen van beëindiging van het lidmaatschap doordat een lid niet meer voldoet aan een of meer vereisten door de statuten voor het lidmaatschap gesteld, een lid-rechtspersoon ophoudt te bestaan, alsmede in de overige gevallen van beëindiging van het lidmaatschap door opzegging namens de coöperatie door de directie het schadevergoedingsbedrag geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden, indien het betrokken lid – naar het uitsluitend oordeel van de directie – genoegzaam kan aantonen dat de beëindiging van het lidmaatschap niet is geschied, respectievelijk dat de grond waarop tot opzegging werd besloten niet zijn opgeworpen met de bedoeling zich op deze wijze aan de lidmaatschapsverplichtingen te onttrekken.

3. (…)”

2.5. Tijdens de algemene vergadering van DOC van 25 oktober 2007 is artikel 7 van het huishoudelijk reglement vastgesteld, dat in werking is getreden op 1 januari 2008:

“Artikel 7

BEËINDIGING LIDMAATSCHAP (ZIE ARTIKEL 13 VAN DE STATUTEN)

In de gevallen dat de directie een schadevergoeding kan opleggen aan leden die het lidmaatschap van DOC Kaas opzeggen c.q. van wie het lidmaatschap, anders dan door overlijden van het lid, natuurlijke persoon, eindigt, zullen de volgende uitgangspunten gelden:

- De directie benoemt, na verkregen goedkeuring door de raad van beheer voor 1 november, een externe deskundige ter berekening van de schade.

- De schadevergoeding zal worden gebaseerd op: minder dekking vaste kosten, vermindering toevoeging aan de algemene reserve (winstderving), kosten bijkoop kaas c.q. melk, schade marktposities en overige relevante kosten.

- De door de externe deskundige berekende schadevergoeding zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de raad van beheer.

- De schadevergoeding bedraagt maximaal 4 % van het totale melkgeld dat het betreffende lid gemiddeld per jaar in de vijf (of minder) voorgaande boekjaren (waaronder inbegrepen het laatste jaar dat melk is geleverd) van de coöperatie heeft ontvangen. Indien het lid korter dan 1 jaar lid is geweest van de coöperatie zal de schadevergoeding worden berekend over het ontvangen melkgeld in die periode.

- De betreffende veehouder is verplicht op eerste schriftelijke aanmaning van de directie de berekende schadevergoeding binnen de in de aanmaning gestelde betalingstermijn aan de coöperatie te voldoen. Indien de veehouder daarmee in gebreke blijft, komen met ingang van de vervaldag de wettelijke rente alsmede de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten van invordering voor diens rekening. Zoals bepaald in artikel 12 lid 2 van de statuten, heeft de directie van de coöperatie het recht de eventuele vorderingen van het lid op de coöperatie te verrekenen met al hetgeen het lid uit welken hoofde ook, aan de coöperatie schuldig is of wordt.”

2.6. In artikel 1.2 van de leveringsvoorwaarden van DOC is het volgende opgenomen:

“De voorschotmelkprijs van DOC Kaas is gebaseerd op de geraamde melkprijs van 2007. Ca. 95 % van deze geraamde melkprijs wordt per maandelijkse melkgeldafrekening betaald.

(…)”

2.7. Bij brief van 3 oktober 2007 aan ieder van eisers heeft DOC het volgende aan hen bericht:

“De statuten van de coöperatie geven aan dat wanneer de opzegging binnen een termijn van 1 jaar voor het einde van het boekjaar wordt gedaan, er een vergoeding aan de coöperatie dient te worden betaald voor de schade die de coöperatie ten gevolge van het uittreden van het betreffende lid zal lijden. Zie hiervoor artikel 13 van de statuten. De maximale hoogte van deze vergoeding is hierin eveneens omschreven. We zullen voor 1 december a.s. de hoogte van dit bedrag vaststellen.

Indien met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een jaar voor het einde van het boekjaar wordt opgezegd, kan geen schadevergoeding worden gevorderd.

Wij betreuren doch respecteren uw besluit tot opzegging van het lidmaatschap van DOC Kaas en zullen de komende maanden een en ander conform de statuten afwerken.“

2.8. Ernst & Young Accountants, hierna te noemen: Ernst & Young, heeft bij brief van 29 november 2007 onder meer het volgende aan DOC bericht:

“Doordat in 2008 minder melk wordt aangevoerd dan wanneer bedoelde veehouders lid waren gebleven, moeten de vaste kosten door minder kilogrammen worden gedragen. Afname van de aangevoerde veehoudersmelk met ruim 100 miljoen kg leidt tot aanzienlijk minder dekking van vaste kosten. Dit bedrag overtreft de berekende schadevergoeding ruimschoots. De berekende schade is daarmee ten minste gelijk aan 4 % van het melkgeld dat betreffende leden gemiddeld per jaar in de 5 voorafgaande boekjaren van de coöperatie hebben ontvangen. Hierbij is nog geen rekening gehouden met mogelijke schade uit hoofde van vermindering toevoeging aan de algemene reserve (winstderving), kosten bijkoop kaas c.q. melk, schade marktposities en overige relevante kosten.

2.9. Vervolgens heeft ieder van eisers een brief van DOC ontvangen, waarin zij op de hoogte zijn gebracht van de aan hen berekende schadevergoeding, met daarbij een factuur, gedateerd op 30 november 2007, voor het bedrag van die schadevergoeding:

“Zoals reeds aangekondigd in de brief waarin wij uw opzegging van het lidmaatschap van DOC kaas hebben bevestigd, brengen wij u hierbij op de hoogte van de berekende schadevergoeding die u aan DOC kaas dient te betalen a.g.v. uw opzegging. Deze berekende schadevergoeding is gebaseerd op 4 % van het gemiddelde melkgeld over de afgelopen 5 jaar of indien van toepassing een kortere periode. De maanden november en december 2007 en de nabetaling over 2007 zijn ingeschat.

De schadevergoeding is berekend op (…)

Nadat de jaarcijfers van DOC kaas over 2007 zijn vastgesteld door de ledenraad zal de definitieve schadevergoeding worden bepaald. Het eventuele verschil tussen het bovengenoemde bedrag en de definitieve vaststelling van de schadevergoeding zal worden verrekend met de nabetaling van het melkgeld over 2007.

U wordt vriendelijk verzocht de bijgaande factuur m.b.t. de schadevergoeding voor 31 december 2007 te betalen. Indien het bedrag niet voor deze datum door DOC kaas is ontvangen zal het bedrag met de eerstvolgende melkgeldafrekening worden verrekend. “

2.10. Eisers hebben het aan ieder van hen gefactureerde bedrag als bedoeld in r.o. 2.9 niet betaald. Zij hebben bij brief van 19 december 2007 van mr. G.D. te Biesebeek bezwaar gemaakt tegen de door DOC aangekondigde verrekening.

2.11. DOC heeft vervolgens de gefactureerde bedragen ingehouden op het aan ieder van eisers toekomende melkgeld over december 2007, waarbij het restant van dit melkgeld is uitgekeerd op of omstreeks 18 januari 2008.

2.12. Ernst & Young heeft bij brief van 28 januari 2008 aan DOC een toelichting gegeven op haar genoemde brief van 29 november 2007 inzake de berekende schade als gevolg van opzeggingen door veehouders:

“Bij het opstellen van de berekening van de schade hebben wij de volgende uitgangspunten gehanteerd:

- De schadevergoeding wordt bepaald op basis van minder dekking vaste kosten als gevolg van de verminderde aanvoer van melk.

- De in rekening gebrachte schadevergoeding bedraagt maximaal 4 % van het melkgeld dat het betreffende lid gemiddeld per jaar in de 5 voorafgaande boekjaren van de cooperatie heeft ontvangen. Deze schadevergoeding bedraagt in totaal € 1.522.000,00.

- Vaste kosten worden gedefinieerd als kosten die onafhankelijk zijn van de verwerkte hoeveelheid melk.

- De aangevoerde veehoudersmelk vermindert in 2008 als gevolg van de opzeggingen met 119,2 miljoen kg.

- Eind 2007 heeft DOC Kaas nieuwe veehoudersmelk aangetrokken voor een verwacht totaal van 35 miljoen kg melk (17 miljoen ledenmelk en 18 miljoen leveranciersmelk). Daarnaast heeft DOC Kaas contracten afgesloten met derden voor de levering van 17,5 miljoen kg melk. Deze contracten eindigen op 31 maart 2008.

- In 2007 is 920,2 miljoen kg kaasmelk verwerkt. Deze hoeveelheid is ontleend aan de door de directie opgestelde productieoverzichten.

- De vaste kosten van DOC Kaas over 2006 bedragen 26,1 miljoen. Deze kosten zijn ontleend aan de jaarrekening over 2006 waarbij door ons op 27 april 2007 een goedkeurende accountantsverklaring is verstrekt.

- De verwachte vaste kosten voor 2008 bedragen 32,9 miljoen. Deze kosten zijn ontleend aan de door de directie opgestelde voorlopige cijfers van DOC Kaas over 2007. Hierop heeft nog geen accountantscontrole plaatsgevonden.

Doordat in 2008 minder melk wordt aangevoerd dan wanneer bedoelde veehouders lid waren gebleven moeten de vaste kosten door minder kilogrammen worden gedragen. De vaste kosten per 100 kg kaasmelk voor 2007 kunnen op basis van bovenstaande uitgangspunten worden berekend op € 3,578 (zijnde de totale vaste kosten 2007 ad € 32,9 miljoen gedeeld door de verwerkte hoeveelheid kaasmelk van 920,2 miljoen kg, vermenigvuldigd met een factor 100 om op de kostendekking per 100 kg kaasmelk te komen). Afname van de aangevoerde veehoudersmelk c.q. kaasmelk met genoemde 119,2 miljoen kg leidt tot minder dekking van de vaste kosten ad € 4.265.000,00 (zijnde 119,2 miljoen kg melk vermenigvuldigd met de vaste kosten per 100 kg kaasmelk ad € 3,578 gedeeld door factor 100). Op basis van deze gegevens is ons eerste schrijven gebaseerd.

Na onze eerste rapportage hebben de volgende ontwikkelingen plaatsgevonden: DOC Kaas heeft genoemde schade weten te beperken door het werven van nieuwe leden, leveranciers en (kortlopende) contracten. Het totaal van deze leveranties bedraagt naar verwachting 52,5 miljoen kg melk (35 miljoen kg van leden en leveranciers en 17,5 miljoen kg op contractbasis). Deze additioneel verkregen melk leidt tot een vaste kosten dekking van € 1.878.000 (zijnde 52,5 miljoen kg melk vermenigvuldigd met de vaste kosten per 100 kg kaasmelk ad € 3,578 gedeeld door factor 100).

Het totaal aan minder gedekte vaste kosten bedraagt € 2.378.000 (zijnde € 4.265.000 minus € 1.878.000) en is daarmee tenminste gelijk aan 4 % van het melkgeld dat betreffende leden gemiddeld per jaar in de 5 voorafgaande boekjaren van de coöperatie hebben ontvangen, zijnde € 1.522.000.

In bovenstaande opstelling is nog geen rekening gehouden met mogelijke schade uit hoofde van vermindering toevoeging aan de algemene reserve (winstderving), kosten bijkoop kaas c.q. melk, schade marktposities en overige relevante kosten.”

3. De vordering

3.1. Eisers vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, zulks uitvoerbaar bij voorraad:

- DOC zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de verrekening van haar vermeende vordering met de aan eisers toekomende melkgelden ongedaan te maken en aan eisers afzonderlijk te voldoen het aan hen toekomende melkgeld, zoals DOC dit voor hen in de “Afrekening melkgeld december 2007” heeft berekend, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening en zulks op straffe van een dwangsom van € 15.000,00 per overtreding en voor iedere dag dat DOC met nakoming in gebreke blijft;

alsmede,

- DOC zal verbieden om - zolang zij niet beschikt over een executoriale titel - de door haar gepretendeerde vordering ten titel van schadevergoeding – verband houdende met de opzegging van het lidmaatschap door eisers – te verrekenen met enige andere vordering van eisers op DOC en zulks op straffe van een dwangsom van € 15.000,00 per overtreding en voor iedere dag dat DOC na betekening van dit vonnis daarmede in gebreke blijft,

en zulks met veroordeling van DOC in de proceskosten.

4. Het verweer

4.1. DOC voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. De beoordeling

Ontvankelijkheid

5.1. Als eisers treden op diverse natuurlijke personen, maatschappen en vennootschappen onder firma. Ondanks het feit dat de tenaamstelling van eisers op punten afwijkt van de door DOC bijgehouden ledenlijst moet, gezien de aard van die afwijkingen, het voor DOC voldoende duidelijk zijn (namens) welke ex-leden de vorderingen zijn ingesteld.

5.2. Dat de maten en vennoten van de maatschappen en vennootschappen onder firma niet zijn vermeld in de dagvaarding maakt niet dat de eisende maatschappen en vennootschappen onder firma niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Aangenomen wordt dat de vennootschap onder firma op grond van artikel 51 lid 2 Rv. over een ‘eigen recht’ beschikt om als procespartij in rechte op te treden, hoewel zij geen rechtspersoon is (HR 5 november 1976, NJ 1977, 586). Gezamenlijke maten die onder een gemeenschappelijke naam handelen, waarvan, gezien de tenaamstelling in de dagvaarding, sprake is, kunnen op grond van artikel 51 lid 2 RV onder die gemeenschappelijke naam dagvaarden en gedagvaard worden. Het enkele feit dat DOC daardoor beperkt wordt bij het instellen van een eis in reconventie doet daaraan niet af.

5.3. Verder hebben eisers een spoedeisend belang gesteld bij hun vordering, zodat de stelling van DOC dat zij in verband met het ontbreken van een spoedeisend belang bij hun vordering niet-ontvankelijk zouden zijn in hun vordering, wordt verworpen.

De vordering: ongedaanmaking van de verrekening.

5.4. Tussen partijen staat vast dat ieder van eisers een opeisbare vordering had op DOC ten aanzien van het melkgeld over de maand december 2007.

5.5. DOC heeft op grond van de door de eisers gedane opzeggingen aan ieder van eisers een bedrag aan schadevergoeding berekend en heeft die schadevergoeding inmiddels met die melkgelden verrekend. In dit kort geding staat centraal of DOC bevoegd was tot die verrekening, of dat zij gehouden is de door haar ingehouden gelden aan eisers uit te betalen.

Schadevergoeding bij opzegging

5.6. DOC stelt dat zij op grond van artikel 13 van de Statuten recht heeft op vergoeding van de werkelijk door haar geleden schade, die zij tot maximaal 4 % berekent over het gemiddelde melkgeld dat een lid in de vijf voorafgaande boekjaren van DOC heeft ontvangen. Deze schadevergoeding heeft zij op grond van artikel 12 lid 2 van de Statuten verrekend met het door DOC over december 2007 te betalen melkgeld.

5.7. Op grond van artikel 13 lid 1 van de Statuten kan een gewoon lid zijn lidmaatschap zonder schadevergoeding opzeggen wanneer hij daarbij een opzegtermijn van één jaar in aanmerking neemt. De schaderegeling van artikel 13 van de Statuten is van toepassing in geval op grond van artikel 10 lid 2 van de Statuten wordt opgezegd met een opzegtermijn van drie maanden tegen het einde van het boekjaar, zijnde 31 december.

5.8. In artikel 13 lid 1 van de Statuten is opgenomen dat het schadevergoedingsbedrag zal worden bepaald door een door de directie aan te wijzen deskundige op basis van het bedrag van de schade die DOC ten gevolge van het uittreden van het lid zal lijden, met een hoogte van maximaal 4 % van het melkgeld dat het lid gemiddeld per jaar in de vijf voorafgaande boekjaren van DOC heeft ontvangen.

5.9. In artikel 13 van de Statuten wordt daarmee naar voorlopig oordeel voldoende duidelijk omschreven in welk geval sprake is van een schadevergoedingsverplichting en op welke wijze die dient te worden berekend, namelijk op basis van de door DOC door de opzegging te lijden schade. Daarbij wordt een duidelijk maximum gehanteerd voor de door het lid te betalen schadevergoeding. Dat in het huishoudelijk reglement, zoals dat gold voor 1 januari 2008, niet de grondslagen zijn opgenomen op basis waarvan de hoogte van het bedrag van de schade dient te worden vastgesteld, maakt niet dat de grondslag voor de door het opzeggende lid te betalen schadevergoeding is komen te vervallen. Ten aanzien van de schadeberekening die is gemaakt op basis van de in artikel 7 van het - op 1 januari 2008 in werking getreden - huishoudelijk reglement opgenomen grondslagen is onvoldoende gesteld of gebleken dat die grondslagen in beginsel onjuist zijn.

5.10. Dat artikel 13 van de Statuten is opgenomen in het hoofdstuk met de titel “Ontzetting lidmaatschap” is minder gelukkig gekozen, maar uit de tekst van dit artikel volgt voldoende duidelijk dat de daarin opgenomen schaderegeling niet alleen van toepassing is bij ontzetting uit het lidmaatschap, maar in alle gevallen waarin het lidmaatschap anders dan door overlijden eindigt, behalve het geval waarin een lid opzegt met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste één jaar.

Aanvaardbare concurrentiebeperking

5.11. Voor zover hier sprake is van een uittreedvergoeding als bedoeld in artikel 2:60 BW is naar voorlopig oordeel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze vergoeding buiten de door eisers bedoelde, door de Europese Commissie gegeven kaders treedt van de nog aanvaardbaar te achten concurrentiebeperking, welke kaders zijn weergegeven in het Jaarverslag Mededingingsbeleid Europese Commissie 1991, punt 83 en 84:

”Coöperatie Z heeft zich er nadien ten overstaan van de Commissie toe verbonden dat haar leden voortaan op drie tijdstippen in het jaar (1 april, 1 september en het einde van het boekjaar) hun lidmaatschap kunnen beëindigen zonder een uitstapvergoeding te moeten betalen, mits een opzegtermijn van twee jaar in acht wordt genomen. De leden kunnen deze procedure evenwel omzeilen en de coöperatie verlaten met een opzegtermijn van drie maanden. In dat geval is slechts één uitstapdatum toegestaan (1 april) en moeten zij een uitstapvergoeding betalen die (reeds sedert 1 januari 1991) is vastgesteld op 4 %”.

5.12. De door DOC gehanteerde regeling gaat uit van een uittreedvergoeding op basis van de werkelijk door DOC geleden schade tot maximaal 4 % van het melkgeld over het gemiddelde melkgeld over de afgelopen vijf boekjaren, waar de Europese Commissie een forfaitair bedrag van 4 % van het melkgeld over het afgelopen boekjaar toelaatbaar acht. Daarmee valt deze regeling in elk geval binnen de door de Europese Commissie aanvaardbaar geachte concurrentiebeperking.

5.13. Verder kent DOC een lange opzegtermijn zonder uitstapvergoeding van tenminste één jaar, naar de voorzieningenrechter aanneemt tegen het einde van het boekjaar, die in vergelijking met de door de Europese Commissie nog aanvaardbaar geachte opzegtermijn van twee jaar uitgaande van opzegging per 1 april, 1 september en 1 december, gunstiger is voor het opzeggende lid, nu de door DOC gehanteerde opzegtermijn zal leiden tot een opzegtermijn van minimaal één jaar (bij opzegging op 31 december) en van maximaal twee jaar (bij opzegging op 1 januari).

5.14. Daarnaast kent de door de Europese Commissie nog aanvaardbaar geachte opzegtermijn van drie maanden met uitstapvergoeding net als de regeling van DOC slechts één uitstapdatum.

Wijziging van beleid van DOC

5.15. Eisers hebben aangevoerd dat DOC niet eerder leden, die het lidmaatschap hebben opgezegd, heeft aangesproken op vergoeding van vermeende schade en dat zij een beleidswijziging op dat punt niet heeft uitgedragen en/of met eisers gecommuniceerd.

5.16. Door DOC is dit gemotiveerd weersproken, in die zin dat voorheen hetzij geen sprake was van opzeggingen waarop de schaderegeling van toepassing was, hetzij sprake was van een incidenteel geval, waarin het niet lonend was tot die schadeberekening over te gaan. In het laatste geval maakte het bepaalde in artikel 13 lid 2 van de Statuten het ook mogelijk om van die schadeberekening af te zien.

5.17. Dat DOC in het verleden in individuele gevallen afzag van het vorderen van vergoeding van schade door de opzegging van het lidmaatschap maakt naar voorlopig oordeel niet dat eisers in het onderhavige geval ook mochten verwachten dat DOC zou afzien van het vorderen van schadevergoeding. Het betreft hier immers een geheel andere situatie, nu sprake is van een massale opzegging, waarbij voldoende aannemelijk is dat ieder van eisers zich er bewust van was dat niet alleen hij het lidmaatschap bij DOC opzegde, maar met hem vele anderen.

Toezegging rayonmedewerkers

5.18. Door eisers is naar voren gebracht dat een groot aantal van hen voorafgaand aan de opzegging navraag heeft gedaan bij de rayonadviseur over een eventuele vergoedingsplicht bij einde lidmaatschap. Daarbij is hen meegedeeld, dat zij kunnen opzeggen, ongeacht de opzegtermijn, zonder dat zij een vergoeding verschuldigd zijn. Eisers stellen de aan hen gedane uitlatingen schriftelijk te hebben bevestigd, waarop nimmer door DOC is gereageerd dan wel geprotesteerd.

5.19. DOC heeft daarop verklaard dat eisers behoren tot de (georganiseerde) groepen, die in verschillende bijeenkomsten door de directie van DOC tijdig zijn geïnformeerd over de verplichting tot schadevergoeding. Tot de eisers behoren drie leden van de ledenraad, die als geen ander kunnen en moeten weten wat de consequenties zijn van opzegging met een opzegtermijn korter dan één jaar. Bovendien is voor alle melkveehouders de verplichting tot schadevergoeding uitdrukkelijk in de statuten is opgenomen en kunnen medewerkers van DOC, die daarover andere informatie verschaffen, DOC niet binden. Verder heeft alleen [eiser sub 2] – eiser sub 2 - zich beklaagd en wel bij brief van 4 augustus 2007.

5.20. Op grond van artikel 13 lid 2 van de Statuten, met de inhoud waarvan eisers als voormalige leden van DOC op de hoogte worden geacht te zijn, is het voorbehouden aan de directie om in bepaalde omstandigheden het op grond van artikel 13 lid 1 van de Statuten te berekenen schadevergoedingsbedrag geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. In dit kort geding is niet voldoende aannemelijk geworden dat de rayonadviseurs bevoegd zouden zijn DOC op dit punt te vertegenwoordigen door het doen van toezeggingen zoals is gesteld. In elk geval is naar voorlopig oordeel niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er verklaringen en gedragingen van DOC zijn geweest, op grond waarvan eisers ervan mochten uitgaan dat de rayonadviseurs bevoegd waren tot die vertegenwoordiging. In de door eisers daartoe aangehaalde brief van DOC bij de leveringsvoorwaarden wordt slechts verklaard dat in geval van vragen over die leveringsvoorwaarden - waarin overigens niets is opgenomen over de toepassing van de schaderegeling van artikel 13 van de Statuten - contact kan worden opgenomen met de rayonadviseurs, van wie de namen worden genoemd in de leveringsvoorwaarden.

5.21. Gezien het vorenstaande kan er in dit kort geding niet van worden uitgegaan dat sprake was van toezeggingen van de zijde van DOC op grond waarvan eisers er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat van hen geen schadevergoeding zou worden gevorderd.

De brieven van [eiser sub 2], [eiser sub 33] en van [eiser sub 27]

5.22. Verder wordt overwogen dat alleen ten aanzien van [eiser sub 2] en niet ook ten aanzien van de andere eisers een brief van 4 augustus 2007 aan DOC is overgelegd. In deze brief is door DOC onder meer het volgende meegedeeld:

“Uit navraag bij uw buitendienstmedewerker blijkt dat als ik voor 1 oktober a.s. opzeg ik mijn leveranties per 1 januari a.s. kan beëindigen zonder boeteclausule. Mocht mijn interpretatie juist zijn dan hoeft u niet reageren. Mocht mijn interpretatie onjuist zijn wilt u mij dat per ommegaande, doch uiterlijk voor 14 augustus a.s. schriftelijk, ondertekend en aangetekend aan mij laten weten. “

5.23. Daarnaast is een brief overgelegd van [eiser sub 2] aan DOC van 4 september 2007 waarin hij onder meer het volgende heeft verklaard:

“In navolging van mijn brief van 4 augustus j.l. deel ik u mede dat ik mijn lidmaatschap per heden, 4 september 2007 opzeg. Ik zal mijn leveranties van melk t/m 31 december 2007 voldoen.

Op mijn brief van 4 augustus j.l. heeft u niet schriftelijk gereageerd, wat betekent dat u instemt met mijn interpretatie betreffende de beëindiging van mijn lidmaatschap.”

5.24. Door DOC is verklaard dat [hoofd ledenadministratie van DOC], na de brief van 4 augustus 2007 van [eiser sub 2] contact met [eiser sub 2] heeft opgenomen, dat [hoofd ledenadministratie van DOC] en [eiser sub 2] vervolgens in augustus 2007 samen hebben gesproken, en dat daarbij door [hoofd ledenadministratie van DOC] aan [eiser sub 2] is verklaard dat de schadevergoedingsverplichting wel degelijk aan de orde was. De inhoud van dit gesprek stelt DOC bij aangetekende brief van 29 augustus 2007 aan [eiser sub 2] te hebben bevestigd, waarbij [eiser sub 2] deze brief niet heeft afgehaald.

5.25. Ter zitting is door [eiser sub 2] bevestigd dat hij met [hoofd ledenadministratie van DOC] heeft gesproken, maar hij heeft verklaard dat dit is geweest nadat de door hem in zijn brief van 4 augustus 2007 aan DOC gestelde termijn was verstreken en dat hij op dat moment reeds andere verplichtingen was aangegaan. De voorzieningenrechter acht het in dit verband echter aan [eiser sub 2] zelf te wijten dat hij reeds op zo korte termijn, zonder een daadwerkelijke bevestigende reactie van DOC te hebben ontvangen, en reeds voor zijn daadwerkelijke opzegging, die is gedaan bij brief van 4 september 2007, andere verplichtingen is aangegaan die hem noodzaakten te kiezen voor het opzeggen tegen een opzeggingstermijn van drie maanden.

5.26. Verder is een brief overgelegd van [eiser sub 33] van 24 september 2007, en een brief van de zijde van eiser sub 27, van 26 september 2007, waarin zij hun lidmaatschap opzeggen onder verwijzing naar de brief van [eiser sub 2] van 4 augustus 2007. Dat [eiser sub 33] en eiser sub 27 afgaand op het verhaal van [eiser sub 2] eveneens zijn overgegaan tot opzegging tegen een opzegtermijn van drie maanden is naar voorlopig oordeel geheel voor hun eigen rekening.

5.27. In dit kort geding kan er daarom evenmin van worden uitgegaan dat sprake was van toezeggingen van de zijde van DOC aan [eiser sub 2], [eiser sub 33] en eiser sub 27 op grond waarvan deze eisers er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat van hen geen schadevergoeding zou worden gevorderd.

De berekende schadevergoeding

5.28. Naar aanleiding van het rapport van Ernst & Young heeft DOC het in de schaderegeling genoemde maximum van 4 % van het gemiddelde melkgeld over de afgelopen vijf jaar aan ieder van eisers berekend. Nu niet anders is gesteld of gebleken wordt in dit kort geding aangenomen dat het aan ieder van eisers tezamen met het aan ieder van de eisers in de eveneens tegen DOC aanhangige zaak met zaaknummer 66042 aldus berekende en bij hen ingehouden maximumbedrag van 4 % van het in de afgelopen vijf jaren gemiddeld aan hen jaarlijks uitbetaalde melkgeld, dat voor alle eisers tezamen uitkomt op € 1.522.000,00, correct is.

5.29. Eisers hebben verklaard dat DOC, anders dan door DOC is gesteld, door de opzegging geen schade lijdt. Daarover wordt het volgende overwogen:

5.30. Zoals geoordeeld biedt artikel 13 van de Statuten in het onderhavige geval de grondslag voor de in rekening gebrachte schadevergoeding. Zoals reeds is overwogen is onvoldoende gesteld of gebleken dat de door Ernst & Young bij de schadeberekening gebruikte grondslagen, die zijn opgenomen in het op 1 januari 2008 in werking getreden artikel 7 van het huishoudelijk reglement, onjuist zijn.

5.31. De schadeberekening van Ernst & Young is gebaseerd op het bedrag aan vaste kosten dat, door het uittreden van (onder meer) eisers en de daardoor verminderde aanvoer van melk, minder gedekt zal zijn. Daarbij worden andere mogelijke schadeposten, zoals gederfde winst, nog buiten beschouwing gelaten. Ernst & Young heeft in deze berekening reeds verdisconteerd dat DOC inmiddels melk heeft bijgekocht voor 2008, zoals ook door eisers is gesteld. Daarmee rekening houdende wordt het bedrag aan minder gedekte vaste kosten door Ernst &Young nog berekend op € 2.378.000,00, wat aanzienlijk meer is dan de ingehouden € 1.522.000,00.

5.32. Ten aanzien van de schadeberekening betwisten eisers bij gebrek aan wetenschap dat de aangevoerde melk door hun opzeggingen en die van de eisers in genoemde zaak met zaaknummer 66042 met 119,2 miljoen kilogram afneemt. De voorzieningenrechter oordeelt hierover dat eisers, nu het hun eigen melk betreft, in staat moet worden geacht ook zelf te berekenen met hoeveel kilogram melk de aangevoerde melk door hun opzeggingen zal afnemen, hetgeen zij hebben nagelaten.

5.33. Daarnaast vragen eisers zich af waarom in 2008 niet op de vaste kosten kan worden bespaard. Op dit punt wordt in de beoordeling betrokken dat eisers, daartoe in de gelegenheid gesteld door DOC, hebben afgezien van de mogelijkheid door tussenkomst van een eigen accountant de berekende vaste kosten te toetsen. Daarmee kon DOC, gezien haar gerechtvaardigde belang op geheimhouding van concurrentiegevoelige informatie, hier ook (nog) volstaan.

5.34. Eisers hebben nog aangevoerd dat voldoende melk wordt aangeboden en dat de inkoopprijs van die melk lager is dan de prijs die DOC betaalt aan haar leden, zodat zij door de opzegging op inkoop bespaart. DOC heeft verklaard dat zij een deel van de verloren melk heeft teruggehaald en dat Ernst & Young daarmee rekening heeft gehouden in de schadeberekening, hetgeen ook in de schadeberekening naar voren komt. Voor wat betreft de mogelijkheid melk in te kopen voor een lage prijs heeft DOC verklaard dat zij daarop als coöperatie niet kan drijven, hetgeen niet onaannemelijk voorkomt. In elk geval is door eisers onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke concrete gevolgen deze inkoop van melk voor de door DOC te lijden schade zou kunnen hebben. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de door Ernst & Young berekende schade wegens minder gedekte vaste kosten aanzienlijk meer is dan de ingehouden 4 %, waarbij nog niet alle schade is meegenomen.

5.35. Ten aanzien van de door eisers aangevoerde omstandigheid dat op deze schadeberekening geen accountantscontrole is toegepast geldt dat op grond van artikel 13 van de Statuten geen accountantscontrole is vereist. Anders dan in artikel 12 lid 1 van de Statuten is bepaald voor de vereffening van de door DOC aan eisers uit te betalen ledenrekeningen hoeft in het kader van de schadeberekening op grond van artikel 13 van de Statuten de vaststelling van de jaarrekening over 2007 ook niet te worden afgewacht. Ook hier wordt relevant geacht dat eisers geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid de schadeberekening te laten toetsen door een eigen accountant.

5.36. Naar voorlopig oordeel heeft DOC een voldoende onderbouwde berekening van de schade overgelegd, waartegen eisers in dit kort geding onvoldoende hebben ingebracht. Voldoende aannemelijk is ook dat in deze schadeberekening nog niet alle te lijden schade is betrokken, waarbij de berekende schade nu reeds uitkomt op een bedrag dat aanzienlijk meer bedraagt dan de vordering van eisers terzake van het over december 2007 aan hen verschuldigde melkgeld. Door eisers is daarbij niet voldoende inzichtelijk gemaakt dat en in hoeverre de schade van DOC minder zou kunnen bedragen door het inkopen van melk.

Spijtoptanten

5.37. Voor zover een aantal eisers te kennen zouden hebben gegeven alsnog een jaar lang aan DOC te willen leveren, derhalve alsnog te willen opzeggen met een opzegtermijn van tenminste één jaar, zonder vergoedingsverplichting, heeft DOC aan deze eisers verklaard dat zij daarmee niet akkoord gaat, maar dat deze eisers in dat geval gedurende drie jaar lid dienen te blijven. DOC heeft dit ter zitting aldus toegelicht dat eenmaal gedane opzeggingen die door DOC zijn bevestigd definitief zijn en dat zij geen belang heeft bij calculerende opzeggingen, omdat zij is gebaat bij continuïteit en solidariteit van haar leden.

5.38. Op dit punt zijn als productie 11 alleen stukken overgelegd ten aanzien van twee eisers, te weten [eiser 35] en [eiser sub 22]. Verder kan, het redelijke belang van DOC in aanmerking nemende bij continuïteit en loyaliteit binnen haar organisatie, naar voorlopig oordeel redelijkerwijze niet van DOC worden verlangd dat zij in het kader van beperking of voorkoming van haar schade zonder meer akkoord gaat met de wijziging van de opzegging door een aantal eisers in die zin dat alsnog mag worden opgezegd tegen 31 december 2008.

Causaal verband

5.39. Anders dan door eisers wordt voorgestaan, is causaal verband aanwezig tussen de voor DOC aan ieder van eisers berekende schadevergoeding en de door ieder van de eisers gedane opzegging. De door Ernst & Young berekende schade is immers geschied op basis van de minder gedekte vaste kosten als gevolg van de opzeggingen. De vervolgens ingehouden schadevergoeding is voor iedere eiser afzonderlijk gerelateerd aan de melk die deze eiser zelf pleegde te leveren aan DOC en is bepaald op een maximum van 4 % van het door die individuele eisers over de voorgaande (vijf) boekjaren gemiddeld per jaar ontvangen melkgeld.

Bevoegdheid tot verrekening

5.40. Nu voldoende aannemelijk is dat DOC door de opzeggingen schade heeft geleden en dat die schade de omvang van de vordering van eisers ter zake van de over december 2007 aan hen verschuldigde melkgelden in ruime mate overtreft kan DOC zich als verweer tegen deze vordering van eisers op verrekening beroepen.

5.41. Die bevoegdheid tot verrekening is ook uitdrukkelijk aan DOC toegekend in artikel 12 lid 2 jo artikel 12 lid 1 van de Statuten, waarin is opgenomen dat de directie het recht heeft om de vordering van het lid op grond van artikel 12 lid 1 van de Statuten (de uitkering van het aandeel in de ledenrekening en van al de overige vorderingen die het lid op DOC heeft) te verrekenen met al hetgeen het lid, van wie het lidmaatschap eindigde, uit welken hoofde ook aan DOC schuldig is of wordt. Uit deze omschrijving in artikel 12 lid 1 van de Statuten moet worden afgeleid dat DOC haar vordering ook met het door haar aan eisers te betalen melkgeld kan verrekenen. Dat op grond van artikel 1 lid 2 van de leveringsvoorwaarden het melkgeld maandelijks dient te worden uitbetaald doet daaraan niet af.

Conclusie

5.42. Nu DOC naar voorlopig oordeel bevoegdelijk is overgegaan tot verrekening dient het door eisers gevorderde te worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen eisers in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DOC worden begroot op:

- vast recht € 251,00

- overige kosten 4,54

- salaris procureur 816,00

Totaal € 1.071,54

6. De beslissing

De voorzieningenrechter:

1. Wijst het gevorderde af,

2. Veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van DOC tot op heden begroot op € 1.071,54.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.D. Boon-Niks en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.W. Strijker op 13 februari 2008.?