Home

Rechtbank Den Haag, 18-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2006, 20_282

Rechtbank Den Haag, 18-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2006, 20_282

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
18 februari 2021
Datum publicatie
24 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:2006
Zaaknummer
20_282

Inhoudsindicatie

Bezwaar tegen aanslag is terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de aanslag naar het juiste adres is verzonden. Het geen eiser aanvoert is onvoldoende om aan de ontvangst van de aanslag te twijfelen. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 20/282

(gemachtigde: J.L.M. Reijnen),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht. Tevens is een verzuimboete opgelegd.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 februari 2019 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De verzuimboete is komen te vervallen.

Eiser heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep is bij rechtbank Den Haag geregistreerd onder zaaknummer SGR 19/2631.

Rechtbank Den Haag heeft dit beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak terugverwezen naar verweerder om een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen.

Op 25 november 2019 heeft verweerder opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan. Verweerder heeft in die uitspraak het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SGR 20/282.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .

Overwegingen

Feiten

1. De aanslag heeft dagtekening 7 september 2018.

2. Het bezwaarschrift is op 8 november 2018 door verweerder ontvangen.

3. Bij bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

Geschil

4. In geschil is of het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding.

5. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Daartoe voert eiser aan dat hij de aanslag niet heeft ontvangen. Daarnaast stelt eiser zich op het standpunt dat coulanter met termijnoverschrijding zou moeten worden omgegaan.

6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens verweerder is de aanslag verzonden naar het bij de Belastingdienst bekende adres. Welk adres overeenkomt met het adres waar eiser sinds 13 mei 1991 woonachtig is volgens de basisregistratie personen (BRP) en waar de eenmanszaak van eiser volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel gevestigd is. Het vermoeden van ontvangst van de aanslag is door eiser niet ontzenuwd.

Beoordeling van het geschil

7. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) aan op de dag na die van de dagtekening van het aanslagbiljet.

8. Ingevolge artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een bezwaarschrift tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door het bestuursorgaan is ontvangen. Als het bezwaarschrift per post wordt verstuurd, is het ook tijdig ingediend wanneer het voor afloop van de termijn op de post is gedaan en door het bestuursorgaan is ontvangen binnen een week na afloop van de termijn.

9. Indien een bezwaarschrift te laat is ingediend, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift betrokkene niet is toe te rekenen. In dat geval laat het bestuursorgaan op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.

10. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Nu eiser stelt dat hij de aanslag niet heeft ontvangen, is het aan verweerder om aannemelijk te maken dat de aanslag is verzonden naar het juiste adres. Verweerder heeft daartoe een op 26 juni 2019 gedagtekend rapport overgelegd. Dit rapport is opgesteld door S.E. Tuasela, medewerker Verwerken en Behandelen bij Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen, en bevat onderzoeksresultaten ten aanzien van de opmaak en verzending van de aanslag.

11. Met voormeld rapport heeft verweerder onderbouwd dat de aanslag op 4 september 2018 ter verzending is aangeboden aan PostNL. Voorts is gesteld noch gebleken dat de gebruikte adresgegevens onjuist zouden zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de aanslag naar het juiste adres is verzonden.

12. Het ligt vervolgens op de weg van eiser om feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst van de aanslag redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Het betoog van eiser over de kwaliteit van de postbezorging in zijn algemeenheid en de omstandigheid dat eiser in de nabijheid van studentenhuizen woonachtig is, is onvoldoende om de ontvangst van de aanslag redelijkerwijs te betwijfelen. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb is geen sprake.

13. Het standpunt van eiser dat de verzendtheorie achterhaald is kan niet tot een ander oordeel leiden. Dat, zoals eiser stelt, andere overheidsorganen kennelijk coulanter met termijnoverschrijding omgaan, maakt niet dat verweerder de ruimte heeft om dit eveneens te doen. Termijnen op grond van de Awb en de Awr zijn van openbare orde, waardoor verweerder noch de rechtbank bevoegd is om hiervan af te wijken.

14. Gelet op het voorgaande is het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel