Home

Rechtbank Den Haag, 02-03-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:2452, AWB 17/12401

Rechtbank Den Haag, 02-03-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:2452, AWB 17/12401

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
2 maart 2018
Datum publicatie
16 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:2452
Zaaknummer
AWB 17/12401

Inhoudsindicatie

mvv nareis, eiseres van Eritrese nationaliteit,Ghri, beroep ongegrond

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 17/12401

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 2 maart 2018 in de zaak tussen

gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen,

en

gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 juni 2017 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens was aanwezig [naam 1] (hierna: referent).

Overwegingen

1. Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te bezitten. Aan referent, geboren op [geboortedatum 1] , van Eritrese nationaliteit en de gestelde echtgenoot van eiseres, is door verweerder op 2 november 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Op 25 november 2015 heeft referent namens eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor eiseres. Bij besluit van 19 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.

2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat eiseres haar identiteit en familierechtelijke relatie met referent niet met officiële documenten heeft aangetoond. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in bewijsnood verkeert.

3. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.

De rechtbank oordeelt als volgt.

4. Eiseres heeft haar identiteit niet met officiële documenten aangetoond. Zij heeft een Soedanese vluchtelingenpas overgelegd. Verder heeft zij heeft gesteld dat zij nooit over een identiteitskaart heeft beschikt. Ter onderbouwing van haar huwelijk heeft zij een door Bureau Documenten vals bevonden huwelijksakte overgelegd.

5. Verweerder heeft in het primaire besluit verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea van juli 2015 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hieruit blijkt dat men in Eritrea vanaf de leeftijd van 18 jaar een identiteitskaart nodig heeft voor allerlei procedures en voor het maken van binnenlandse reizen. Als men niet over een identiteitskaart beschikt, kan dat de toegang tot overheidsdiensten- en voorzieningen belemmeren.

6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres nooit een Eritrese identiteitskaart heeft verkregen. De enkele stelling dat zij afkomstig is uit een plattelandsgemeenschap en het niet nodig was over een identiteitskaart te beschikken, is hiervoor terecht onvoldoende geacht. Verweerder heeft verder terecht in aanmerking genomen dat referent – eveneens afkomstig uit een plattelandsgemeenschap – tijdens zijn asielprocedure wel een kopie van een identiteitskaart heeft overgelegd. Zeker nu eiseres stelt te zijn gehuwd, is nadere uitleg nodig om het ontbreken van een identiteitskaart aannemelijk te achten.

7. Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar persoonlijke omstandigheden niet heeft beschikt over een identiteitskaart, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat evenmin aannemelijk is dat eiseres in bewijsnood verkeert ten aanzien van het overleggen van een identiteitsdocument.

8. Verweerder heeft terecht ten aanzien van de door eiseres overgelegde kopie van de Soedanese vluchtelingenpas overwogen dat daaruit niet blijkt op grond van welke brondocumenten de hierop vermelde identiteit is vastgesteld en dat deze pas niet is afgegeven door de Eritrese autoriteiten. Verder heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiseres eerst ter zitting heeft gesteld dat zij zich in het verleden heeft kunnen identificeren met een schoolpas, maar dat zij deze schoolpas zou zijn verloren. Dit ondersteunt het standpunt dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft geleverd om het ontbreken van identiteitsdocumenten aannemelijk te maken.

9. Het standpunt van eiseres dat aan haar een identificerend gehoor had moeten worden aangeboden, wordt dan ook niet gevolgd. Deze verplichting volgt ook niet uit de door eiseres aangehaalde artikelen 5 en 11 van de Gezinsherenigingsrichtlijn (Ghri, Richtlijn 2003/86/EU). In artikel 5 van de Ghri is daarentegen vastgelegd dat de aanvrager van gezinshereniging naast de gezinsband, ook met documenten onderbouwt dat aan de voorwaarden van artikel 4 is voldaan. Hieruit moet worden afgeleid dat ook de identiteit met documenten wordt onderbouwd. In artikel 11, tweede lid, van de Ghri wordt slechts voorgeschreven dat andere bewijsmiddelen inzake het bestaan van de gezinsband in aanmerking moeten worden genomen, indien een vluchteling hiervan geen officiële bewijsstukken kan overleggen.

10. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiseres haar identiteit niet heeft aangetoond en dat de aanvraag om die reden moest worden afgewezen. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan het gestelde in het beroepschrift omtrent het huwelijk en de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent en ziet de rechtbank geen aanleiding het beroep aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.1

11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel