Rechtbank Den Haag, 23-12-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14175, NL19370
Rechtbank Den Haag, 23-12-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:14175, NL19370
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 23 december 2020
- Datum publicatie
- 28 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2020:14175
- Zaaknummer
- NL19370
Inhoudsindicatie
Herhaalde asielaanvraag. Verdieping in het christendom. Betekenis gehecht aan het feit dat eiseres in de vorige procedure 16 jaar was en nu aan de hand van concrete gebeurtenissen verklaart over verdieping. Verweerder heeft niet voldoende gemotiveerd waarom uit haar verklaringen en stukken, afgezet tegen het vertrekpunt (16 jaar in de eerste procedure), niet blijkt waarom zij tot de voortzetting en intensivering van de gestelde bekering is gekomen en hoe dit proces is verlopen. Verweerders standpunt dat haar verklaringen te vaag en algemeen zijn, is niet houdbaar. Deze verklaringen betreffen namelijk concrete gebeurtenissen en geven onder meer een beschrijving van hoe zij contact maakte met God, wat dat innerlijk bij haar teweegbracht, wat dat voor haar betekende en hoe zij haar geloof na de eerste procedure heeft gepraktiseerd. Dat betekent dat verweerders conclusie dat geen sprake is van relevante elementen of bevindingen op dit punt niet houdbaar is. Verweerder moet opnieuw beoordelen. Beroep gegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19370
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en
(gemachtigde: mr. M. Singh).
Procesverloop Bij besluit van 30 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer NL20.19371), plaatsgevonden op 15 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
Eerste asielprocedure
Eiseres heeft eerder, op 15 september 2016, een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vw1. Eiseres heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij is bekeerd tot het christendom en dat zij daardoor problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft de door eiseres gestelde bekering tot het christendom en de daarmee gepaard gaande problemen niet geloofwaardig geacht en bij besluit van 16 januari 2017 haar aanvraag ongegrond verklaard. Het beroep dat eiseres hiertegen heeft ingediend is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 13 februari 20172 ongegrond verklaard. De beschikking van 16 januari 2017 is bij uitspraak van de Afdeling3 van 14 maart 20174 onherroepelijk geworden, omdat het hoger beroep ongegrond is verklaard.
In de uitspraak van 13 februari 2017 heeft deze rechtbank onder meer geoordeeld dat verweerder, gelet op de verklaringen van eiseres, zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een overtuigde en oprechte bekering. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres oppervlakkig en vaag heeft verklaard over de reden waarom zij tot het christelijk geloof is gekomen. Zo heeft eiseres herhaaldelijk verklaard dat het christendom liefde is, Jezus de volmaakte is en dat zij een bepaald doel en een leidraad zocht. De kritiek die eiseres heeft geuit op de islam ziet voornamelijk op de wijze waarop daaraan invulling wordt gegeven. Verder weet eiseres niet op welk moment, in welk seizoen, zij daadwerkelijk bekeerd is. De inhoudelijke kennis van het geloof, de kerkgang in Nederland, de doopakte en de verklaring van de heer [naam 1] , de bijbelstudieleider van de Bijbelkring [locatie] , van 30 januari 2017, kunnen volgens de rechtbank niet wegnemen dat eiseres ontoereikend over haar bekering heeft verklaard.
Deze asielaanvraag en het bestreden besluit.
2. Op 4 november 2018 heeft eiseres deze asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij zich heeft verdiept in het christendom. Ter onderbouwing van haar gestelde verdieping heeft eiseres de volgende stukken overgelegd:
- doopakte;
- verklaringen van de [naam 2] kerk in [plaats] van 10 juli 2018 en 14 oktober 2020;
- christelijke berichten van de Telegram groep met gelijkgestemde Farsi-
sprekenden;
- opsomming van vertaalde en onvertaalde Bijbelteksten;
- 9 foto’s waarop eiseres, haar oom, de broer van haar moeder, staan;
- getuigenissen van een aantal leden van de kerk;
- een uitdraai van Facebook-pagina’s van eiseres.
3. Verweerder heeft deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat het gaat om een opvolgende aanvraag waaraan eiseres geen (relevante) nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd. Over haar initiële motieven voor en het proces van de bekering heeft zij ook in deze procedure vage en algemene verklaringen afgelegd. Verder heeft eiseres vage verklaringen afgelegd over haar gedragsveranderingen na haar verandering van het geloof en de gegroeide kennis van het geloof. Ook de verklaring van eiseres dat zij haar neef heeft vergeven, is geen nieuw element. De enkele verklaring van eiseres dat dit door haar geloof komt, geeft onvoldoende inzicht in de manier waarop zij tot deze conclusie is gekomen en hoe dit een rol heeft gespeeld in haar geloofsverdieping. Ook over de reden waarom zij haar neef heeft vergeven heeft eiseres algemeen verklaard.
Nu het uitgangspunt van de geloofwaardigheidstoets is dat er overtuigende verklaringen worden afgelegd en eiseres dit niet heeft gedaan, maken de door haar overgelegde stukken over onder meer haar activiteiten, niet dat de gestelde bekering alsnog geloofwaardig wordt geacht.
Beroepsgrond: de zorgvuldigheid van het gehoor.
4. Eiseres voert aan dat verweerder niet aan haar heeft gemeld dat het opvolgende gehoor niet fysiek maar online zou plaatsvinden. De gemachtigde van eiseres heeft haar hierop ook niet kunnen voorbereiden. Daarnaast was de verbinding niet optimaal, waardoor eiseres uit haar concentratie werd gehaald. Eiseres zag de kat van de gehoorambtenaar in het beeldscherm en dat was voor haar ook afleidend. Hierdoor kreeg zij het gevoel dat haar verhaal niet serieus werd genomen. De tolk gebruikte ook termen die eiseres niet helemaal kende, omdat de tolk Dari in plaats van Farsi sprak. Tevens maakte de gehoorambtenaar geen enkel contact met eiseres, waardoor zij zich niet op haar gemak voelde om haar verhaal volledig te kunnen vertellen. Door de manier waarop het gehoor heeft plaatsgevonden is eiseres in haar belangen geschaad, omdat zij zich door deze omstandigheden niet vrij voelde om haar verhaal te vertellen. Eiseres stelt ter zitting nog dat verweerder bij het gehoor opvolgende aanvraag ook onvoldoende rekenschap gegeven van haar jeugdige leeftijd, door niet voldoende door te vragen.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat het gehoor onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Uit de inhoud van het rapport van gehoor opvolgende aanvraag blijkt niet dat eiseres zich niet vrij voelde om uitgebreid te verklaren. Zoals verweerder heeft gesteld, is eiseres aan het begin van het gehoor gevraagd of zij de tolk goed kon verstaan, of zij bezwaar heeft tegen het horen op afstand en of zij het wil aangeven als zij spanning ervaart tijdens het gehoor.5 Aan het einde van het gehoor is nogmaals gevraagd of zij de tolk goed kon verstaan en of zij nog op- en aanmerkingen had.6
Eiseres heeft toen geantwoord dat zij geen bezwaar had tegen het horen op afstand, de tolk goed kon verstaan en geen op- of aanmerkingen had. Tevens heeft verweerder haar tijdens het gehoor meerdere keren gevraagd hoe het met haar gaat, waarop zij heeft verklaard dat het goed gaat.
Verder is niet voldoende duidelijk gemaakt door eiseres op welke punten niet goed doorgevraagd is door verweerder en waarom dat had gemoeten gelet op haar leeftijd. De rechtbank kan uit het gehoor van opvolgende aanvraag niet opmaken dat dat had gemoeten. Er zijn veel vragen gesteld aan eiseres over verschillende onderwerpen en over de ingebrachte stukken. Zij heeft daar ook uitgebreid op geantwoord.
De beroepsgrond slaagt niet.
Beroepsgrond: nieuwe elementen of bevindingen bekering?
5. Eiseres voert aan dat zij is gegroeid in het geloof en dat daarom wel sprake is van nieuwe elementen en bevindingen. Eiseres heeft concreet aangegeven dat zij is gegroeid in het geloof nadat zij een moeilijke tijd had meegemaakt. Zij heeft geleerd en ervaren dat God haar in moeilijke tijden nooit in de steek zal laten. Door het lezen van de Bijbel en het omgaan met andere gelovigen, die haar hielpen in de moeilijke periode, is zij in haar relatie met God gegroeid. Zij heeft geleerd om liefde te geven aan anderen en niet alleen aan haar eigen problemen te denken. Ze heeft geleerd om respect te hebben voor alles wat door God geschapen is. De belangrijkste nieuwe ontwikkeling in haar geloof is dat zij kon praten over haar verkrachting en dat zij haar neef heeft kunnen vergeven. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze verklaringen vaag en algemeen zijn. Verweerder heeft ook niet zorgvuldig gehandeld doordat hij uit het oog is verloren dat eiseres twintig jaar oud is en vanaf haar zestiende in Nederland verblijft. Verder heeft verweerder te weinig gewicht toegekend aan alle geloofsactiviteiten van eiseres.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren, wegens het ontbreken van relevante nieuwe elementen of bevindingen in de zin van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling7 is bij een opvolgende asielaanvraag waarbij de bekering eerder ongeloofwaardig is geacht, van belang of de vreemdeling alsnog inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij tot voortzetting en intensivering van de gestelde bekering is gekomen en hoe dit proces is verlopen, en dient hij hiermee tot uiting te brengen dat deze keuze weloverwogen en welbewust is.
Hoewel de gestelde bekering van eiseres in haar vorige asielaanvraag volledig en inhoudelijk is beoordeeld, overweegt de rechtbank dat bij de beoordeling van de onderhavige procedure betekenis toekomt aan de omstandigheid dat eiseres in de vorige procedure 16 jaar was en haar verklaring dat zij tijdens de eerste asielprocedure “de kennis miste over het christendom en nog nieuw was in het geloof”. Uit het rapport van nader gehoor in de eerste asielprocedure (pagina 10) blijkt dat zij toen ook heeft verklaard dat haar kennis beperkt is. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook het vertrekpunt te zijn bij de beoordeling in deze procedure van de vraag of sprake is van nieuwe elementen of bevindingen als hiervoor bedoeld. Verweerder heeft dat echter niet (kenbaar) als vertrekpunt genomen.
De rechtbank overweegt verder dat eiseres in het gehoor opvolgende aanvraag concrete gebeurtenissen heeft genoemd van na de eerste asielprocedure, die haar aanleiding gaven om zich te wenden tot God en de Bijbel en om zich in het christendom te verdiepen. Zo heeft zij verklaard dat zij, nadat zij de negatieve asielbeschikking had gekregen, in een moeilijke situatie terecht is gekomen. Zij was illegaal, had geen onderdak en geld. Zij kon een langere tijd niet slapen, had veel stress, was onrustig naar aanleiding van de verkrachting, maar ook door het gemis van haar familie. Op een nacht besloot zij om de Bijbel te lezen en haar oog viel toen op de openbaring en een psalm. Die psalm was van toepassing op haar situatie en dat heeft zij als een wonder ervaren. Zij is met God gaan praten en voelde hem in haar bijzijn: zij begon te trillen. Die trillingen en tranen van vreugde heeft zij nadien ook ervaren tijdens de kerkgang. Verder heeft zij verklaard over de hulp van een man tijdens haar illegale periode. Hij heeft haar onderdak gegeven en eten, dat ervaart zij ook als een wonder. Door de wonderen die zij heeft ervaren en door de kerkgang (en dus de verbreding van haar kennis over het christendom), is haar band met God sterker geworden en is zij als persoon ook sterker geworden. Zo heeft zij de kracht gekregen om te kunnen vertellen over de verkrachting door haar neef en om hem te vergeven. Naast deze verklaring over wat de verdieping voor haar betekent, heeft zij ook verklaard dat zij zich verantwoordelijk voelt om te evangeliseren, liefde te geven en andere mensen te steunen. Zij heeft deze verklaringen onderbouwd met verklaringen van derden en ( [naam 2] Kerk) en andere stukken (zoals Facebookpagina’s).
Verweerder heeft niet voldoende gemotiveerd waarom uit deze verklaringen en stukken, afgezet tegen het vertrekpunt (zie 5.1.1), niet blijkt waarom zij tot de voortzetting en intensivering van de gestelde bekering is gekomen en hoe dit proces is verlopen. Verweerders standpunt dat haar verklaringen te vaag en algemeen zijn, is niet houdbaar. Deze verklaringen betreffen namelijk concrete gebeurtenissen en geven onder meer een beschrijving van hoe zij contact maakte met God, wat dat innerlijk bij haar teweegbracht, wat dat voor haar betekende en hoe zij haar geloof na de eerste procedure heeft gepraktiseerd. Dat betekent dat verweerders conclusie dat geen sprake is van relevante elementen of bevindingen op dit punt niet houdbaar is.
Deze beroepsgrond slaagt.
Beroepsgrond: nieuwe elementen of bevindingen Facebookactiviteiten?
6. Voor het eerst ter zitting voert eiseres onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht Iran aan dat zij daar gevaar loopt vanwege haar uitingen op haar Facebook-pagina en dat van haar niet verwacht kan worden om deze berichten te verwijderen.
Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres in de negatieve belangstelling staat van de Iraanse autoriteiten en voor hen te vrezen heeft. Het is niet gebleken dat de Iraanse autoriteiten alle Iraniërs van wie informatie op internet te vinden is, in de gaten houden of dat zij alle Iraniërs die terugkeren bij aankomst onderzoeken. Van eiseres mag bovendien verwacht worden dat zij de op haar Facebook-pagina geplaatste geloofsuitingen vóór terugkeer naar Iran verwijdert.
De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres het standpunt van verweerder dat geen sprake is van een individuele, reële vrees, omdat zij niet in de negatieve belangstelling staat en niet blijkt uit de algemene informatie dat iedereen die informatie op internet zet in de gaten wordt gehouden, niet gemotiveerd heeft bestreden. De vraag of van haar verwacht mag worden dat zij haar Facebookpagina verwijdert, hangt overigens samen met de vraag of haar bekering geloofwaardig is of niet. Daarover bestaat nog geen uitsluitsel nu het besluit op dat punt gebrekkig gemotiveerd is. Verweerder zal ten aanzien van de bekering hierna worden opgedragen een nieuwe beoordeling te verrichten en zal indien hij dat nodig acht hier nog nader op kunnen dan wel moeten ingaan.
Conclusie
7. De aanvraag is gelet op wat is overwogen onder 5.1 tot en met 5.1.3, ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond vanwege een gebrekkige motivering. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het is aan verweerder om opnieuw de gestelde verdieping in het christelijke geloof te beoordelen (en indien verweerder dat nodig acht, eiseres aanvullend te horen). De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het nemen van een nieuw besluit.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.