Home

Rechtbank Den Haag, 12-12-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:16248, AWB - 17 _ 4727

Rechtbank Den Haag, 12-12-2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:16248, AWB - 17 _ 4727

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
12 december 2017
Datum publicatie
1 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2017:16248
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4727

Inhoudsindicatie

Na terugwijzing door het Hof heeft de rechtbank op basis van de in het geding gebrachte gegevens voor elk van de auto’s onderzocht of het bewijs, waaronder het taxatierapport, de schadecalculatie en het beeldmateriaal, tegenover de betwisting door verweerder, voldoende is om eiseres te volgen in haar stelling dat de waardeverminderingen van de auto’s hoger zijn (100% van de gecalculeerde herstelkosten) dan de vastgestelde norm (72% de gecalculeerde herstelkosten). De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderscheidenlijke schadecalculaties, ook in samenhang bezien met het in de onderscheidenlijke taxatierapporten opgenomen beeldmateriaal, onvoldoende steun te vinden voor de conclusie dat met betrekking tot één of meer van de auto’s sprake is van schade die tot een hogere waardevermindering dan 72% van de gecalculeerde herstelkosten dient te leiden. (Beroepen ongegrond.)

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 17/4727 t/m SGR 17/4733, SGR 17/4735 en SGR 17/4737 t/m SGR 17/4743

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft in oktober en november 2015 ter zake van de registratie in het Nederlandse kentekenregister van 15 uit andere lidstaten afkomstige personenauto’s telkens belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) op aangifte voldaan.

Bij uitspraken op bezwaar heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de voldoeningen op aangifte afgewezen.

Eiseres heeft tegen de uitspraken van verweerder beroep bij de rechtbank ingesteld.

Bij uitspraak van 20 december 2016 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen hoger beroep ingesteld.

Bij uitspraak van 16 juni 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag (het Hof) het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaken teruggewezen naar de rechtbank voor een hernieuwde behandeling van de beroepen met inachtneming van de uitspraak van het Hof.

De rechtbank heeft de behandeling van de zaken voortgezet onder de onderwerpelijke zaaknummers.

Desgevraagd hebben partijen schriftelijk gereageerd op de uitspraak van het Hof in hoger beroep.

Eiseres heeft vóór de zitting twee maal een pleitnota ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2017.

Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4].

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres heeft 15 personenauto’s, afkomstig uit andere lidstaten, met meer dan normale gebruiksschade in het Nederlandse kentekenregister laten registreren en op diverse dagen in oktober en november 2015 de Bpm op aangifte voldaan.

2. Eiseres heeft voor alle 15 auto’s gekozen de afschrijving te bepalen door middel van een taxatierapport met een gedetailleerde schadecalculatie. Steeds is 72% van het schadebedrag in mindering gebracht op de op basis van referentievoertuigen vastgestelde handelsinkoopwaarden.

De uitspraak van het Hof:

3. Het Hof heeft in zijn uitspraak van 16 juni 2017, nummers BK-17/00203 t/m BK‑17/00217, ECLI:NL:GHDHA:2017:2868, met betrekking tot deze zaken het volgende overwogen:

“Geschil en standpunten

4.1.

In hoger beroep houdt partijen in het bijzonder verdeeld of voor de personenauto’s die meer dan normale gebruiksschade hebben en waarvoor een gedetailleerde schadecalculatie is overgelegd, heeft te gelden dat 100 percent van het getaxeerde schadebedrag in aftrek komt, zoals [eiseres] bepleit, dan wel 72 percent, zoals [verweerder] voorstaat.

4.2.

Voor de standpunten van partijen verwijst liet Hof naar de gedingstukken.

Beoordeling

5.1.

De rechtbank heeft naar ’s Hofs oordeel met juistheid geoordeeld dat de Nederlandse regelgeving op het terrein van de BPM, speciaal waar het gaat om de berekening van de BPM met betrekking tot de registratie van de in geding zijnde personenauto’s, onverkort toepassing kan vinden, omdat het op geen enkel onderdeel in strijd is met het Unierecht, en ook overigens terecht en op goede gronden, behoudens het overwogene in 5.5. geoordeeld dat de beroepen ongegrond zijn.

5.2.

In geen van de stellingen die [eiseres] in beroep en in hoger beroep heeft aangevoerd - met inbegrip van de stellingen die raakvlakken vertonen met het Unierecht, waaronder artikel 110 VWEU, en die al, dan niet mede zijn gegrond op rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie - ziet het Hof een grond anders te oordelen.

5.3.

Ook het door [eiseres] in hoger beroep gedane beroep op het beleid van de Staatssecretaris van Financiën, dat is neergelegd in het Kaderbesluit BPM, zoals dat is gewijzigd bij besluit van 7 april 2017, nr. BLKB2017/1135M, Stcrt. 2017, 21206, faalt naar ‘s Hofs oordeel, reeds omdat de regeling die ziet op het gebruik van een koerslijst - [verweerder] heeft er in diens pleitnota terecht op gewezen - voornamelijk van toepassing is in gevallen dat geen referentieauto’s in de markt worden aangetroffen dan wel de handelsinkoopwaarde onvoldoende is te herleiden. [Eiseres] heeft de BPM voor alle 15 auto’s berekend aan de hand van de handelsinkoopwaarden van referentieauto’s.

5.4. [

Eiseres] heeft in beroep gesteld dat de waardeverminderingen voor de auto’s hoger zijn (100 percent) dan de vastgestelde norm (72 percent) en dat de taxateur dat conform onderdeel 3.5 van Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 voor elk van de auto’s gemotiveerd heeft uiteengezet en gestaafd met gedetailleerde schadecalculaties en met beeldmateriaal. In hoger beroep heeft [eiseres] haar stelling herhaald en heeft [verweerder] erkend dat in een aantal gevallen mogelijk onvoldoende acht is geslagen op de stukken.

5.5.

De rechtbank heeft over die stelling van [eiseres] geoordeeld dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waardevermindering als gevolg van de schade aan de auto’s meer bedraagt dan 72 percent van het schadebedrag, met de motivering dat [eiseres] zich slechts in algemene bewoordingen tegen de toepassing van de 72%-norm heeft verzet. Dat kan betekenen dat de rechtbank onvoldoende acht heeft geslagen op de stelling van [eiseres] en al wat [eiseres] aan bewijs heeft bijgebracht. De rechtbank had op basis van de in het geding gebrachte gegevens voor elk van de auto’s moeten onderzoeken of het bewijs, waaronder taxatierapport, schadecalculatie en beeldmateriaal, voldoende is om [eiseres haar] stelling, tegenover de eventuele betwisting door [verweerder], te staven en haar oordeel daarover in de uitspraak moeten vervatten.

5.6.

De uitspraak van de rechtbank kan niet in stand blijven. Het Hof zal de behandeling van de zaak, tot verbetering van het bewijsoordeel van de rechtbank en ter voorkoming van verlies van instantie door partijen, naar de rechtbank terugwijzen voor het doen plaatsvinden in meervoudige kamer van een nieuwe in de sfeer van de BPM te verrichten toetsing van de schade aan de auto’s.

5.7.

Het Hof komt tot de slotsom dat het hoger beroep uitsluitend wat betreft het overwogene in 5.6 gegrond is.

Proceskosten en griffierecht

Beslissing

Rechtsmiddel