Home

Rechtbank Den Haag, 07-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12069, SGR 22/97

Rechtbank Den Haag, 07-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12069, SGR 22/97

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
7 november 2022
Datum publicatie
24 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:12069
Zaaknummer
SGR 22/97
Relevante informatie
Art. 6.17 lid 1 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

In geschil is de vraag of recht op aftrek bestaat van de kosten voor farmaceutische hulpmiddelen en genees- en heelkundige hulp.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 22/97

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 15 juli 2021 voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en daarbij belastingrente in rekening gebracht. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 26 november 2021 zowel de aanslag als de belastingrentebeschikking verminderd.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] en [C] .

Overwegingen

Feiten 1. Eiseres heeft een aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 gedaan en heeft daarbij een bedrag van € 3.882 (na toepassing van de drempel) aan specifieke zorgkosten in aftrek gebracht.

2. Aan eiseres is op 8 juni 2019 een voorlopige aanslag IB/PVV 2018 opgelegd conform de aangifte.

3. Verweerder is bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 afgeweken van de ingediende aangifte en heeft daarbij de specifieke zorgkosten niet in aftrek toegelaten.

4. Bij uitspraak op bezwaar van 26 november 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de definitieve aanslag gedeeltelijk toegewezen en daarbij de aftrek voor specifieke zorgkosten vastgesteld op een bedrag van € 1.639 (na toepassing van de drempel).

5. De bij uitspraak op bezwaar in aftrek geweigerde specifieke zorgkosten betreffen, voor zover in beroep van belang, de door eiseres in de aangifte inkomstenbelasting IB/PVV voor het jaar 2018 opgevoerde uitgaven voor farmaceutische hulpmiddelen en de uitgaven voor genees- en heelkundige hulp.

6. Ter onderbouwing van de uitgaven voor farmaceutische hulpmiddelen heeft eiseres tijdens de behandeling van het bezwaar een factuur van De NatuurApotheek voor een bedrag van € 320,90 overlegd, alsmede een geschrift waaruit blijkt dat deze kosten niet worden vergoed door de verzekeraar van eiseres. De factuur vermeldt '100st ca melatonine 5mg', '60st magasorb lamberts tablet', '500ml levertraan visolie vit a&d', '180st ca acetyl l-carnit 500mg', '100st ca glutamin(l) 500mg', '100st ca liponzuur 300mg', '200st ca coenzym q10 100mg', '100st vit b 2 lamberts 50mg vegac'. Uit de factuur valt op te maken dat de middelen zijn voorgeschreven door E. Valstar.

7. Ter onderbouwing van de uitgaven voor genees- en heelkundige hulp heeft eiseres tijdens de behandeling van het bezwaar een drietal facturen voor een bedrag van € 675 in totaal overlegd van het Medisch Centrum Kinderwens met de omschrijving ’Kosten spermabank MCK per behandeling’.

8. Uit een door E. Valstar afgegeven dieetbevestiging volgt dat eiseres zich moet houden aan dieetnummer 15. Dit betreft een glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt/lactosevrij dieet bij (onder andere) de aandoening coeliakie.

Geschil 9. In geschil is of recht bestaat op aftrek van de kosten voor farmaceutische hulpmiddelen en genees- en heelkundige hulp (zie onder 6 en onder 7). Eiseres beantwoordt die vraag bevestigend, verweerder ontkennend. Niet in geschil is dat de uitgaven op eiseres drukken.

10. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken. Ter zitting is door verweerder afstand gedaan van het standpunt dat de onder 6 bedoelde middelen zijn voorgeschreven door E. Valstar in hoedanigheid van bioloog in plaats van die van arts.

Algemeen 11. Artikel 6.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) bepaalt - voor zover hier van belang - dat de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijk bedrag is van de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten. Op grond van het tweede lid (onder d) van dit artikel worden uitgaven voor specifieke zorgkosten als persoonsgebonden aftrekposten aangemerkt.

12. Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, van de Wet IB 2001, kunnen in dit verband enkel uitgaven voor aftrek in aanmerking komen indien het uitgaven betreft die zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet IB 2001 zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit gedaan zijn voor genees- en heelkundige hulp (onderdeel a) en voor de farmaceutische hulpmiddelen die zijn verstrekt op voorschrift van een arts (onderdeel c).

13. Nu eiseres stelt recht te hebben op de bewuste aftrekpost, rust op haar de bewijslast om aannemelijk te maken dat zij de op haar drukkende uitgaven heeft gedaan voor genoemde specifieke zorgkosten.

Uitgaven farmaceutische hulpmiddelen 14. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij de farmaceutische hulpmiddelen die blijken uit de onder 6 bedoelde factuur van De NatuurApotheek gebruikt in verband met migraineklachten, alsmede om haar aandoening van coeliakie dragelijk te maken. Verweerder betwist dat die middelen zijn voorgeschreven in verband met ziekte en/of invaliditeit van eiseres. Volgens verweerder is op basis van de overlegde stukken niet vast te stellen of de middelen worden genomen in verband met ziekte of invaliditeit dan wel als voedingssupplement. Uit de factuur blijkt evenmin hoe vaak eiseres de middelen moet gebruiken (dosering).

15. De rechtbank overweegt dat uit de factuur van De NatuurApotheek blijkt dat de farmaceutische hulpmiddelen zijn voorgeschreven door een arts van eiseres. Hoewel daarmee is voldaan aan de in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001 gestelde voorwaarde dat deze middelen zijn verstrekt op voorschrift van een arts, geldt voorts dat eiseres aannemelijk moet maken dat die uitgaven zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit. Gelet op de betwisting daarvan door verweerder, die stelt dat niet is vast te stellen of eiseres de middelen neemt in verband met ziekte of invaliditeit dan wel als voedingssupplement, is eiseres er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de voorgeschreven farmaceutische hulpmiddelen uitsluitend worden gebruikt wegens ziekte of aandoening. De omstandigheid dat die middelen een gunstige werking hebben voor de gebruiker, leidt niet tot een ander oordeel.1

16. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aftrek van specifieke zorgkosten wegens farmaceutische hulpmiddelen (zoals bedoeld onder 6) niet hoefde te accepteren.

Uitgaven Medisch Centrum Kinderwens 17. Volgens eiseres heeft zij recht op aftrek van de onder 7 bedoelde uitgaven wegens behandeling bij de spermabank van Medisch Centrum Kinderwens, aangezien zij - als alleenstaande - niet op andere wijze zwanger had kunnen worden.

18. De rechtbank overweegt dat artikel 6.17, eerste lid, van de Wet IB 2001 vereist dat de uitgaven zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit van de belastingplichtige. Daarvan is bij eiseres geen sprake, aangezien de behandeling geen betrekking had op een medische aandoening (zoals onvruchtbaarheid), maar samenhing met de feitelijke (niet-medische) omstandigheid dat eiseres geen partner had. De onder 7 bedoelde kosten zijn derhalve geen kosten zoals bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, van de Wet IB 2001.

19. Eiseres meent in dit verband dat sprake is van ongelijke behandeling van haar als alleenstaande met een kinderwens, ten opzichte van een stel met een kinderwens. De situatie van eiseres kan evenwel niet worden vergeleken met de situatie die eiseres voorstaat, namelijk de situatie waarin een stel om medische redenen een behandeling zoals die bij de spermabank van Medisch Centrum Kinderwens ondergaat. Een dergelijke situatie - waarin ziekte of invaliditeit bij een of meer van de partners verhindert op natuurlijke wijze een kind te krijgen - is immers niet vergelijkbaar met de situatie waarin om niet-medische redenen wordt gekozen voor een behandeling zoals hier bedoeld.2 Dit zou overigens niet anders zijn als een stel om niet-medische redenen zou kiezen voor een dergelijke behandeling.

20. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aftrek van specifieke zorgkosten wegens genees- of heelkundige hulp (zoals bedoeld onder 7) niet hoefde te accepteren.

Vertrouwensbeginsel 21. In het nader ingediende stuk heeft eiseres een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat de aftrekpost voor genees- en heelkundige hulp wegens de behandeling bij het Medisch Centrum Kinderwens in een eerder jaar wel zou zijn toegekend. Verweerder heeft daarop gereageerd en gesteld dat ook bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2017 de aftrek van geneeskundige hulp is geweigerd. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen die aanslag.

22. Het beroep op het vertrouwensbeginsel moet worden afgewezen, nu verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet het vertrouwen heeft gewekt dat de aftrek van geneeskundige hulp in het onderhavige jaar zou worden toegelaten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat aan de omstandigheid dat in een eerder jaar met aftrek van de betreffende specifieke zorgkosten zou zijn ingestemd - nog daargelaten of die situatie zich, gelet op hetgeen onder 21 is vermeld, hier heeft voorgedaan - niet het in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend dat in de daarop volgende jaren steeds recht op aftrek van deze specifieke zorgkosten bestaat. Ieder jaar staat op zichzelf en eiseres dient steeds opnieuw de door haar in de aangiften opgevoerde kosten aannemelijk te maken, tenzij verweerder een toezegging heeft gedaan waaruit iets anders volgt. Niet gesteld of gebleken is dat een dergelijke toezegging is gedaan.3

Belastingrente 23. Eiseres heeft geen afzonderlijke gronden ingediend tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.

24. Gelet op het overwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten 25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, voorzitter, en mr. E.E. Schotte en mr. D.C. van Beelen, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep