Home

Rechtbank Den Haag, 21-04-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:6250, AWB - 14 _ 8279

Rechtbank Den Haag, 21-04-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:6250, AWB - 14 _ 8279

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
21 april 2015
Datum publicatie
13 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:6250
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 8279

Inhoudsindicatie

“X is directeur-grootaandeelhouder van BV en woont sinds 1 juli 2008 in Zwitserland. X heeft ten behoeve van BV de, in 2006 door BV verkregen, kredietfaciliteit van BV bij de bank afgelost.

X brengt het gehele bedrag van de vordering die hij in ruil hiervoor op BV heeft verkregen vervolgens in aftrek op zijn belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2009.

In geschil is of X dit bedrag in aftrek kon brengen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat gelet op de door partijen gestelde feiten en omstandigheden het heffingsrecht over de vordering op grond van het toepasselijke verdrag aan Zwitserland toekomt.

Daarbij overweegt de rechtbank dat ook indien het heffingsrecht aan Nederland zou toekomen, het beroep faalt. Eiser heeft de lening namelijk onder zodanige onzakelijke voorwaarden verstrekt dat dit bedrag om die reden niet voor aftrek in aanmerking komt.”

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 14/8279

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2009 een nihilaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Tegelijkertijd heeft verweerder voor het jaar 2009 een verlies uit werk en woning van € 166.503 vastgesteld (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2015 te Den Haag.

Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde en [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [vertegenwoordigers]

Overwegingen

Feiten

1. Eiser heeft in september 2006 samen met [naam 2], een ervaren retailer, de besloten vennootschap [BV] (hierna: de BV) opgericht. De BV had tot doel het exploiteren van een onderneming die handelt in damesmode-artikelen. Eiser bezat vanaf het moment van oprichting van de BV tot in het jaar 2010 95% van de aandelen in de BV. De echtgenote en de dochter van eiser waren in de jaren 2007 en 2008 als verkoopsters werkzaam in de BV.

2. De [bank 1] heeft de BV in november 2006 een kredietfaciliteit van € 200.000 aangeboden onder de volgende voorwaarden:

“Hoofdpunten krediet In rekening courant EUR 200.000,--

Debetrente [bank 1] Basisrente met een opslag van thans 2,25 % -punt

Creditrente Over tegoeden op de rekening courant vergoedt de bank u een rente waarvan de hoogte afhankelijk is van de omvang van deze gelden op uw rekening.

Kasvoorschotprovisie 1 % per jaar over het hoogste valutaire debetsaldo in de afrekenperiode, per kwartaal achteraf.

Betalingsverkeer Transactiegebonden tarifering

Voorziene ingangsdatum Zo spoedig mogelijk

Inperking EUR 25.000,-- per halfjaar tot een minimum van EUR 100.000,--

Eerste inperking 1 juni 2007

(…)

Te stellen zekerheden

Verpanding inventaris

Verpanding voorraden

Verpanding van de vorderingen op derden (creditcard betalers)

Bankborgtocht van EUR 100.000,--, afgegeven door [eiser]

Verdere uitwerking financieringsvoorstel

(…)

De debetrente is:

- de [bank 1] Basisrente, met een minimum van 2,50 %, verhoogd met een opslag van

thans 2,25 %. De [bank 1] Basisrente bedraagt thans 4,00 %. Derhalve bedraagt de

debetrente thans 6,25 % per jaar, per kwartaal achteraf te voldoen.

De [bank 1] Basisrente en de opslag kunnen door de bank altijd worden gewijzigd.

Wijziging van de [bank 1] Basisrente heeft geen invloed op de hiervoor vermelde

minimumrente. (…)”

3. [bank 2] heeft de BV in november 2006 een kredietfaciliteit van € 150.000 aangeboden onder de volgende voorwaarden:

“Omvang faciliteit EUR 150.000,=

Het rekening-courant krediet

Reductieregeling

Het krediet in rekening-courant zal met EUR 10.000, per maand worden verlaagd tot EUR 100.000,= voor het eerst op 01.01.2008, behoudens wijziging.

Tarieven

- Totale debetrente thans 5,50% per jaar

bestaande uit:

- [bank 2] Euro Basisrente 4,00% per jaar (minimum)

- Individuele opslag 1,50% per jaar

[bank 2] kan de individuele opslag steeds wijzigen.

- Kredietprovisie 0,250% per kwartaal

- Afsluitprovisie EUR l.000,=

De kredietprovisie wordt berekend over het hoogste rentedragend debetsaldo.

De afsluitprovisie zal in rekening worden gebracht na ondertekening van deze Kredietovereenkomst.

Zekerheden en verklaringen

- Borgstelling ad EUR 75.000,= te vermeerderen met rente en kosten, van [eiser], wonende (…).

- Pandrecht bedrijfsinventaris.

- Voor zover de Kredietnemer daartoe niet al uit andere hoofde is verbonden, verbindt de Kredietnemer zich voorts hierbij om aan [bank 2] de hierna te noemen zekerheid te verstrekken tot zekerheid voor de verplichtingen zoals beschreven onder 1.3.1 van de Algemene Bepalingen voor Kredietverlening door [bank 2]:

- een pandrecht op alle goederen zoals genoemd in artikel 18 van de Algemene Voorwaarden [bank 2] Bank N.V. Ter uitvoering daarvan geeft de Kredietnemer hierbij, voor zover niet reeds eerder aan [bank 2] verpand, overeenkomstig artikel 18 van de Algemene Voorwaarden [bank 2] Bank N.V. zijn huidige en toekomstige vorderingen - voor zover het toekomstige vorderingen betreft bij voorbaat - op [bank 2] aan [bank 2] in pand tot zekerheid zoals voormeld. De Kredietnemer verleent hierbij aan [bank 2] een volmacht om deze vorderingen te allen tijde en bij herhaling namens de Kredietnemer aan zichzelf te verpanden. Deze volmacht is onvoorwaardelijk en onherroepelijk.”

4. De [bank 3] heeft de BV op 12 december 2006 een kredietfaciliteit van € 150.000 aangeboden voor de financiering van het werkkapitaal. Ten behoeve van de totstandkoming van dit krediet heeft eiser zich op 19 december 2006 jegens de [bank 3] voor de gehele schuld borg gesteld. Eiser ontving hiervoor geen vergoeding van de BV. Ook heeft de BV ten behoeve van eiser geen zekerheden gesteld.

5. Op 6 maart 2008 golden voor de kredietfaciliteit van de [bank 3] de volgende voorwaarden:

“In aanvulling op de kredietovereenkomst van 30 maart 2007 delen wij u mede, dat u kunt blijven beschikken over een krediet in rekening-courant, groot EUR 150.000,00, zegge:

éénhonderdvijftigduizend euro, geldig tot wederopzegging, met dien verstande dat algehele aflossing zal dienen plaats te vinden uiterlijk per 31 december 2008.

(…)

Krediet In rekening-courant

Voor het krediet in rekening courant blijven de bestaande condities van kracht.

(…)

Krediet in rekening-courant

Rentecondities

Voor uw rekening-courant krediet gelden tot herroep de volgende condities:

Debetrente

De [bank 3] Basisrente, momenteel 4,75% p.a, vermeerderd met 2%, beide tezamen met een minimum van 6%, de rente dient per kwartaal achteraf te worden voldaan. De [bank 3] Basisrente wordt periodiek aangepast aan de ontwikkelingen op de geldmarkt; wijzigingen van de [bank 3] Basisrente zullen worden gepubliceerd in ten minste twee landelijke dagbladen.

Kredietprovisie

0,125% over het hoogste debetsaldo per kalenderkwartaal, per kwartaal achteraf te voldoen.

Zekerheden

Tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen de vennootschap ons op enig moment zal blijken schuldig te zijn, ontvingen wij, onverminderd ons recht te eniger tijd aanvullende zekerheden te verlangen, waartoe u zich reeds nu voor alsdan jegens ons verbindt:

- Particuliere borgtocht ad EUR 150.000,00 afgegeven door de [eiser] wonende (…), gesecureerd door een hypothecaire inschrijving op diverse commercieel onroerende goederen.”

De [bank 3] heeft de kredietfaciliteit begin januari 2009 beëindigd. De brief van de [bank 3] van 20 november 2012 vermeldt als reden dat de BV op dat moment niet meer voldeed aan de zakelijke doelgroepcriteria van de bank.

6. De BV heeft gebruik gemaakt van de in 2. en 4. vermelde kredietfaciliteiten. Verder zijn eiser en de BV in 2006 overeengekomen dat de BV een bedrag van maximaal

€ 600.000 van eiser zal ontvangen in nader overeen te komen termijnen. Op 15 december 2008 is hiervan door partijen een geldleningsovereenkomst opgemaakt. Deze overeenkomst bevat geen zekerheden en een jaarlijkse rente van 10%. Op jaarbasis dient voorts minimaal 10% van de openstaande schuld door de BV aan eiser te worden afgelost.

7. In 2008 is door de [bank 1] de in 2. vermelde kredietfaciliteit verminderd tot

€ 100.000. Het resterende bedrag kwam overeen met de door eiser afgegeven borgstelling.

8. De vordering van eiser op de BV (inclusief rente) bedroeg per 1 januari 2009

€ 580.913. Eiser heeft in het jaar 2009 € 153.129 afgelost op de schuld van de BV aan de [bank 3]. In de grootboekrekening ‘Lening DGA’ van de BV is dit bedrag als volgt geboekt:

“19-03-2009 lening dga € 4.500

01-05-2009 [eiser] aandeelhouderslening € 4.500

13-06-2009 [eiser] aanzuivering [BV] € 137.500

16-09-2009 [eiser]/shareholder loan € 6.629”

9. Op 21 september 2010 is het faillissement van de BV uitgesproken. Op 20 april 2012 is het faillissement opgeheven bij gebrek aan baten.

10. Eiser heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 336.496 negatief. In die aangifte heeft eiser een netto resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen vermeld ten bedrage van

€ 336.496 negatief (bruto resultaat € 68.845 minus kosten € 405.341). Het bedrag van

€ 405.341 betreft een afwaardering op de lening(en) verstrekt door eiser aan de BV.

11. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt vastgesteld:

aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning: € 336.496-/-

correctie afwaardering vordering op BV: € 153.129

correctie looninkomsten: € 16.864

vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning: € 166.503 -/-

Geschil 12.In geschil is of verweerder het verlies voor het jaar 2009 terecht heeft vastgesteld op € 166.503. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser zijn vordering van € 153.129 op de BV (hierna ook: de vordering) ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden kon afwaarderen naar nihil.

Beslissing

Rechtsmiddel