Home

Rechtbank Den Haag, 01-03-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2132, C/09/607378 / HA ZA 21-160

Rechtbank Den Haag, 01-03-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2132, C/09/607378 / HA ZA 21-160

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
1 maart 2023
Datum publicatie
7 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:2132
Zaaknummer
C/09/607378 / HA ZA 21-160

Inhoudsindicatie

Overheidsaansprakelijkheid. Bevoegdheidsverdeling civiele rechter en belastingrechter. De belastingrechter is bevoegd te beoordelen of een overeenkomst met de Douane is gesloten, welke verplichtingen daaruit voortvloeien en of de Douane deze is nagekomen.

Uitspraak

Team handel

Zaaknummer: C/09/607378 / HA ZA 21-160

Vonnis van 1 maart 2023

in de zaak van

THERMOTRAFFIC HOLLAND B.V. te Rotterdam,

eisende partij,

advocaat: mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Douane) te Den Haag,

gedaagde partij,

advocaat: mr. W.I. Wisman te Den Haag.

Partijen zullen hierna ‘Thermotraffic’ en ‘de Douane’ worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:

- de dagvaarding van 21 januari 2021, met producties 1 tot en met 24;

- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 15;

- het tussenvonnis van 6 juli 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;

- de akte overlegging producties van de Staat, met producties 16 tot en met 24;

- de akte van eiswijziging tevens overlegging producties van Thermotraffic, met producties 25 tot en met 29.

1.2.

Op 15 november 2022 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Daarbij is door de advocaten het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die in het geding zijn gebracht. Partijen hebben over en weer hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben gezegd. Die aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.

1.3.

Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Thermotraffic is onderdeel van een concern dat wereldwijd actief is als logistiek dienstverlener. In Nederland is Thermotraffic onder meer actief in de logistieke dienstverlening als expediteur voor derden in het internationale goederenvervoer.

2.2.

Gedurende de jaren 2004 tot en met 2008 was Thermotraffic onder andere als douane-expediteur betrokken bij de import en douaneafhandeling van ladingen bevroren en gezouten kippenvlees. Thermotraffic heeft daarbij deels op eigen naam en voor eigen rekening en deels op eigen naam maar voor rekening van anderen, de invoeraangiften opgesteld en ingediend en de verschuldigde douanerechten afgedragen.

2.3.

Tussen de douaneautoriteiten in de Europese Unie (EU) en importeurs heeft jarenlang verschil van inzicht bestaan over de tariefpost van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: ‘GN-post’) waaronder bevroren en gezouten kippenvlees moet worden aangegeven en ingedeeld. De discussie kwam er – kort gezegd – op neer wanneer het bevroren kippenvlees als ‘gezouten’ kon worden aangemerkt en viel onder GN-post 0210, of als ‘ongezouten’ kon worden aangemerkt en viel onder GN-post 0207. Dit verschil is relevant omdat op GN-posten verschillende douanetarieven van toepassing waren. Het tarief voor de invoer van ongezouten kippenvlees is hoger dan het tarief voor gezouten kippenvlees.

2.4.

Vanaf 2004 zijn ladingen bevroren kippenvlees ingevoerd, waarbij Thermotraffic als douane-expediteur optrad. De Douane heeft de ingevoerde goederen conform de ingediende aangiften onder GN-post 0207 ingedeeld en het daarop gebaseerde hogere douanetarief geheven. De vaststelling van het verschuldigde bedrag aan douanerechten wordt meegedeeld aan de douaneschuldenaar in een belastingaanslag. De belastingaanslag wordt in het douanerecht de “uitnodiging tot betaling” (hierna ook ‘UTB’) genoemd.

2.5.

Op 3 juni 2005 heeft Thermotraffic de Douane, na een advies van de Wereldhandelsorganisatie (ook bekend als ‘World Trade Organisation’) over de tariefindeling van bevroren kippenvlees, per fax op de hoogte gesteld van haar standpunt over de gehanteerde GN-post. Dit standpunt hield in dat zij het niet eens was met de indeling van bevroren kippenvlees onder GN-post 0207 en de verschuldigdheid van het hogere douanetarief. Deze fax bevat onder meer de volgende passage:

“(…) is het wellicht zinvol deze fax als een verzoek om terugbetaling ex artikel 236 CDW [ communautair douanewetboek, toevoeging rechtbank ] te willen beschouwen voor alle in geding zijnde gedane aangiften voor het vrije verkeer, in afwachting van nadere motivatie en specificatie.

Tevens komen wij langs deze weg in voorkomend geval in bezwaar, op nader aan te voeren gronden, voor alle toekomstige aangiften voor het vrije verkeer, zodat tot afgifte van een protestclausule vergunning zal kunnen worden overgegaan. (…)”

Omdat Thermotraffic geen reactie van de Douane ontving op bovengenoemd faxbericht, heeft zij deze per fax verzonden brief op 12 juli 2005 nogmaals aan de Douane gezonden per brief. Op 19 juli 2005 heeft Thermotraffic een ontvangstbevestiging van de Douane ontvangen.

2.6.

Het gerechtshof Amsterdam heeft in een zaak van een andere belastingplichtige op 15 juni 2006 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van (toen nog) de Europese Gemeenschappen (hierna: ‘HvJ’) gesteld over de geldigheid van Verordening (EG) nr. 1223/2002 (hierna: Verordening) van de Europese Commissie. Artikel 9 van de Verordening bepaalde dat delen van kippen met een zoutgehalte van 1,2 tot 1,9 gewichtspercenten onder GN-code 0207 1410 moesten worden ingedeeld. Het HvJ heeft de Verordening bij arrest van 18 juli 2007 ongeldig verklaard. 1

2.7.

In diverse bezwaarprocedures en verzoeken om terugbetaling/kwijtschelding heeft Thermotraffic gesteld dat het ingevoerde kippenvlees niet onder GN-post 0207 maar onder GN-post 0210 had moeten worden ingedeeld, gelet op het zoutgehalte van het ingevoerde kippenvlees. Een aantal van die procedures heeft geresulteerd in terugbetaling van de te veel betaalde douanerechten. Een aantal verzoeken om terugbetaling is echter ook afgewezen en een aantal bezwaren ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard.

2.8.

Tijdens een zitting bij de douanekamer van (toen nog) rechtbank Haarlem op 7 september 2012 in een procedure tussen onder andere Thermotraffic en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Rotterdam (hierna: ‘de Inspecteur’) hebben Thermotraffic en de Inspecteur een afspraak gemaakt die betrekking had op de zaken die op het moment van de zitting in de bezwaarfase verkeerden. Deze afspraak is als volgt in het proces-verbaal van de zitting opgenomen (p. 3):

De gemachtigde van eiseres sub 2 [ Thermotraffic, toevoeging rechtbank ] en verweerder [ de Inspecteur, toevoeging rechtbank ] verklaren voorts eenparig:

Voor de overige zaken die nog in de bezwaarfase zitten is afgesproken dat eiseres sub 2 in de gelegenheid wordt gesteld door middel van onderliggende stukken aannemelijk te maken dat sprake is van een zouttoevoeging van 1%. Indien eiseres sub 2 aan die bewijslast heeft voldaan, zal verweerder in alle nadere zaken waarin dit speelt de utb intrekken.”

2.9.

Na de zitting hebben de Inspecteur en Thermotraffic een schriftelijke overeenkomst gesloten over de afwikkeling van de zogeheten “1%-zaken”, welke overeenkomst door beide partijen is ondertekend. In deze overeenkomst van 27 september 2012 zijn onder meer de volgende overwegingen en afspraken neergelegd (p. 2-3; de rechtbank heeft de voetnoten weggelaten):

“(…) In goed overleg kwamen wij gezamenlijk tot de conclusie dat het zoutpercentage dat van natura in kippenvlees aanwezig is (0.2 gewichtspercenten) en de hoeveelheid zout die in Brazilië aan het kippenvlees is toegevoegd (1.0 gewichtspercenten) heeft geresulteerd in een zoutgehalte van 1.2 gewichtspercenten in het onderhavige kippenvlees op het moment van invoer.

Wij [ Thermotraffic, toevoeging rechtbank ] hebben u [ de Inspecteur, toevoeging rechtbank ] en uw collega de heer [naam01] er vervolgens op gewezen dat er – naast de zending kippenvlees die het onderwerp vormt van de beroepsprocedure Thermotraffic Holland B.V. (1.0%-zaak) – door onze cliënten nog een aantal zendingen gezouten en bevroren kippenvlees zijn ingevoerd waaraan tijdens het productieproces in Brazilië eveneens 1% zout is toegevoegd en dat voor deze vergelijkbare zendingen teruggaafverzoeken zijn ingediend. U toonde zich bereid deze onderliggende teruggaafverzoeken toe te wijzen onder voorwaarde dat door ons per teruggaafverzoek kan worden aangetoond dat in Brazilië 1% zout aan het kippenvlees is toegevoegd. In dit verband hebben wij u gewezen op de eerder met uw collega de heer [naam02] gemaakte afspraken over de bewijslast bij de afhandeling van de “≥1.2% zaken (bijlage 2), zoals vastgelegd in onze brief van 27 maart 2008, met kenmerk 3030/EM/CJ/00306 (bijlage 1).

“Wellicht ten overvloede wijzen wij u er hierbij op dat in ons faxbericht van 23 april 2009, kenmerk 409/EM/09454, uw collega de heer [naam02] reeds is verzocht om de afspraken over de bewijslast ook van toepassing te laten zijn op de “< 1.2% zaken (bijlage 2). In zijn brief van 23 april 2009, met kenmerk 379/3853/corr, stemde uw collega in met ons verzoek (bijlage 3).”

Met betrekking tot de verdere afhandeling van de beroepsprocedure Thermotraffic Holland B.V. (1.0% zaak) heeft u na de schorsing desgevraagd aan de voorzitter van de Rechtbank Haarlem bevestigd dat u het eens bent met de volgende, door ons ingebrachte argumenten:

- ongezouten kippenvlees bevat 0.2 gewichtspercenten zout; en

- tijdens het productieproces in Brazilië is er aan het kippenvlees 1% zout toegevoegd.

Ook op de vraag van de Rechtbank Haarlem of u het dan eveneens eens bent met onze stelling dat het zoutgehalte van het op deze wijze geproduceerde kippenvlees op het moment van invoer 1.2 gewichtspercenten moet zijn geweest, antwoordde u bevestigend. Tenslotte verklaarde u desgevraagd dat u in de zaak Thermotraffic Holland B.V. opgelegde uitnodiging tot betaling in zult trekken. Daarbij gaf u aan dat u – met betrekking tot de afhandeling van de onderliggende teruggaafverzoeken voor zendingen gezouten en bevroren kippenvlees waaraan eveneens 1% zout is toegevoegd – bereid bent om de met uw collega de heer [naam02] gemaakte afspraken over de bewijslast van het zoutgehalte te respecteren.”

Op basis van de gemaakte afspraken is KPMG Meijburg (hierna: ‘ Meijburg ’ ) namens Thermotraffic begonnen om voor alle betrokkenen – waaronder Thermotraffic – bewijs te leveren.

2.10

Namens Thermotraffic heeft Meijburg de Inspecteur op 23 september 2015 een brief gestuurd waarin zij expliciteert dat de fax van 3 juni 2005 en de brief van 12 juli 2005 (zie onderdeel 2.5 van deze uitspraak) betrekking hebben op alle gedurende de jaren 2004 tot en met 2008 ingediende douaneaangiften, waarbij de tariefindeling van bevroren kippenvlees in geschil is. De Inspecteur heeft deze brief van 23 september 2015 als verzoek om terugbetaling aangemerkt. Volgens de Inspecteur is het verzoek om terugbetaling van 12 juli 2005 reeds op 22 augustus 2005 door de Douane afgehandeld. De Inspecteur merkt de brief van 24 september 2015 daarom aan als ‘afzonderlijk verzoek om terugbetaling’, welk verzoek buiten de driejaarstermijn van artikel 236, lid 2, CDW is ingediend. Het afzonderlijk verzoek om terugbetaling is volgens de Inspecteur daarom niet-ontvankelijk. Namens Thermotraffic is op 25 oktober 2016 bezwaar gemaakt tegen deze niet-ontvankelijkverklaring, welk bezwaarschrift op 26 oktober 2016 is ontvangen. De Inspecteur heeft Thermotraffic op 28 december 2016 in kennis gesteld van zijn voornemen om de niet-ontvankelijkheid bij uitspraak op bezwaar te bevestigen.

2.11

Vanaf 24 november 2017 is er intensief overleg gevoerd tussen Meijburg en de Inspecteur over de afwikkeling van de zaak.

2.12

Op 24 januari 2018 hebben vier medewerker van de Douane en Meijburg gesproken over de afhandeling van de verzoeken tot teruggaaf van Thermotraffic. In een door Meijburg opgesteld besprekingsverslag is het volgende opgenomen:

“ (…) [ Meijburg ] heeft namens [ Thermotraffic ] en/of de importeurs van kippenvlees die door Thermotraffic vertegenwoordigd werden in de periode 2004-2006, de teruggaaf bezwaar procedures voortgezet/aangevuld die Thermotraffic vanaf 12 juli 2005 was gestart.

(…) De procedures zijn in vier categorieën te onderscheiden:

1. Verzoek om terugbetaling 12 juli 2005.

Dit ziet op aangiften ten invoer gedaan in de periode 1 januari 2004 t/m 12 juli 2005.

2. Bezwaar tegen aangiften ten invoer vanaf 6 februari 2006

Dit ziet op aangiften ten invoer gedaan in de periode 6 februari 2006 t/m 31 december 2006.

3. Bezwaar tegen de aangiften ten invoer in de tussenliggende periode

Dit zit [sic] op de aangiften ten invoer gedaan in de periode 13 juli 2005 t/m 5 februari 2006.

4. Verzoek om terugbetaling van 28 februari 2009.

Dit ziet op de aangiften ten invoer in de periode 1 maart 2005 t/m 28 februari 2008.

(…)

Uitgangspunt voor deze en eventuele volgende besprekingen is dat de Douane niet langer zal betwisten dat Thermotraffic en/of de betrokken importeurs in beginsel recht hebben op teruggaaf van douanerechten voor de vier genoemde categorieën. De Douane zal echter per aangifte ten invoer beoordelen of deze aangifte met recht onder deze categorie is geplaatst. In hoeverre de individuele aangiften ten invoer voldoen aan het zoutcriterium zal de Douane overeengekomen en vastgelegde afspraken uit het verleden respecteren 2 . Deze afspraken komen, kort gezegd, op het volgende neer. De aangifte ten invoer voldoen aan het zoutcriterium van 1,2%, zoals bedoeld in aanvullende aantekening 7 op hoofdstuk 2 van Afdeling I van de GN, wanneer – gelet op het natuurlijke zoutgehalte van 0,2% bij kippenvlees – 1% of meer vermeld staat:

a. op de aangiften ten invoer en/of op de bescheiden die bij de aangiften ten invoer zijn overgelegd;

b. in de receptuur waarvan melding wordt gemaakt op de aangiften ten invoer en/of op de bij de aangiften ten invoer overgelegde (overheids)bescheiden en/of

c. op een leveranciersverklaring die is afgegeven door een niet met importeur verbonden partij.

Meijburg zal aan de hand van het Excel bestand alle 1117 individuele aangiften met een totaal potentieel bedrag aan teruggaaf van € 26.867.680,72 voor controle gereedmaken, waarna de Douane deze aangiften bij Meijburg in Eindhoven zal controleren.

(…)

De Douane en Meijburg streven erna [ sic ] om de volledige afwikkeling van alle procedures te hebben afgerond voor het eind van dit kalenderjaar. Om dit te realiseren zal:

a. De Douane en Meijburg voor 1 maart 2018 proberen overeenstemming te bereiken over de generieke beginselen van teruggaaf (framework);

b. Meijburg voor 1 mei 2018 alle aangiften ten uitvoer gereed maken voor controle;

c. De Douane voor 1 juli 2018 alle aangiften ten invoer te controleren;

d. de Douane en Meijburg voor 1 augustus 2018 overeenstemming bereiken over welke aangiften ten uitvoer voor teruggaaf in aanmerking komen en zal er een vaststellingsovereenkomst worden opgemaakt;

e. Meijburg voor 1 oktober 2019 alle procedures (cat. 1 t/m 4) van een finale nadere motivering voorzien;

f. de Douane voor 1 januari 2019 over alle procedures conform het geldende douanerecht beschikken en overgaan tot terugbetaling.”

2.13

De besprekingen zijn voortgezet en de heren [naam03] en [naam04] van Meijburg hebben de heer [naam05] van de Douane op 28 maart 2018 een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

“ (…)

Zoals gisteren afgesproken hierbij onze samenvatting van de regels die we gisteren hebben vastgesteld:

1. Het proces van terugbetaling zoals dat tot nu toe bij gezouten kippenvlees aangiften is gehanteerd wordt niet gewijzigd. Hiervoor geldt het excelbestand als uitgangspunt. Bij de controle wordt getoetst of de aangiften daadwerkelijk overeenstemmen met de gegevens van het excelbestand;

2. Een zoutvermelding wordt in alle gevallen als een zouttoevoeging gezien;

3. Als er een zoutvermelding is opgenomen wordt deze automatisch geaccepteerd. De zoutvermelding kan voorkomen op (a) de aangifte, (b) bescheiden, (c) receptuur of (d) leveranciersverklaring. (…)

4. De link tussen de documenten waarop de zouttoevoeging staat vermeld en de aangifte ten invoer kan op meerdere manieren worden gemaakt. Zoals het factuurnummer, containernummer, Bill of Lading nummer, health certificate nummer, aangiftenummer en receptuurnummer of een combinatie van bovengenoemde nummers/verwijzingen (niet limitatief).

5. Als er meerdere (conflicterende) zoutvermeldingen bij een aangifte ten invoer staan vermeld is de leveranciersverklaring van een derde leidend (…).

De realisatie van de teruggaaf wordt gerealiseerd op basis van drie hoofdprocessen:

a. Bezwaarschrift Alan Froy Consultancy namens Universal Meats (UK) Ltd van 28 februari 2008.

Alle aangiften ten invoer die voldoen aan de hierboven vermelde regels 1 t/m 4 die door of namens Universal Meats (UK) Ltd of daarmee verbonden ondernemingen zijn gedaan in de periode 3 februari 2006 tot en met 28 februari 2008 vallen hieronder;

b. Verzoek om terugbetaling Cargill 8 december 2008 (…).

Alle aangiften ten invoer die voldoen aan de hierboven vermelde regels 1 t/m 4 die door of namens Cargill, Seara Meats of Penasul (behoren alle 3 tot dezelfde onderneming JBS) zijn gedaan in de periode 3 februari 2006 tot en met 28 februari 2008 vallen hieronder;

c. Alle overige verzoeken die voldoen aan de hiervoor vermelde regels 1 t/m 4 leiden tot terugbetaling op basis van het verzoekschrift van Thermotraffic Holland B.V. Dit betreft de periode van 1 januari 2004 t/m 3 februari 2006 (datum bezwaar/protest protestclausule).

Rente

De belastingdienst vergoedt rente overeenkomstig de wettelijke bepalingen hieromtrent. De rente wordt in beginsel vergoed tot 1 mei 2016, de datum inwerkingtreding DWU [ douanewetboek van de Unie, toevoeging rechtbank ]. (…)”

2.14

Op 6 april 2018 heeft de heer [naam05] van de Douane een e-mail aan de heer [naam03] van Meijburg gestuurd. Daarin is opgenomen:

“Vanmiddag nog een reactie van [naam06] [ destijds plaatsvervangend algemeen directeur Douane, toevoeging rechtbank ] terug gehad. Ik mag zelf tekenen en hij is verder akkoord. Die rente moeten we dan nog even uitschrijven en de kwestie mbt de prejudiciële vragen maar in een addendum stoppen. Dan ligt dat vast voor mijn opvolgers. Ik ga volgende week met de regie-VSO aan de slag. Laat ik het eerst aan [naam07] / [naam08] / [naam09] lezen. [naam09] moet als behandelaar even meekijken of alles dan ook meeloopt. Mijn tekenbevoegdheid verloopt deze maand dus er komt wel wat tijdsdruk op te staan maar ik denk dat we hier snel aan uit zijn en hopelijk kan [naam10] dan tevens wat tijd vrijmaken voor de mede-beoordeling van jullie kant.”

De heer [naam05] heeft nog een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld, maar heeft de Douane – voordat deze concept vso door beide partijen was ondertekend – verlaten. Hij heeft het dossier overgedragen aan zijn opvolgers.

2.15

Op 11 juli 2018 heeft een bespreking tussen de opvolgers van de heer [naam05] en Meijburg plaatsgevonden. De Inspecteur heeft tijdens deze bespreking onder meer meegedeeld dat daar waar er procedurele belemmeringen waren die aan terugbetaling in de weg zouden staan, deze bij de behandeling van de dossiers betrokken moesten worden. De Inspecteur heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de Inspecteur gehouden is douanerechten terug te betalen.

2.16

Bij brief van 24 juni 2020 van de Inspecteur aan Meijburg met als onderwerp “hervatting bezwaar; uitnodiging inzage”, heeft de Inspecteur aangekondigd de behandeling van het op 26 oktober 2016 ontvangen bezwaarschrift te gaan hervatten. De Inspecteur is voornemens het bezwaar van Thermotraffic ongegrond te verklaren:

Uw beroep op afspraken

(…)

Ik stel voorop dat geen sprake is van een overeenkomst tussen Thermotraffic en de inspecteur waaruit volgt dat Thermotraffic (of individuele importeurs) over de periode 2004-2006 voor alle desbetreffende aangiften ten invoer aanspraak kan maken op terugbetaling van te hoog vastgestelde douanerechten, laat staan dat er afspraken zouden zijn gemaakt die inhouden dat tot terugbetaling van douanerechten zou worden overgegaan wanneer dit in strijd met het Unierecht zou zijn. Uit het (interne) concept-document dat ik u op 19 mei jl. toezond kan worden opgemaakt dat bij de inspecteur de intentie bestond om te komen tot een oplossing die een einde zou maken aan de diverse lang lopende procedures. Aanvullend op de verkenning van en een aanzet tot een mogelijke beëindiging daarvan, heeft de inspecteur u ook te kennen gegeven niet te willen en mogen handelen in strijd met de geldende eisen van Unierecht. Zo is de inspecteur, zoals u als adviseur gespecialiseerd in douanezaken bekend is, in zijn handelen op douanerechtelijk gebied onder meer gebonden aan de formele eisen die het Unierecht aan terugbetaling van douanerechten stelt.

Overigens, zelfs als er van zou moeten worden uitgegaan dat een zodanige mate van overeenstemming zou zijn bereikt over terugbetaling van douanerechten, dat daarmee bij belanghebbende het vertrouwen zou zijn gewekt dat de kwestie zou worden afgehandeld zoals u schetst, quod non, dan zou dit vertrouwen in dit geval gelet op de unierechtelijke context van de zaak niet met volledig voorbijgaan aan de formele eisen kunnen worden gehonoreerd. Zo kan terugbetaling alleen worden verricht binnen drie jaar vanaf de mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar en zo regelt de douaneregelgeving wanneer van een ingediend verzoek om terugbetaling kan worden gesproken. Volgens vaste Europese rechtspraak kan het vertrouwensbeginsel niet contra legem worden toegepast. Nationale administratieve praktijken die niet stroken met rechtstreeks werkende unierechtelijke regelingen kunnen geen rechtstreeks te honoreren vertrouwen wekken.

De procedurele belemmeringen die ik op dit moment zie, staan aan een inhoudelijke beoordeling van de indelingskwestie in de weg. (…)

Voorlopige conclusie

Uw verzoek om terugbetaling van 23 september 2015 is niet binnen de geldende termijn ingediend. Nu het verzoek niet tijdig is ingediend, kan niet ten gronde worden beoordeeld of aanleiding bestaat voor terugbetaling, en blijft een oordeel over uw verzoek om vergoeding van rente eveneens achterwege.

Ik ben van plan om de bestreden beschikking te bevestigen en het bezwaar ongegrond te verklaren.

(…)”

2.17

Bij brief van 7 augustus 2020 heeft de advocaat van Thermotraffic gereageerd op de brief van de Inspecteur van 24 juni 2020. Daarin heeft Thermotraffic zich op het standpunt gesteld dat tussen de Douane en Thermotraffic wilsovereenstemming bestond over terugbetaling van teveel betaalde douanerechten. De advocaat van Thermotraffic heeft de Douane gesommeerd om over te gaan tot terugbetaling conform de gemaakte afspraken.

2.18

De Douane heeft geen gevolg gegeven aan de in 2.17 genoemde sommatie van de advocaat van Thermotraffic.

3 Het geschil

3.1.

Thermotraffic vordert na eiswijziging om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:

primair:

de Douane te veroordelen om aan Thermotraffic te vergoeden alle schade die Thermotraffic en/of de door haar ter zake de in het geschil zijnde invoeraangiften vertegenwoordigde of bijgestane partijen hebben geleden, lijden of nog zullen lijden als gevolg van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven tekortkoming dan wel het onrechtmatig handelen van de Douane, ter hoogte van € 26.048.031,74 vermeerderd met een bedrag van € 15.021.285,12 aan invorderingsrente, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag dan wel een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

subsidiair:

de Douane te veroordelen, althans te gebieden, om te goeder trouw de onderhandelingen over de tekst van de vaststellingsovereenkomst voort te zetten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, waarbij tot uitgangspunt zal dienen de op 24 januari 2018 en 27 maart 2018 bereikte overeenkomst, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000 per dag of dagdeel, tot een maximum van € 10.000.000, wanneer gedaagde in gebreke zou blijven om (tijdig) aan het vonnis te voldoen;

in alle gevallen:

de Douane te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen maar niet beperkt tot de nakosten, waaronder begrepen de kosten voor betekening van uw vonnis in dezen en het nasalaris advocaat.

3.2.

Thermotraffic legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat tussen Thermotraffic en de Douane op 24 januari en 27 maart 2018 wilsovereenstemming hebben bereikt over de volgende punten:

-

de Douane zou overgaan tot terugbetaling van teveel afgedragen douanerechten voor de ladingen kippenvlees waarvoor kan worden aangetoond dat die voldoen aan de eisen om onder GN-post 0210 te vallen;

-

om onder GN-post 0210 te vallen moet het kippenvlees minimaal 1,2% zout bevatten, kippenvlees bevat van nature 0,2% zout dus er moet worden aangetoond dat er (minimaal) 1% zout is toegevoegd;

-

Thermotraffic kan de zouttoevoeging aantonen door onder meer de zoutvermelding op de aangifte, bescheiden, receptuur of leveranciersverklaring, welke vermelding als zouttoevoeging zal hebben te gelden;

-

de afspraken gelden voor alle aangiften die vallen onder de drie hoofdprocessen die zijn opgenomen in de e-mail van 28 maart 2018. Categorie C in dat bericht omvat alle aangiften uit het besprekingsverslag van 24 januari 2018.

Deze wilsovereenstemming kwalificeert volgens Thermotraffic als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) en is een fiscaal compromis (hierna: ‘de Overeenkomst’). In ieder geval meent Thermotraffic dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen (in de zin van artikel 3:35 BW) dat partijen overeenstemming hadden bereikt. Indien zou moeten worden aangenomen dat enkele onderdelen nog niet geregeld waren, doet dat niet af aan de bereikte wilsovereenstemming en is in ieder geval sprake van een rompovereenkomst. Eventuele leemten in de wilsovereenstemming moeten worden opgevuld door de redelijkheid en billijkheid. Aangezien de Douane tijdens een bespreking van 11 juli 2018 heeft verklaard zich niet gebonden te achten aan de Overeenkomst, is de Douane sinds die datum in verzuim. Doordat de Douane heeft gezegd geen uitvoering te willen geven aan de Overeenkomst is hij tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de Overeenkomst en is hij op grond van artikel 6:74 BW gehouden de schade die Thermotraffic en/of de door haar vertegenwoordigde partijen hebben geleden te vergoeden, aldus nog steeds Thermotraffic.

3.3.

Thermotraffic legt – indien en voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen die uitgevoerd kan worden – aan haar primaire (en ook aan de subsidiaire) vordering ten grondslag dat de Douane onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW doordat hij de onderhandelingen heeft afgebroken. De onderhandelingen tussen partijen verkeerden in een dusdanig vergevorderd stadium dat Thermotraffic er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen. Het door de Douane afbreken van de onderhandelingen in weerwil van het gerechtvaardigde totstandkomingsvertrouwen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:2 en 6:248 BW en daarmee onrechtmatig jegens Thermotraffic. De Douane moet de schade die Thermotraffic daardoor lijdt vergoeden. De schade bestaat uit het positief contractsbelang, te weten de misgelopen terugbetaling van teveel afgedragen douanerechten conform de Overeenkomst.

3.4.

Thermotraffic begroot haar schade op € 26.048.031,74 aan teveel afgedragen douanerechten en € 15.021.285,12 aan invorderingsrente.

3.5.

Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de Overeenkomst niet tot stand is gekomen en de Douane eveneens niet gehouden is het positieve contractsbelang van Thermotraffic te vergoeden, dan vordert Thermotraffic (feitelijk: meer) subsidiair dat de Douane wordt veroordeeld om de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst te goeder trouw voort te zetten conform de uitgangspunten van de vaststellingsovereenkomst, op straffe van een dwangsom.

3.6.

De Staat voert verweer. De Staat concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Thermotraffic, althans tot afwijzing van de vorderingen van Thermotraffic, met veroordeling van Thermotraffic in de kosten van deze procedure.

3.7.

De Staat voert primair aan dat Thermotraffic niet-ontvankelijk is bij de civiele rechter, en dat onherroepelijk vaststaande beschikkingen van de Douane formele rechtskracht hebben. Subsidiair betwist de Douane dat (i) een overeenkomst met Thermotraffic is gesloten en (ii) zij verplicht is met Thermotraffic (verder) te onderhandelen over een overeenkomst. De Douane betwist voorts de door Thermotraffic gestelde schade.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing