Rechtbank Den Haag, 25-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1662, 8897245
Rechtbank Den Haag, 25-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1662, 8897245
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 februari 2021
- Datum publicatie
- 18 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2021:1662
- Zaaknummer
- 8897245
Inhoudsindicatie
a-grond, beslissing UWV niet gevolgd, toch genoegzaam gemotiveerde a-grond, herplaatsing, meewegen omstandigheden ook na beslissing UWV, werkingssfeer reorganisatieplan, transitievergoeding
Uitspraak
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
nv/c/d
Zaaknr.: 8897245 RP VERZ 20-50680
Uitspraakdatum: 25 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
TUI Nederland N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
verzoekster,
verder te noemen: TUI,
gemachtigde: mr. M.W.A.M. van Kempen,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
verder te noemen: [werknemer] ,
gemachtigde: mr. R.P.C. Kütemann.
1 Het procesverloop
TUI heeft bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 27 november 2020, verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, onder toekenning van een transitievergoeding aan [werknemer] .
[werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
Op 25 januari 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek -vanwege de maatregelen rondom COVID-19 via Skype en met instemming van partijen- plaatsgevonden. Hierbij zijn namens TUI verschenen de [betrokkene 1] , [functie] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] , [functie] , alsmede de heer [betrokkene 4] , [functie] , bijgestaan door mr. Van Kempen voornoemd. [werknemer] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn partner en bijgestaan door mr. Kütemann voornoemd.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben partijen nog pleitaantekeningen overgelegd, die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
2 De feiten
TUI is onderdeel van TUI Group, wereldwijd actief als reisorganisatie.
[werknemer] , geboren op [geboortedag 1] 1965, is op 1 januari 2003 in dienst getreden bij TUI. De laatstelijk door [werknemer] bij TUI vervulde functie is die van [functie] , tegen een salaris van € 9.844,67 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
[werknemer] is op 15 december 2018 uitgevallen vanwege een dubbele hernia.
Vanaf september 2019 is [werknemer] gestart met re-integreren.
Op 24 oktober 2019 heeft TUI aan [werknemer] medegedeeld dat zijn functie met ingang van 1 januari 2020 zou komen te vervallen.
Bij brief van 18 november 2019 heeft TUI een en ander aan [werknemer] bevestigd:
“(...) In jouw functie van [functie] heb je momenteel twee hoofdonderdelen. Je stuurt de accountingafdelingen aan in NL en bent daarnaast al dan niet binnen projecten verantwoordelijk om financiële processen binnen NL en BE te optimaliseren.
Op 1 augustus 2019 is [betrokkene 5] ( [functie] ) benoemd tot [functie] . Vanuit de TUI Group is bepaald dat als gevolg van deze benoeming een Financial Director NL zal worden aangesteld, die verantwoordelijk is voor alle activiteiten binnen de Finance afdelingen NL en de bijbehorende medewerkers. Dit betekent dat daarmee de aansturing van de accountingafdelingen verdwijnt uit jouw functie en onderdeel gaat uitmaken van deze functie Financial Director NL. Op 1 januari 2020 zal er een nieuwe medewerker in deze functie starten.
Daarnaast zal de aansturing van de activiteiten voor het optimaliseren van de financiële processen binnen NL en BE verplaatst worden van de Source Markets naar het niveau van TUI Group.
Deze twee veranderingen leiden tot een situatie dat jouw functie met ingang van 1 januari 2020 komt te vervallen.
TUI zal zich samen met jou inspannen om jou binnen TUI te kunnen herplaatsen. Op dit moment ben jij arbeidsongeschikt. Dit betekent dat we op dit moment (nog) niet kunnen kijken naar herplaatsing. Zodra de mogelijkheid er is zullen we de herplaatsingsinspanningen gezamenlijk met jou bekijken en bespreken.
Indien herplaatsing niet mogelijk blijkt te zijn, zullen we jouw arbeidsovereenkomst gaan beëindigen. (...) Wij gaan verder met jou in overleg over bovenstaande situatie.”
[werknemer] is per 5 januari 2020 weer volledig hersteld van de hernia(operatie). Vanaf dat moment is [werknemer] door TUI vrijgesteld van werk.
Partijen hebben overleg gevoerd over de mogelijkheden om [werknemer] te herplaatsen binnen TUI. Ook is gesproken over het treffen van een minnelijke regeling.
Dit alles heeft niet geleid tot een andere arbeidsplaats voor [werknemer] binnen TUI. Over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben partijen geen overeenstemming bereikt.
TUI heeft op 18 juni 2020 een ontslagaanvraag op grond van bedrijfseconomische redenen ingediend bij het UWV. Het UWV heeft bij besluit van 30 september 2020 geweigerd om aan TUI toestemming te geven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Op 17 augustus 2020 is tussen TUI Airlines Nederland B.V., TUI en de Ondernemingsraad TUI Nederland een Sociaal Plan tot stand gekomen. In dit Sociaal Plan staat in artikel 2.1 het volgende over de werkingsduur/looptijd:
“Dit Sociaal Plan treedt in werking op 17 augustus 2020 en zal uiterlijk expireren op 31 december 2021, zonder dat voorafgaande opzegging noodzakelijk is. Een stilzwijgende verlenging van het Sociaal Plan zal plaatsvinden indien er sprake is van gelijkblijvende bedrijfseconomische omstandigheden bij TUI NL met als uiterste einddatum 31 december 2022.”
Op grond van artikel 2.2 omtrent de werkingssfeer van dit Sociaal
Plan, is het plan alleen van toepassing op werknemers die boventalligheid krijgen aangezegd gedurende de looptijd van dit plan.
Voorts staat in artikel 4.1 (Procedure) van het Sociaal Plan onder meer:
“(...) De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van de boventallige Werknemer wordt met wederzijds goedvinden door middel van een Vaststellingsovereenkomst beëindigd onder de voorwaarden zoals in dit Sociaal Plan beschreven. (...)
Voorzieningen uit het Sociaal Plan zijn alleen van toepassing op de Werknemer wanneer deze instemt met beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden door middel van een Vaststellingsovereenkomst. Indien de Werknemer niet instemt met de Vaststellingsovereenkomst en TUI NL genoodzaakt is een ontslagvergunning aan te vragen bij het UWV, gelden de voorzieningen uit het Sociaal Plan niet. Ook indien de Werknemer gedurende de procedure bij het UWV en eventueel bij de kantonrechter alsnog een Vaststellingsovereenkomst wenst te ontvangen, is het Sociaal Plan niet van toepassing. (...)”
3 Het verzoek
TUI verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a, BW.
Aan dit verzoek legt TUI -kort gezegd- ten grondslag dat sprake is van verval van de arbeidsplaats van [werknemer] om bedrijfseconomische redenen. Ter onderbouwing daarvan heeft TUI het volgende naar voren gebracht.
TUI wijst er vooraf op dat het van belang is dat een werkgever zijn onderneming zo moet kunnen inrichten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn verzekerd is. De functie van [werknemer] betreft een voltijds functie, met verschillende deeltaken. Als die deeltaken elders (kunnen) worden belegd, komt daarmee de volledige functie te vervallen. TUI meent dat het UWV in haar beslissing ten onrechte is uitgegaan van de veronderstelling dat er (bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen) een bedrijfseconomisch probleem moet zijn dat moet worden opgelost door het laten vervallen van een arbeidsplaats. Van belang is in dit geval dat [werknemer] arbeidsongeschikt was in het jaar voorafgaand aan de mededeling dat zijn functie zou komen te vervallen. Die feitelijke afwezigheid heeft duidelijk gemaakt dat de door TUI gehanteerde werkwijze met twee rapportagelijnen voor de typische Finance-functies, namelijk via de afdeling Finance en via de afdeling Accounting, niet nodig was. Daarmee is de rol van [werknemer] als [functie] overbodig geworden. Kort gezegd heeft TUI geconcludeerd dat het hanteren van twee afzonderlijke verantwoordingslijnen leidt tot misverstanden en inefficiënties in het dagelijkse werk en de verschillende werkzaamheden. Per 1 januari 2020 heeft TUI daarom de verantwoordelijkheid voor alle Finance-functies gecentraliseerd. Er is slechts één rapportagelijn, namelijk aan de Director Finance TUI NL. Deze integratie en bundeling van verantwoordelijkheden heeft de uitwisseling van financiële informatie in de organisatie verbeterd. TUI heeft daarmee ook een kostenbesparing gerealiseerd, die de onderneming ten goede komt. Dit draagt verder bij tot een doelmatige bedrijfsvoering en deze wijziging van bedrijfsvoering met het verval van de functie van [werknemer] valt binnen de beleidsvrijheid van de ondernemer.
Ook ten aanzien van de D&I-werkzaamheden is het UWV ten onrechte van de gedachte uitgegaan dat er eerst sprake moet zijn van een bedrijfseconomisch probleem, dat moet worden opgelost door verval van een arbeidsplaats. De door [werknemer] in dit verband uitgevoerde feitelijke werkzaamheden waren echter projectmatig van aard. De aansturing en coördinatie van D&I taken zijn voortaan belegd bij WR IT Projects Management en andere aflopende taken zijn voor zover noodzakelijk belegd bij lokale Finance-afdelingen. Voor zover de D&I taken van [werknemer] zien op het formuleren van beleid, heeft te gelden dat dit zal worden gecentraliseerd op ‘Group niveau’, waardoor ook dit onderdeel van de taken van [werknemer] vervalt.
TUI heeft in de periode januari-april 2020 de op dat moment beschikbare vacatures aan [werknemer] kenbaar gemaakt. TUI heeft herplaatsingsinspanningen verricht, maar kan geen functies creëren die er niet zijn. Voor zover er mogelijkheden waren, zijn deze onderzocht.
Tot slot wijst TUI op het feit dat het besluit tot het laten vervallen van de functie van [werknemer] weliswaar al in oktober 2019 is genomen, maar dat dit niet wegneemt dat TUI als internationale reisorganisatie vanwege de daarna ingetreden coronacrisis inmiddels is en wordt geconfronteerd met een zeer ernstige terugval in omzet waardoor een nieuwe reorganisatie onvermijdelijk is geworden. In die context kan van TUI redelijkerwijze niet meer worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren met een medewerker die feitelijk sinds oktober 2018 niet meer werkzaam is geweest binnen de organisatie en voor wie geen andere arbeidsplaats voorhanden is.
Op grond van het voorgaande verzoekt TUI ontbinding van de arbeidsovereenkomst, onder toekenning van de in dat kader aan [werknemer] verschuldigde transitievergoeding, berekend op € 64.393,83.