Home

Rechtbank Den Haag, 24-11-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:15970, AWB - 16 _ 10292

Rechtbank Den Haag, 24-11-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:15970, AWB - 16 _ 10292

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
24 november 2017
Datum publicatie
6 april 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:15970
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 16 _ 10292

Inhoudsindicatie

De gemeente Barendrecht is juridisch eigenaar van de sportparken [sportpark 1] en [sportpark 2], die elk aan een voetbalvereniging ter beschikking zijn gesteld. Voor de beheer- en onderhoudswerkzaamheden van de sportvelden ontvangt de gemeente facturen met btw. Naar aanleiding van een door middel van een steekproef bij de gemeente Barendrecht ingesteld boekenonderzoek naar de aangiften omzetbelasting 2013 heeft de inspecteur de met betrekking tot de beheer- en onderhoudswerkzaamheden in aftrek gebrachte voorbelasting nageheven op de grond dat bij de terbeschikkingstelling van de sportvelden sprake is van vrijgestelde verhuur. De resultaten van het boekenonderzoek zijn naar het jaar 2012 geëxtrapoleerd. De gemeente stelt dat bij de terbeschikkingstelling van de sportvelden sprake is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening in de zin van tabel I, post b.3, behorende bij de Wet OB.

De rechtbank oordeelt onder verwijzing naar de HvJ 18 november 2004 (ECLI:EU:C:2004:730) en HR 25 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:980) dat bij onderhavige terbeschikkingstellingen sprake is van verhuur van onroerende zaken als bedoeld in artikel 11, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet OB. De gemeente heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanig aanvullend dienstbetoon dat het passieve karakter van verhuur verloren gaat. Voor wat sportpark [sportpark 1] betreft kent de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan de door de voetbalvereniging in het kader van een bij haar verricht derdenonderzoek afgelegde verklaringen. Uit die door de gemeente niet weersproken verklaringen blijkt dat niet de gemeente maar de voetbalvereniging op eigen gezag nagenoeg al het klein en groot onderhoud verricht, alsmede het beheer, de bewaking en het toezicht verzorgt. Voor wat sportpark [sportpark 2] betreft blijkt dat in afwijking van de door de gemeente met de voetbalvereniging gesloten gebruiksovereenkomst het beheer en klein onderhoud door de voetvalvereniging worden verricht. Deze uitbesteding maakt niet dat de terbeschikkingstelling niet langer als verhuur kan worden aangemerkt omdat de beheer- en onderhoudswerkzaamheden niet aan een derde maar aan de afnemer van de prestatie, de voetbalvereniging, zijn uitbesteed. Voorts kan het aan een derde uitbestede onderhoud niet als aanvullend dienstbetoon worden aangemerkt nu dit onderhoud, in casu ziende op de instandhouding van het verhuurde object, blijkens vaste jurisprudentie immers wordt geacht te behoren tot de normaal aan verhuur gerelateerde activiteiten. De beroepen van de gemeente op het Sportbesluit (Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 27 oktober 2011, nr. BLKB 2011/26M) falen, nu in beide gevallen aan het in onderdeel 2.3 van het Sportbesluit opgenomen derde vereiste niet is voldaan.

De rechtbank oordeelt verder dat voor wat de extrapolatie naar het jaar 2012 betreft de inspecteur in beginsel kan worden gevolgd in diens stelling dat de oorzaak van een onjuistheid in de aangifte omzetbelasting vooral is gelegen in de gebreken van de interne beheersorganisatie van de gemeente. De door de inspecteur gestelde omstandigheid dat de interne beheersorganisatie van de gemeente voor het jaar 2012 nagenoeg identiek is aan die voor het jaar 2013 acht de rechtbank evenwel onvoldoende voor de daaraan door de inspecteur verbonden conclusie dat in het jaar 2012 dezelfde onterechte aftrek van voorbelasting heeft plaatsgevonden als in 2013. De door de inspecteur voor het jaar 2013 vastgestelde fout betreft niet een structurele fout die bij alle BTW-facturen wordt gemaakt, maar is een fout als gevolg van een onjuiste kwalificatie door de gemeente van de aan de aftrek ten grondslag liggende specifieke prestatie. Onder deze omstandigheden dient feitelijk te worden vastgesteld dat die foutieve kwalificatie zich ook in het geëxtrapoleerde jaar 2012 in ieder geval ten minste éénmaal heeft voorgedaan. De enkele stelling van de inspecteur dat aannemelijk is dat ook voor 2012 zodanige facturen met betrekking tot de sportparken [sportpark 1] en [sportpark 2] bestaan, is daartoe onvoldoende.

Beroep naheffing 2013 ongegrond, beroep naheffing 2012 gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 16/10292 en SGR 16/10293

(gemachtigde: mr. drs. R. Brouwer),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter grootte van € 166.680 en bij daartoe strekkende beschikkingen een boete opgelegd van € 4.920 en € 18.121 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter grootte van € 183.221 en bij daartoe strekkende beschikkingen een boete opgelegd van € 4.920 en € 14.423 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 november 2016 de naheffingsaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017.

Namens eiseres is verschenen de gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 5] , bijgestaan door [persoon 6] , [persoon 7] , [persoon 8] , [persoon 9] en [persoon 10] .

Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de beroepen van eiseres betreffende de beschikkingen compensabele BTW voor de jaren 2008-2013, zaaknummers SGR 16/6556 tot en met SGR 16/6561 en 17/5828. Al hetgeen is aangevoerd en overgelegd in die zaken, wordt ook geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in de onderhavige zaken.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is juridisch eigenaar van de sportparken [sportpark 1] en [sportpark 2] .

2. [vereniging 1] ( [vereniging 1] ) is economisch eigenaar van twee wetravelden, een kunstgrasveld en een boardingveld op het sportpark [sportpark 1] . [vereniging 1] verhuurt deze velden aan eiseres. Deze velden, alsmede twee traditionele voetbalvelden en het hoofdveld, zijn door eiseres tegen vergoeding in gebruik gegeven aan de [vereniging 1] . Tussen [vereniging 1] en eiseres zijn op 31 december 2005 in dit kader een huurovereenkomst, een gebruikersovereenkomst, een detacheringsovereenkomst, een opdrachtovereenkomst tot beheer en onderhoud en een aanvullende opdrachtovereenkomst voor sportmaterialen gesloten. Bij de gebruikersovereenkomst is onder meer bepaald dat eiseres een beheerder aanstelt. Deze beheerder is door [vereniging 1] gedetacheerd bij eiseres. De aan de naheffingsaanslag ten grondslag gelegde facturen hebben betrekking op de beheer- en onderhoudswerkzaamheden die worden uitgevoerd door de beheerder.

3. Sportpark [sportpark 2] bestaat onder meer uit een voetbalaccommodatie, die door eiseres tegen vergoeding aan de voetbalvereniging [vereniging 2] ( [vereniging 2] ) in gebruik is gegeven. Tussen [vereniging 2] en eiseres zijn in dit kader op 15 juni 2012 een gebruiksovereenkomst en een overeenkomst tot beheer en onderhoud gesloten. De aan de naheffingsaanslag ten grondslag gelegde facturen hebben betrekking op de beheer- en onderhoudswerkzaamheden.

4. Op 14 augustus 2014 is verweerder begonnen aan een boekenonderzoek bij eiseres. Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij wijze van steekproef naar het jaar 2013. De resultaten van dat onderzoek heeft verweerder geëxtrapoleerd naar 2012. Van dit onderzoek is op 26 november 2015 het controlerapport uitgebracht, waarin onder meer het volgende is vermeld:

“4.3.4Sportaccommodaties

De gemeente heeft een groot aantal sportaccommodaties in eigendom die tegen vergoeding ter beschikking worden gesteld aan diverse sportverenigingen. De gemeente stelt dat het sportbesluit van toepassing is op de sportparken [sportpark 1] en [sportpark 2] en heeft de BTW op de facturen afgetrokken.

Uit de door de gemeente overgelegde documentatie en de verstrekte informatie is niet voldoende aannemelijk dat sprake is van gelegenheid geven tot sportbeoefening omdat het aanvullend dienstbetoon door de gebruikers zelf wordt verricht en de gemeente niet de voor sportbeoefening benodigde sportattributen ter beschikking stelt. De geldeenheden die betrekking hebben op de sportparken [sportpark 1] en [sportpark 2] kunnen derhalve (nog) niet worden goedgekeurd.

(…)

Het gaat om de volgende boekstukken (bij aantal staat het aantal keren dat het document getrokken is in de steekproef):

Doc.nrOmschrijvingOBAantal Foutfractie

Vraag: wat maakt dat [vereniging 1] economisch eigenaar is van sportvelden?

Vraag: wie verricht het onderhoud van de sportvelden?

Vraag: worden de sportvelden ook gebruikt door scholen?

Vraag: stelt de gemeente Barendrecht sportmaterialen ter beschikking?

Vraag: hoe is de omvang van de onderhoudsvergoeding bepaald?

“POST B 3

Rechtsmiddel