Home

Rechtbank Den Haag, 04-08-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11231, AWB - 20 _ 6474

Rechtbank Den Haag, 04-08-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11231, AWB - 20 _ 6474

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
4 augustus 2021
Datum publicatie
18 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:11231
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6474

Inhoudsindicatie

navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 20/6474 t/m SGR 20/6476

(gemachtigde: mr. M.H. Verhoef ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2013 en 2014 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Voorts heeft verweerder voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd. Verweerder heeft voorts bij de (navorderings)aanslagen belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij - in één geschrift verenigde - uitspraken op bezwaar van 31 augustus 2020 de aanslag IB/PVV over het jaar 2015 en de daarin begrepen belastingrentebeschikking verminderd en de navorderingsaanslagen en de overige belastingrentebeschikkingen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2021.

Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en drs. [B] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser woont aan de [adres 1] ( [adres 1] ) [huisnummer 1] en [huisnummer 2] in [woonplaats ] .

2. Op 15 oktober 2009 heeft eiser de eigendom van de woningen aan de [adres 2] [huisnummer 3] en [huisnummer 4] ( [adres 2] [huisnummer 3] ) in [plaats] verkregen tegen een koopprijs van

€ 440.000. Eiser heeft de aankoop van [adres 2] [huisnummer 3] gefinancierd met een lening van [B.V.] B.V. (BV), van welke BV eiser (middellijk) 100% aandeelhouder is. Eiser heeft in 2010 voor de verbouwing van [adres 2] [huisnummer 3] een overeenkomst met een architect gesloten. Na aankoop van [adres 2] [huisnummer 3] bleek dat de woningen zich bevonden op zes verschillende percelen, waarvan er drie in gedeelde eigendom waren. Eiser heeft deze percelen op 1 september 2010, 1 december 2011 en op 24 juni 2013 in eigendom verkregen. Op 1 december 2011 heeft eiser de eigendom van de woning aan de [adres 2] [huisnummer 5] verkregen tegen een koopprijs van € 730.000.

3. Op 7 mei 2010 heeft eiser een aanvraag om een beginseluitspraak ingediend voor het meewerken van de gemeente Den Haag aan het bouwplan voor [adres 2] [huisnummer 3] . Eiser heeft eind 2010 een vergunningsaanvraag voor het slopen, saneren, bouwen en kappen in het kader van het bouwen van een woning aan de [adres 2] [huisnummer 3] .

4. De gemeente Den Haag heeft eind 2010 een nieuw ontwerpbestemmingsplan Zeeheldenkwartier gepubliceerd, zonder daarin het bouwplan van eiser mee te nemen. Op 23 mei 2011 heeft de gemeente het bouwplan van eiser alsnog opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Tegen het nieuwe ontwerpbestemmingsplan hebben een aantal omwonenden bezwaar en beroep aangetekend. Op 13 maart 2012 heeft de Raad van State de door de omwonenden ingestelde voorlopige voorziening ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de gemeente Den Haag op 10 april 2012 ter zake van [adres 2] [huisnummer 3] een omgevingsvergunning aan eiser verleend, waartegen bezwaren zijn ingediend. Op 12 december 2012 heeft de Raad van State de bezwaren van de omwonenden tegen het nieuwe ontwerpbestemmingsplan ongegrond verklaard. De bezwaren tegen de omgevingsvergunning zijn bij besluit van 15 maart 2013 ongegrond verklaard, waarna de rechtbank op 23 oktober 2013 het hiertegen gerichte beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld. Eiser is daarna gestart met de voorbereidingen van de bouw van [adres 2] [huisnummer 3] , zoals het selecteren van bouwmaterialen, het uitwerken van het ontwerp tot bestektekeningen, het maken van berekeningen van een constructeur en het opvragen van offertes bij aannemers.

5. Bij brief van 11 mei 2012 heeft de gemeente Den Haag eiser geïnformeerd dat er een omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van de bouw van een ondergrondse parkeergarage in de omgeving van onder meer de [adres 2] en dat de bouwwerkzaamheden voor deze parkeergarage rond de zomer van 2012 starten en eind 2014 gereed zijn. Bij brief van 3 september 2012 heeft de gemeente Den Haag eiser geïnformeerd dat de daadwerkelijke bouw van de parkeergarage vanaf 1 oktober 2012 aanvangt en dat vanaf die datum niet meer geparkeerd mag worden. Mede door vertragingen in de bouw van de parkeergarage was tot medio 2015 geen bouwverkeer voor de werkzaamheden aan [adres 2] [huisnummer 3] mogelijk.

6. In juni 2015 heeft eiser een overeenkomst gesloten met een aannemer om [adres 2] [huisnummer 3] te slopen. Bij brief van 22 juni 2015 heeft eiser de omwonenden van [adres 2] [huisnummer 3] geïnformeerd dat de sloopwerkzaamheden aan [adres 2] [huisnummer 3] op 25 juni 2015 gaan beginnen. Op 6 juli 2015 zijn de sloopwerkzaamheden aan [adres 2] [huisnummer 3] gestart. In augustus 2015 zijn de woningen [adres 2] [huisnummer 3] gesloopt.

7. Op 4 december 2015 heeft eiser een aannemingsovereenkomst gesloten met een aannemer ter zake van de bodemsanering en nieuwbouw van [adres 2] [huisnummer 3] . In de aannemingsovereenkomst wordt als startdatum 11 januari 2016 aangehouden. De totale aanneemsom bedraagt € 3.025.000 (inclusief omzetbelasting).

8 Bij brief van 11 januari 2016 heeft eiser de omwonenden van [adres 2] [huisnummer 3] geïnformeerd dat in februari 2016 de werkzaamheden aan [adres 2] [huisnummer 3] verder gaan. In de brief staat een planning van de werkzaamheden opgenomen.

9. Bij brief van 28 januari 2016 heeft de gemeente Den Haag eiser geïnformeerd dat de kade aan de [adres 2] instabiel blijkt te zijn waardoor vracht en bouwverkeer niet mogelijk is. De bouwwerkzaamheden aan [adres 2] [huisnummer 3] zijn hierdoor uitgesteld. Eiser heeft daarna besloten om in het voorjaar van 2017 zijn bouwplannen te staken en [adres 2] [huisnummer 3] te verkopen. Op 28 oktober 2018 is de kade aan de [adres 2] gerenoveerd. [adres 2] [huisnummer 3] is op 4 december 2019 verkocht.

10. Eiser heeft vanaf het jaar 2009, naast de woning aan [adres 1] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] , [adres 2] [huisnummer 3] als eigen woning in zijn aangiften IB/PVV aangegeven en de daarop betrekking hebbende hypotheekrente in aftrek gebracht. Eiser heeft voor de onderhavige jaren een bedrag van respectievelijk € 25.272 (2013), € 26.059 (2014) en € 29.742 (2015) aan hypotheekrente in aftrek gebracht. Verweerder heeft de aanslagen IB/PVV over de jaren 2013 en 2014 conform de aangifte opgelegd.

11. Verweerder heeft uiteindelijk de voor de jaren 2013 tot en met 2015 voor [adres 2] [huisnummer 3] in aftrek gebrachte hypotheekrente gecorrigeerd. Verweerder heeft daartoe de onderhavige (navorderings)aanslagen opgelegd naar onder meer een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € € 74.419 (2013), € 75.181 (2014) en € 77.797 (2015). Bij uitspraak op bezwaar voor het jaar 2015 heeft verweerder [adres 2] [huisnummer 3] vanaf 6 juli 2015 als eigen woning aangemerkt en een bedrag van € 14.585 (179 dagen x € 29.742) aan hypotheekrente alsnog in aftrek geaccepteerd. Het belastbare inkomen uit werk en woning heeft verweerder verminderd tot op € 63.212.

Geschil 12. In geschil is of [adres 2] [huisnummer 3] voor de jaren 2013 tot en met 2015 als woning in aanbouw als bedoeld in artikel 3.111, derde lid, van de Wet IB 2001 kan worden aangemerkt.

Beoordeling van het geschil

13. Op grond van artikel 3.111, derde lid, van de Wet IB 2001 (tekst 2013 t/m-2015) wordt een woning mede aangemerkt als eigen woning indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de woning leeg staat of in aanbouw is en uitsluitend bestemd is om in het kalenderjaar of in een van de daaropvolgende drie jaren hem als eigen woning als bedoeld in het eerste lid ter beschikking te staan.

14. De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2872 en ECLI:NL:HR:2014:2873, overwogen dat van een ‘woning in aanbouw’ naar het spraakgebruik pas sprake is vanaf het moment van aanvang van de (feitelijke) bouwkundige werkzaamheden die tot de stichting van die woning leiden. Kort gezegd: eerst bij aanvang van de bouw. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat onvoldoende aanleiding bestond om het begrip ‘woning in aanbouw’ in artikel 3.111, derde lid, van de Wet IB 2001 in afwijking van het spraakgebruik uit te leggen in die zin dat daarvan ook sprake is bij onbebouwde grond zodra de intentie bestaat om daarop in de toekomst een woning te bouwen. Hetzelfde geldt ten aanzien van grond waarop een bouwwerk aanwezig is dat de belastingplichtige wil (laten) slopen om daarop vervolgens een woning te (laten) bouwen.

15. Naar aanleiding van genoemde arresten heeft de staatssecretaris van Financiën in een besluit van 26 november 2014, nr. BLKB2014/1947M, Staatscourant 2014, 34403 (het Besluit), goedgekeurd dat in afwijking van deze arresten ook sprake kan zijn van een woning in aanbouw in de zin van artikel 3.111, derde lid, van de Wet IB 2001 als er voldoende concrete stappen zijn gezet op grond waarvan naar redelijke verwachting valt aan te nemen dat de bouwkundige werkzaamheden binnen afzienbare tijd gaan beginnen. Ingeval van nieuwbouw is sprake van een woning in aanbouw vanaf het moment van sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomst als belastingplichtige aannemelijk maakt dat die woning in aanbouw uitsluitend bestemd is om hem in het kalenderjaar van het moment van het sluiten van de koop-/aanneemovereenkomst of een van de drie daaropvolgende jaren als hoofdverblijf ter beschikking te staan. Bij een bouwkavel gaat het volgens het Besluit om een weging van de feiten en omstandigheden in het individuele geval om te bepalen vanaf welk moment sprake is van een woning in aanbouw. Als belastingplichtige een bouwkavel heeft en de bouwkundige werkzaamheden zijn begonnen, dan kan volgens het Besluit worden aangenomen dat in ieder geval vanaf zes maanden voorafgaand aan de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden, sprake is van een woning in aanbouw. De belastingplichtige moet dan wel aannemelijk maken dat die woning in aanbouw vanaf zes maanden voorafgaand aan de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden, uitsluitend bestemd is om hem in het kalenderjaar of een van de drie daaropvolgende jaren als hoofdverblijf ter beschikking te staan. Het Besluit werkt terug tot en met 3 oktober 2014.

16. De rechtbank zal, gelet op de standpunten van partijen op dit punt voor vraag of sprake is van een woning in aanbouw, ook voor de jaren 2013 en 2014, ondanks de terugwerkende kracht van het Besluit tot en met 3 oktober 2014, beoordelen of er voldoende concrete stappen zijn gezet op grond waarvan naar redelijke verwachting valt aan te nemen dat de bouwkundige werkzaamheden binnen afzienbare tijd zouden beginnen. Niet in geschil is dat TK32 in ieder geval vanaf 6 juli 2015 als eigen woning kwalificeert.

17. Eiser, op wie de bewijslast rust, heeft niet aannemelijk gemaakt dat in de periode januari 2013 tot 6 juli 2015 voldoende concrete stappen zijn gezet op grond waarvan naar redelijke verwachting valt aan te nemen dat de bouwkundige werkzaamheden aan [adres 2] [huisnummer 3] binnen afzienbare tijd zouden beginnen. Weliswaar valt uit de gedingstukken op te maken dat eiser zowel voor als na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning (eind oktober 2013) diverse voorbereidende handelingen voor de verbouwing heeft verricht, maar dit is echter onvoldoende om te kunnen concluderen dat al vóór 6 juli 2015 sprake was van een woning in aanbouw. De gemeente Den Haag heeft immers al meerdere keren in 2012 aangegeven dat er in verband met de bouw van een parkeergarage vanaf zomer 2012/oktober 2012 tot eind 2014 niet aan de [adres 2] geparkeerd mocht worden. Daardoor konden de bouwwerkzaamheden niet eerder dan in 2015 beginnen. In 2015 moesten de oude opstallen nog gesloopt worden. De aannemingsovereenkomst tot sloop is in juni 2015 gesloten. De aannemingsovereenkomst voor de nieuwbouw is gesloten op 4 december 2015 met als startdatum 11 januari 2016. Naar het oordeel van de rechtbank kon vóór 6 juli 2015 niet redelijkerwijs worden verwacht dat de bouwwerkzaamheden binnen afzienbare tijd zouden beginnen.

18. De startdatum van de feitelijke bouwwerkzaamheden is gelet op de aannemingsovereenkomst 11 januari 2016. In het Besluit is goedgekeurd dat in ieder geval vanaf zes maanden voorafgaand aan de start van de feitelijke bouwwerkzaamheden, kan worden aangenomen dat sprake is van een woning in aanbouw. Verweerder heeft dan ook niet te weinig hypotheekrenteaftrek verleend door uit te gaan van een woning in aanbouw per 6 juli 2015.

19. Gelet op het vorenstaande, zijn de beroepen ongegrond.

Proceskosten

20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van

mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

4 augustus 2021.

De rechter is verhinderd

deze uitspraak te ondertekenen.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel