Home

Rechtbank Den Haag, 13-06-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:11862, AWB - 18 _ 4811 + 18 _ 4812 + 18 _ 4813 + 18 _ 4814

Rechtbank Den Haag, 13-06-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:11862, AWB - 18 _ 4811 + 18 _ 4812 + 18 _ 4813 + 18 _ 4814

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
13 juni 2019
Datum publicatie
15 november 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:11862
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4811 + 18 _ 4812 + 18 _ 4813 + 18 _ 4814

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Eiser heeft grote schulden aan een BV waarvan hij enig aandeelhouder en directeur is. De inspecteur merkt die aan als uitdelingen. De rechtbank oordeelt op feitelijke gronden dat het gelijk grotendeels aan de zijde van de inspecteur is en dat de inspecteur beschikt over een zogenoemd nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. De beroepen zijn voor een deel gegrond en de aanslagen worden in zoverre verminderd.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 18/4811, SGR 18/4812, SGR 18/4813 en SGR 18/4814

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag en voor de jaren 2012, 2013 en 2014 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB) opgelegd. Bij de navorderingsaanslag en de aanslagen is rente in rekening gebracht en bij de navorderingsaanslag is een boete opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 31 mei 2018, 1 juni 2018 en 14 juni 2018 de navorderingsaanslag, de boete en de aanslagen verminderd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019.

Eiser is verschenen, bijgestaan door [A] .

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] , [C] ,

[D] en [E] .

Ter zitting heeft tevens de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de beroepen van van [B.V.] met de zaaknummers SGR 18/4020, SGR 18/4022, SGR 18/4023, SGR 18/4024, SGR 18/4025, SGR 18/4027, SGR 18/4029, SGR 18/4362, SGR 18/4363, SGR 18/4364 en SGR 18/4365. Alles wat in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt ook geacht te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.

Overwegingen

Feiten

1. Op 30 december 1986 is [B.V.] te [woonplaats] (de BV) opgericht en volgens de inschrijving in het handelsregister bestaan haar activiteiten uit het beheren en administreren van ondernemingen, adviseren en beleggen van vermogen. De BV is enig aandeelhouder van [B.V.] (de pensioen-BV). De BV en de pensioen-BV zijn een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

2. De enige aandeelhouder en bestuurder van de BV is eiser. Eiser is gehuwd. De BV heeft al jaren grote financiële vorderingen op eiser. Met dagtekening 29 augustus 2007 heeft verweerder een brief gestuurd aan (de toenmalige adviseur van) eiser die, voor zover hier van belang, luidt:

“Met de ontvangst van de laatste leningsovereenkomst kan ik u meedelen dat “de strijd” m.b.t. de vordering die [de BV] op haar aandeelhouder [eiser] heeft voorlopig ten einde is. De ontvangen leningsovereenkomsten merk ik aan als zakelijke overeenkomsten, wat betekent dat de naheffingsaanslag dividendbelasting 2004, (…), alsnog geheel ambtshalve wordt verminderd.

(…)

Volgens de jaarrekening 2006 bedraagt het totaal van de vorderingen op [eiser] ultimo 2006 € 4.239.074. Mijn aanvankelijke twijfel of [eiser] de hieruit voortvloeiende rentelasten (…) ook daadwerkelijk kan betalen, heeft u (…) voorlopig weggenomen. U deelde n.l. mede dat [eiser] thans weer hard aan het werk is om voor [de BV] inkomsten te genereren en dat als gevolg van meer omzet in [de BV] een hoger salaris kan worden bedongen, (…).”

3. Met dagtekening 28 juni 2010 heeft eiser aan verweerder geschreven:

“In 2008 blijkt dat [eiser] daad bij zijn woord voegde en een omzet van € 274.326 behaalde. Overeenkomstig het jaar 2007 is in 2008 het nettosalaris van [eiser] aangewend ter aflossing van zijn rekening-courant. Per saldo bedraagt de stand van de rekening-courant einde 2008 € 2.938.281. Uit het bijgevoegde overzicht kunt u zien dat in het jaar na onze gesprekken de privéopnames van [eiser] drastisch zijn verminderd. Dat de stand in zijn geheel is toegenomen is met name gelegen in de rentevergoeding aan [de BV] Daar 2008 het eerste volledige jaar is waarin [eiser] zijn opnamegedrag heeft kunnen aanpassen, zijn wij dan ook van mening dat dit een stap in de goede richting is en dit voor [de BV] en [eiser] geen negatieve consequenties mag hebben.”

4. Per brief van 14 juli 2010 deelt verweerder mee dat hij de indruk heeft dat het verloop van de rekening-courant en het opnamegedrag van eiser niet zijn zoals in de in 3 geciteerde brief is vermeld. De BV heeft daarop per brief van 16 augustus 2010 gereageerd:

“De conclusie die wij daaruit trekken is dat [eiser] op zijn zachtst gezegd financieel tegenvallende jaren achter de rug heeft. (…).

In mei van dit jaar was de verwachting dat ondanks alle goede hoop en gerechtvaardigde verwachtingen de situatie thans zo is dat wegens het gebrek aan liquiditeiten [de BV] niet in staat is om dividenduitkeringen te doen, laat staan daarover verschuldigde dividendbelasting te kunnen dragen.

Aangezien de situatie van [de BV] niet per direct gewijzigd kan worden, stellen wij in dat kader voor onder deze bijzondere omstandigheden tot een structurele tussen oplossing te komen totdat het tij gekeerd is. Graag verzoeken wij u uw gedachten te laten gaan tot het verlagen van de rente naar nihil op de leningen.”

5. Per brief van 16 september 2010 heeft verweerder voorgesteld met ingang van het jaar 2007 de jaarlijkse toename van de vorderingen als uitdeling aan te merken. Per brief van 6 december 2010 heeft de BV daarop gereageerd en deelt zij onder meer mee dat er nog geen zicht is op inkomsten na 31 december 2010 en het uitkeren van dividend niet mogelijk is omdat er geen liquiditeiten zijn om dividendbelasting te voldoen. Per brief van 10 februari 2011 heeft verweerder medegedeeld dat hij, om enigszins tegemoet te komen aan de ontstane problemen, zijn voornemen om de toename van de vorderingen als uitdelingen aan te merken tot en met het jaar 2010 laat vallen.

6. Op de balans van de BV per 31 december 2011 staat een bedrag aan financiële activa van € 2.092.155 dat volgens de toelichting op de balans bestaat uit de deelneming in de pensioen-BV van € 526.181, een lening aan eiser inzake effecten van € 1.030.098 (de effectenlening) en een lening aan eiser inzake diens eigen woning van € 535.876. Onder de vlottende activa op deze balans staat een vordering in rekening-courant op eiser (de r.c.) van € 3.796.972. De r.c. bedroeg ultimo 2010 € 3.627.211.

7. Per brief van 3 maart 2016 kondigt verweerder een boekenonderzoek bij de BV aan. Doel van het onderzoek is de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen en vennootschapsbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 vast te stellen. Voor wat betreft de vennootschapsbelasting zou het onderzoek beperkt zijn tot de aan eiser verstrekte leningen, de r.c. en de op de balans opgenomen pensioenvoorziening. Het boekenonderzoek begon op 21 maart 2016.

8. Op 2 februari 2017 is van het boekenonderzoek het controlerapport uitgebracht. In dit controlerapport is onder meer het volgende vermeld:

“3.1.1Activa

Op de balans van [de BV] zijn, onder andere, vorderingen opgenomen op [eiser]. Het totaal aan vorderingen op [eiser] per 31 december van elk jaar is als volgt opgebouwd:

Omschrijving vordering

2011

2012

2013

2014

Lening voor eigen woning

535.876

535.876

535.876

535.876

Lening voor effecten

1.030.098

1.030.098

1.030.098

1.030.098

Rekening-courantverhouding

3.796.972

4.092.765

4.418.240

4.716.983

Totaal

5.362.946

5.658.739

5.984.214

6.282.957

(…)

3 1.1.1 Rekening-courantverhouding tussen [de BV] en [eiser]

3 1.1.3 Aan [eiser] verstrekte effectenlening

Geschil 16. In geschil is of de navorderingsaanslag en de boetebeschikking voor 2011, zoals die luiden na de uitspraak op bezwaar, terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd en of de aanslagen voor 2012, 2013 en 2014, zoals die luiden na de uitspraken op bezwaar, naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Voor 2011 is meer specifiek is in geschil of verweerder beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt en of het aan opzet van eiser is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Voor alle jaren is in geschil of terecht is aangenomen dat de BV aan eiser uitdelingen heeft gedaan en zo ja, of die naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Voor het jaar 2012 is bovendien in geschil of de aan de BV verschuldigde eigenwoningrente terecht niet in aftrek is toegelaten en of met betrekking tot de lijfrente-uitkeringen de saldomethode juist is toegepast. Verder is in geschil of eiser recht heeft op een hogere proceskostenvergoeding dan de forfaitaire vergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

Rechtsmiddel