Home

Rechtbank Den Haag, 08-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2289, AWB - 20 _ 6060

Rechtbank Den Haag, 08-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2289, AWB - 20 _ 6060

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 maart 2022
Datum publicatie
30 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:2289
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6060

Inhoudsindicatie

Omkering bewijslast vanwege onherroepelijke informatiebeschikking. Ten aanzien van de jaren 2006 tot en met 2012 is sprake van een redelijke schatting. De navorderingsaanslagen 2013 en 2014 berusten echter niet op een redelijke schatting. Daarnaast is voor de jaren 2006 tot en met 2010 geen rekening gehouden met het heffingvrij vermogen en is voor de jaren 2008 en 2010 geen rekening gehouden met het eerder aangegeven vermogen. Ten aanzien van de boetes acht de rechtbank (voorwaardelijk) opzet aannemelijk gemaakt. Verweerder is echter niet geslaagd in het bewijs dat sprake is van alle door hem gestelde strafverzwarende omstandigheden. De rechtbank acht daarom boetes van 50% (2006 en 2007) en 150% (2008 tot en met 2014) van de boetegrondslag passend en geboden. De boetes worden voorts gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 20/6060, SGR 20/6061, SGR 20/6062, SGR 20/6063, SGR 20/6064, SGR 20/6065, SGR 20/6066, SGR 20/6067 en SGR 20/6068

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2006 tot en met 2014 opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft verweerder heffings- dan wel belastingrente in rekening gebracht en vergrijpboetes opgelegd.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 13 augustus 2020 de navorderingsaanslagen en de rente- en boetebeschikkingen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Voor een aantal bijlagen bij het verweerschrift heeft hij een beroep gedaan op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit verzoek is door de geheimhoudingskamer van de rechtbank toegewezen waarbij eiser in de gelegenheid is gesteld om mede te delen of hij toestemming verleent voor beperkte kennisneming. Eiser heeft daarvoor geen toestemming verleend.

Eiser heeft met dagtekening 27 november 2021 nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en mr. [B] .

De zaken van eiser met de zaaknummers SGR 19/6226, SGR 20/2851, SGR 20/2889,

SGR 20/6069, SGR 20/6070 en SGR 20/6071 zijn gelijktijdig ter zitting behandeld.

Eiser heeft ter zitting in de zaken met de zaaknummers SGR 20/6065, SGR 20/6066,

SGR 20/6067 en SGR 20/6068 een pleitnota overgelegd.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1945 en staat sinds die datum in de Basisregistratie Personen (Brp) ingeschreven op het adres [adres] [huisnummer] te [plaats] .

2. Voor de jaren 2006 en 2009 is eiser niet uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV. Voor die jaren heeft hij niet om uitreiking van een aangifte IB/PVV gevraagd en geen aangiftes IB/PVV ingediend.

3. In de aangifte 2007 heeft eiser geen box 3-vermogen aangegeven. In de aangiftes 2008 en 2010 tot en met 2014 heeft eiser geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een buitenlandse bankrekening.

4. Op 23 juli 2015 heeft de Belastingdienst/Central Liaison Office (CLO) in een groepsverzoek informatie opgevraagd bij de Zwitserse autoriteiten over Nederlandse rekeninghouders bij de Zwitserse UBS Bank (UBS Bank).

5. Naar aanleiding daarvan ontvangt de Belastingdienst/CLO een usb-stick met gegevens van Nederlandse bankrekeninghouders bij de UBS Bank. Het Zwitserse Bundesgericht heeft bepaald dat Zwitserland de gevraagde informatie met Nederland mocht delen.

6. Een van de bestanden op de usb-stick betreft het dossier [dossiernummer] . De inhoud van dat dossier luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Account

AccountNumber

[nummer]

(…)

AccountBalanceOn2013-02-01

CHF 1376176.00

AccountBalanceOn2014-01-01

CHF 1365659.00

AccountBalanceOn2014-12-31

n/a

Person_1

FirstName

[eiser]

LastName

[eiser]

DateOfBirth

1945- [geboortedag]

DomicileAddressLine1

[eiser]

(…)

(…)

DomicileAddressLine4

[adres] [huisnummer]

DomicileAddressLine5

[postcode]

DomicileAddressLine6

[plaats] ”

Na raadpleging van de gegevens in de Brp is gebleken dat eiser als enige in aanmerking komt als rekeninghouder.

7. Naar aanleiding van de ontvangen informatie heeft verweerder eiser bij brief van

4 februari 2016 verzocht om informatie over de bankrekening te verstrekken over de jaren 2003 tot en met 2014. Verweerder heeft daarbij het formulier ‘verklaring vermogen in het buitenland’ aan eiser verstrekt en hem verzocht dit in te vullen. Ook heeft verweerder eiser gevraagd relevante (bank)stukken te verstrekken. Met dagtekening 1 maart 2016 heeft eiser gereageerd en aangegeven dat hij de betreffende verklaring niet kan invullen, omdat hij geen buitenlandse bankrekening heeft en dus niet over buitenlands vermogen beschikt.

8. Op 14 april 2016 ontvangt de Belastingdienst/CLO ook van de Duitse autoriteiten gegevens van Nederlandse ingezetenen die een bankrekening hebben aangehouden bij de UBS Bank. Het betreft bankrekeningnummers en saldi uit de jaren 2006 en 2008, zonder vermelding van de namen van de rekeninghouders. De bankrekeningnummers zijn vergeleken met de gegevens die zijn ontvangen van de Zwitserse autoriteiten. Uit deze vergelijking is, voor zover hier van belang, gebleken dat eiser de betreffende bankrekening ook aanhield in de jaren 2006 en 2008 en dat het saldo van de rekening op enig moment in 2006 CHF 2.187.226 (€ 1.361.146) en in 2008 CHF 1.557.582 (€ 1.048.876) bedroeg.

9. Verweerder heeft bij brief van 23 juni 2016 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld om de gevraagde informatie als vermeld in de brief van 4 februari 2016 te verstrekken. Bij brief van 19 juli 2016 heeft eiser verwezen naar zijn eerdere brief van

1 maart 2016.

10. Verweerder heeft vervolgens met dagtekening 27 oktober 2016 ten aanzien van eiser voor de jaren 2004 tot en met 2015 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven. Die informatiebeschikking is door deze rechtbank bij uitspraak van 22 maart 2018, zaaknummer SGR 17/2912, gehandhaafd voor zover deze ziet op de jaren 2004 tot en met 2014. Daartegen is geen hoger beroep ingesteld door eiser, zodat de uitspraak ingevolge artikel 27h, derde lid, van de Awr op 3 mei 2018 onherroepelijk is vast komen te staan.

11. Op 5 maart 2018 heeft verweerder het CLO verzocht om de bankgegevens van eiser op te vragen bij de UBS Bank over de periode 2010 tot en met 2016.

12. Het CLO heeft de in 11 bedoelde gegevens op 28 september 2018 ontvangen. Uit deze stukken is, voor zover hier van belang, gebleken dat de bankrekening bij de UBS Bank op 2 oktober 2014 is opgeheven en dat het saldo van de rekening op 31 december 2010 € 1.127.490, op 31 december 2011 € 1.114.062, op 31 december 2012

€ 1.113.012 en op 31 december 2013 € 1.114.387 bedroeg.

13. Bij brief van 21 november 2018 heeft verweerder onder meer de onderhavige navorderingsaanslagen aangekondigd. Verweerder heeft tevens zijn voornemen om vergrijpboetes op te leggen kenbaar gemaakt.

14. Op 6 februari 2020 is de FIOD de woning van eiser binnengetreden. Tijdens de huiszoeking is een contant geldbedrag gevonden van in totaal € 1.637.310. Ook is de administratie van eiser aangetroffen en in beslag genomen, waaronder bankafschriften, brieven van de UBS bank en handgeschreven vermogensopstellingen. Door de officier van justitie is toestemming verleend aan de Belastingdienst om op grond van artikel 55 van de Awr de door de FIOD verzamelde informatie te gebruiken voor heffingsdoeleinden.

15. Naar aanleiding van de bevindingen van de FIOD, heeft verweerder met dagtekening 6 april 2020 een nieuwe aankondiging navorderingsaanslagen en vergrijpboetes gestuurd naar eiser. In de brief is onder meer het volgende opgenomen:

“Strafverzwarende omstandigheden

Bij de bepaling van de hoogte van de boete is rekening gehouden met onderstaande strafverzwarende omstandigheden:

- er is over meerdere jaren, elk jaar een bewuste keuze gemaakt om een onjuiste aangifte te

doen,

- er is gebruik gemaakt van een buitenlandse bankrekening in een land dat een bankgeheim

heeft teneinde de fiscus het zicht op de tegoeden en inkomsten te ontnemen;

- uit de bankafschriften van de in Nederland aangehouden bankrekeningen blijkt dat u naar

het eind van het jaar een groot geld bedrag contant opneemt om dit aan het begin van het

volgende jaar weer te storten ten einde de fiscus het zicht op tegoeden en inkomsten

daaruit te ontnemen;

- u hebt ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe niet meegewerkt aan het onderzoek naar

deze buitenlandse rekening.”

16. Bij brief van 28 april 2020 heeft verweerder een ‘Mededeling opleggen aanslagen met boete’ aan eiser gestuurd.

17. Verweerder heeft op 30 april 2020 de volgende navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes aan eiser opgelegd:

Jaar

Niet aangegeven vermogen

Gecorrigeerd inkomen box 3

Heffings-/

belastingrente

Vergrijpboete

2006

€ 1.410.029

€ 56.401

€ 8.557

€ 16.920

2007

€ 1.456.017

€ 58.240

€ 8.030

€ 17.337

2008

€ 1.491.752

€ 59.670

€ 7.365

€ 53.703

2009

€ 1.506.487

€ 60.259

€ 6.578

€ 54.234

2010

€ 1.519.392

€ 60.775

€ 6.162

€ 56.748

2011

€ 1.522.490

€ 61.004

€ 5.682

€ 57.027

2012

€ 1.509.062

€ 60.726

€ 5.194

€ 54.324

2013

€ 1.705.877

€ 68.545

€ 4.844

€ 61.410

2014

€ 1.751.011

€ 70.320

€ 4.132

€ 63.036

Geschil 18.In geschil is of de navorderingsaanslagen en de rentebeschikkingen tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Daarnaast is in geschil of de vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiser in de onderhavige jaren is tussen partijen niet in geschil.

Beslissing

Rechtsmiddel