Home

Rechtbank Den Haag, 24-11-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:16599, 518959

Rechtbank Den Haag, 24-11-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:16599, 518959

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
24 november 2016
Datum publicatie
10 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2016:16599
Zaaknummer
518959

Inhoudsindicatie

Internationale kinderontvoering. Bezwaarschrift van de vader tegen beslissing van de Centrale autoriteit om verzoek tot teruggeleiding niet in behandeling te nemen. Ouders zijn eind 2014 gescheiden. De twee minderjarige kinderen zijn met ingang van augustus 2015 onder toezicht gesteld vanwege de zeer spanningsvolle relatie tussen de ouders en het ontbreken van contact tussen de vader en de minderjarigen. In januari 2016 is het gezamenlijk gezag tussen de ouders beëindigd en is de moeder belast met het eenhoofdig gezag. De vader is van deze beslissing in appel gegaan en heeft daarbij onder meer de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van deze beschikking verzocht. Het hof heeft in april 2016 dit laatste verzoek van de vader afgewezen. Tijdens de behandeling bij het hof heeft de moeder verklaard geen verhuizing in gang te willen zetten omwille van de rust van de minderjarigen. Het hof heeft eveneens meegewogen dat de gezinsvoogd, uit hoofde van de ondertoezichtstelling, het welzijn van de kinderen op het oog had. Twee maanden later is de moeder met de minderjarigen vertrokken naar Australië, zonder dit te melden aan de gezinsvoogd.

Gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval is de rechtbank van oordeel dat de moeder heeft gehandeld in strijd met een gezagsrecht in de zin van het Haags Kinderontvoeringsverdrag, nu haar gezag door de ondertoezichtstelling is beperkt en zij met haar feitelijk handelen – gelegen in het verzwijgen van haar voornemen om met de minderjarigen naar Australië te emigreren – de bevoegdheden van de gecertificeerde instelling in het kader van de uitoefening van het ouderlijk gezag illusoir heeft gemaakt. Zij heeft eveneens de op haar rustende verplichting geschonden om de ontwikkeling van de minderjarigen met de andere ouder, de vader, te bevorderen. Daarmee heeft zij inbreuk gemaakt op het recht van zowel de vader als de minderjarigen op family life (artikel 8 EVRM).

De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval sprake is van ongeoorloofde overbrenging van de minderjarigen naar Australië. Het bezwaar van de vader is gegrond verklaard, de bestreden beschikking van de Centrale autoriteit is vernietigd en de Centrale autoriteit is gelast het door de vader aan haar gerichte verzoek tot teruggeleiding in behandeling te nemen.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 16-7361

Zaaknummer: C/09/518959

Datum beschikking: 24 november 2016

Beschikking op het op 26 september 2016 ingekomen bezwaarschrift van:

[verzoeker] ,

de man,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. W.N. Sardjoe te ’s-Gravenhage.

Het bezwaarschrift is gericht tegen:

de beschikking d.d. 2 september 2016 van het Directoraat-Generaal Jeugd en Sanctietoepassing, Directie Control, Bedrijfsvoering en Juridische Zaken, van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, belast met de taak van Centrale autoriteit als bedoeld in artikel 4 van de Wet van 2 mei 1990 (Stb. 1990, 202), zoals laatstelijk gewijzigd op 10 november 2011 (Stb. 2011, 530), tot uitvoering van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (Trb. 1987, 139), hierna: het Verdrag, gevestigd te Den Haag, verder te noemen: de Centrale autoriteit.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

-

het bezwaarschrift;

-

de brief d.d. 2 november 2016, met bijlagen, van de zijde van de man;

-

de brief d.d. 4 november 2016, met bijlage, van de zijde van de man;

-

het verweerschrift van de Centrale autoriteit;

-

de brief d.d. 9 november 2016, met bijlagen, van de zijde van de man.

Op 10 november 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:

-

de man, vergezeld van zijn advocaat;

-

mr. [naam] en mr. [werknemer CA] namens de Centrale autoriteit.

Verzoek en verweer

Feiten

Beoordeling

Beslissing