Home

Rechtbank Den Haag, 28-01-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1366, 19_3974

Rechtbank Den Haag, 28-01-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1366, 19_3974

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
28 januari 2021
Datum publicatie
1 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:1366
Zaaknummer
19_3974

Inhoudsindicatie

Betreft toepassing van Tabelpost b.21 van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968 inzake het verlaagde tarief voor de renovatie en herstel van woningen en de daarmee samenhangende goedkeuring van de staatssecretaris dat het verlaagde tarief vanaf 1 maart 2013 kan worden toegepast. Eiseres, een aannemer, krijgt onenigheid met haar de opdrachtgever over de kwaliteit van de door haar uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden. Dit leidt tot een op 20 maart 2013 gesloten vaststellingovereenkomst. Eiseres heeft gedurende de uitvoering van het werk vrijwel steeds het algemene tarief voor de omzetbelasting op haar facturen vermeld. Op de eindafrekening van 25 maart 2013 heeft zij een en ander herrekend naar het verlaagde tarief omdat volgens haar het project is opgeleverd na 1 maart 2013. Volgens verweerder is het project opgeleverd op 22 november 2012 zodat het algemene tarief van toepassing is. Die datum wordt namelijk genoemd in de considerans van de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat op 20 maart 2013, de datum van de vaststellingsovereenkomst, de opdrachtgever het werk heeft aanvaard in de staat waarin het toen verkeerde en dat de risico’s en aansprakelijkheden op dat moment zijn overgegaan op de opdrachtgever. Op dat moment is het werk opgeleverd zodat eiseres het verlaagde tarief terecht heeft toegepast. Beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 19/3974

(gemachtigde: mr. R.J.H. Klinkeberg),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting (de naheffingsaanslag) en een boete (de boetebeschikking) opgelegd. Verder heeft verweerder daarbij belastingrente berekend (de rentebeschikking). Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 mei 2019 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de rentebeschikking verminderd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2020. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J.M. Hooijman en mr. M.C. de Jong.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is opgericht bij notariële akte van 15 december 2008. Haar activiteiten bestaan volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel uit het uitoefenen van algemene en burgerlijke utiliteitsbouw. Eiseres is aldus ondernemer in de zin van artikel van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet).

2. Eiseres heeft op 8 november 2010 een aannemingsovereenkomst (de aannemingsovereenkomst) gesloten met een opdrachtgever (de opdrachtgever) voor de aanneming en uitvoering van diverse bouwwerkzaamheden (het project).

3. In november 2012 is tussen eiseres en de opdrachtgever onenigheid ontstaan. Dit heeft er toe geleid dat een ingenieursbureau op 9 januari 2013 een overzichtslijst van gebreken en vraagstellingen heeft opgesteld (de Overzichtslijst). Hierin staat onder meer:

“In de periode van 1 november tot heden zijn er door o.a. KVMC veel aandachtspunten aangegeven en vragen gesteld met als doel de oplevering en afwikkeling van de oplevering soepel te laten verlopen.”

4. Eiseres heeft (een deel van) de gebreken die zijn opgenomen in de Overzichtslijst hersteld in januari en februari 2013.

5. Op 20 maart 2013 hebben eiseres en de opdrachtgever een vaststellingsovereenkomst gesloten (de vaststellingsovereenkomst). Daarin staat onder meer:

in aanmerking nemende dat:

- [ [opdrachtgever] en [eiseres] op 8 november 2010 een aannemingsovereenkomst zijn aangegaan voor – kort gezegd – de verbouwing en gedeeltelijke nieuwbouw van de woning van [opdrachtgever] (…) hierna aan te duiden als het ‘Werk’;

- [ [Eiseres] een deel van het Werk op 22 november 2012 heeft opgeleverd, bij welke oplevering de opleveringsgebreken zijn geconstateerd die zijn opgenomen op de lijst van Lugten Malschaert Architecten en de twee lijsten van KVMC[rb: een door opdrachtgever ingeschakeld ingenieursbureau], gedateerd op 22 november 2012;

- Tussen Partijen een geschil is ontstaan over het herstel van de bij de oplevering geconstateerde gebreken en de in de Onderhoudstermijn (als bedoeld in § 11 UAV 1989) gemelde gebreken, reden waarom [opdrachtgever] het resterende deel van het Werk in eigen beheer wenst af bouwen;

(…)

komen overeen als volgt:

Artikel 1Partiele beëindiging aannemingsovereenkomst

De aannemingsovereenkomst wordt beëindigd voor het deel dat ziet op de werkzaamheden die [eiseres] op 20 februari 2013 nog diende te verrichten, waaronder begrepen het herstel van de op 20 februari 2013 nog openstaande (bij oplevering geconstateerde en in de Onderhoudstermijn gemelde) gebreken, de afbouw van (de kelder van) het tuinhuis, de carport en de poort. [eiseres] zal feitelijk ter plaatse dan ook geen werkzaamheden meer uitvoeren, tenzij sprake is van per heden verborgen gebreken aan het door [eiseres] gerealiseerde Werk (onder verborgen gebreken wordt verstaan uitvoeringsfouten die [opdrachtgever] ondanks nauwlettend toezicht redelijkerwijs niet had kunnen ontdekken tijdens de bouw, bij de oplevering en in de afgelopen periode, danwel er sprake is van gebreken die onder de garanties voor het Werk vallen (die momenteel al door onderaannemers worden verholpen) zoals in de volgende alinea omschreven.

Dat betekent dat de aannemingsovereenkomst ten aanzien van de door [eiseres] met betrekking tot het Werk op 20 februari 2013 uitgevoerde werkzaamheden in stand blijft, hetgeen onder meer betekent dat [eiseres] ten aanzien van de werkzaamheden aan het woonhuis en het zwembad de verplichtingen waaronder die uit verborgen gebreken, die voor haar voortvloeien uit § 11 en 12 UAV 1989 en de door haar verstrekte en nog te verstrekken garanties onverkort moet naleven. [Eiseres] regelt dat [opdrachtgever] rechtstreeks aanspraak kan maken op de door de volgende onderaannemers aan [eiseres] verstrekte garanties: (…). Indien en voorzover deze onderaannemers hun garantieverplichtingen op het Werk nakomen, zal [opdrachtgever] daarvoor [eiseres] niet aanspreken.

Artikel 2 Financiële afwikkeling

Artikel 9 Finale kwijting

Beslissing

Rechtsmiddel