Home

Rechtbank Den Haag, 04-01-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4065, AWB - 19 _ 2992

Rechtbank Den Haag, 04-01-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4065, AWB - 19 _ 2992

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
4 januari 2021
Datum publicatie
6 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:4065
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2992

Inhoudsindicatie

Schip wordt niet in internationaal verkeer als bedoeld in artikel 15, derde lid, belastingverdrag Nederland-Zwitserland geëxploiteerd. Geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 19/2992

(gemachtigde: J.C.P. Rath),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 april 2019 voor de periode 15 mei 2014 tot en met 31 december 2014 vrijstelling voor de premie volksverzekeringen verleend en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2020.

Eiser is niet verschenen en zijn gemachtigde is, met kennisgeving, ook niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [A] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser woont in Nederland en is met ingang van 15 mei 2014 als “Shift Leader Deck” in loondienst bij [firma] ( [firma] ) gevestigd in [buitenland] . Eiser is door [firma] tewerkgesteld aan boord van het schip genaamd “Pioneering Spirit” (het schip). Het schip is eigendom van het aan [firma] gelieerde [SA] . Het schip is gebouwd in Korea en in 2014 vanuit Korea naar Rotterdam gebracht waar het op 8 januari 2015 aankwam om afgebouwd te worden.

2. [firma] is in Nederland geregistreerd als inhoudingsplichtige voor de loonheffingen. Eiser heeft in 2014 van [firma] € 62.442,36 loon genoten. Op deze inkomsten heeft geen enkele belastingheffing plaatsgevonden. Eiser heeft in 2014 geen werkzaamheden in [buitenland] verricht.

Geschil 3. In geschil is of eiser in 2014 recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het loon genoten van [firma] op grond van artikel 15, derde lid, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, gesloten op 26 februari, Trb. 2010, 98 (het Verdrag).

4. Eiser stelt dat het heffingsrecht over de inkomsten genoten van [firma] in 2014 op grond van artikel 15, derde lid, van het Verdrag toekomt aan [buitenland] . Om die reden dient Nederland voorkoming van dubbele belasting te verlenen ter zake van die inkomsten.

5. Verweerder stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het heffingsrecht ten aanzien van het loon dat hij in 2015 van [firma] heeft genoten aan [buitenland] toekomt, omdat artikel 15, derde lid, van het Verdrag toepassing mist.

Beoordeling van het geschil

6. Ingevolge artikel 15, derde lid, van het Verdrag mag de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de verdragsluitende staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Artikel 22, eerste lid, van het Verdrag bepaalt dat Nederland ten aanzien van deze inkomsten voorkoming van dubbele belasting moet verlenen.

7. Onder “internationaal” verkeer wordt op grond van artikel 3, eerste lid, letter g, van het Verdrag, voor zover van belang in deze zaak, verstaan: alle vervoer met een schip, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van werkelijke leiding in een verdragsluitende staat is gelegen, behalve wanneer het schip uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere verdragsluitende staat zijn gelegen. Het Verdrag is gebaseerd op het OESO-modelverdrag van 2008. Artikel 3, eerste lid, letter g, en artikel 15, derde lid, van het Verdrag stemmen overeen met respectievelijk artikel 3, eerste lid, letter e, en artikel 15, derde lid, van het OESO-modelverdrag. Voor de uitleg van deze bepalingen in het Verdrag komt daarom grote betekenis toe aan het commentaar op de daarmee corresponderende bepalingen in het OESO-modelverdrag1. Volgens dat commentaar hangen deze bepalingen samen met artikel 8 van het OESO-modelverdrag. Uit paragraaf 4 van het commentaar op artikel 8 van het OESO-modelverdrag (2008) blijkt dat deze bepaling ziet op winsten rechtstreeks behaald met het vervoer van personen of goederen in het internationale verkeer (“profits directly obtained by the enterprise from the transportation of passengers or cargo by ships (…) that it operates in international traffic”). Artikel 8 heeft volgens het commentaar eveneens betrekking op activiteiten die rechtstreeks verband houden met dergelijke activiteiten, of die daaraan bijkomstig zijn2.

8. Op eiser, die zich beroept op een vermindering van de volgens de nationale wet toegestane heffing, rust in beginsel de last om feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 15, derde lid, van het Verdrag dat de dienstbetrekking is uitgeoefend aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd. Vast staat dat het schip in Korea is gebouwd en eind 2014 naar Rotterdam is gebracht om daar te worden afgebouwd. Tijdens de periode dat eiser op het schip heeft gewerkt is het schip dus niet voor commerciële activiteiten ingezet dan wel geëxploiteerd voor het vervoer van personen of goederen in het internationale verkeer als hiervoor onder 7 bedoeld. Eiser heeft ook tijdens de overbrenging van het schip van Korea naar Nederland op het schip gewerkt. Weliswaar kan worden aangenomen dat daarbij personen en goederen zijn vervoerd, maar dit betreft een specifieke vervoersbeweging tijdens de bouwfase met het oog op de afbouw van het schip in Nederland. Een dergelijke overbrenging kwalificeert niet als (commercieel) vervoer van personen of goederen3. Eiser heeft dan ook niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Artikel 15, derde lid, van het Verdrag is niet van toepassing op het loon dat eiser heeft genoten ter zake van zijn werkzaamheden aan boord van het schip.

9. Aangezien eiser inwoner van Nederland is en hij niet in [buitenland] heeft gewerkt, heeft Nederland op grond van artikel 15, eerste lid, van het Verdrag het heffingsrecht over de inkomsten die eiser in 2014 van [firma] heeft genoten.

10. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel