Home

Rechtbank Gelderland, 10-09-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2842, AWB-12_4130

Rechtbank Gelderland, 10-09-2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2842, AWB-12_4130

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
10 september 2013
Datum publicatie
12 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2013:2842
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-12_4130

Inhoudsindicatie

Geen samenvatting, publicatie op verzoek.

Uitspraak

Rectificatie

RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummers: AWB 12/4130 en 12/6211

uitspraak van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 10 september 2013

inzake

[X] , wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, kantoor Utrecht, verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft de volgende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en beschikkingen heffingsrente aan eiser opgelegd:

 voor het jaar 2009 een aanslag (aanslagnummer [000].H.96) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 255.069 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 730.483. Tevens is bij beschikking € 12.708 aan heffingsrente in rekening gebracht;

 voor het jaar 2010 een aanslag (aanslagnummer [000].H.06) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 255.113 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.857.894. Tevens is bij beschikking € 21.888 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 juli 2012 voor wat betreft het jaar 2009 het belastbaar inkomen uit werk en woning gehandhaafd, het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd tot € 592.710 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 10.312. Op 7 september 2012 heeft verweerder aan eiser een proceskostenvergoeding voor de kosten van bezwaar toegekend.

Eiser heeft daartegen bij brief van 13 augustus 2012, ontvangen door de rechtbank op 14 augustus 2012, beroep ingesteld.

Met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2010 heeft eiser bij brief van 30 oktober 2012 bezwaar ingediend en verzocht om prorogatie als bedoeld in artikel 7:1a van de Awb. Verweerder heeft bij brief van 20 november 2012 de rechtbank medegedeeld in te stemmen met het verzoek om prorogatie. De rechtbank heeft partijen bij brief van 14 december 2012 medegedeeld tegemoet te komen aan het verzoek om prorogatie.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2013 te Arnhem.

Namens eiser is verschenen mr. [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A].

Namens eiser is ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan zijn overgelegd aan de rechtbank en verweerder.

2 Feiten

2.1

Eiser is directeur en enig aandeelhouder van [B] BV (hierna: de BV). De activiteiten van de BV en haar dochtermaatschappijen bestaan tot en met 2011 uit de handel in exclusieve auto’s en het ontwikkelen van een vastgoedproject genaamd [C]. Begin 2012 is voor de BV en haar dochtermaatschappijen het faillissement uitgesproken.

2.2

Eiser heeft de onderstaande bedragen geleend van de BV:

rek crt woning Frankrijk totaal

31 december 2007 € 327.371 € 1.815.000 € 2.142.371

31 december 2008 € 658.707 € 1.815.000 € 2.473.707

31 december 2009 € 1.389.190 € 1.815.000 € 3.204.190

31 december 2010 € 3.719.255

2.3

De leningovereenkomst voor de rekening-courantschuld vermeldt een hoofdsom van € 2.500.000, een rentepercentage van 5% en geen zekerheden. Aflossing zal plaatsvinden binnen drie jaar na 1 januari 2012 met de dividenduitkeringen uit de BV. De overeenkomst is opgemaakt op 11 februari 2011. In de overeenkomst is opgenomen dat het een schriftelijke vastlegging betreft van de in januari 2004 tussen partijen mondeling gemaakte afspraken.

2.4

Ter financiering van een privéwoning in Frankrijk heeft eiser een schuld aan de vennootschap van € 1.815.000. De leningovereenkomst van 14 januari 2004 vermeldt een hoofdsom van € 1.750.000 en een rentepercentage van 5 percent. Als zekerheid geldt een hypotheekverklaring op de woning in Frankrijk. In februari 2010 heeft eiser het recht van hypotheek op de woning in Frankrijk aan een bank verleend voor het verkrijgen van een lening van de bank van € 1.500.000. De woning in Frankrijk is verkocht in oktober 2011, met welke verkoopopbrengst onder meer de lening van de bank is afgelost.

2.5

In februari 2010 heeft eiser voor de aankoop in privé van een woning aan de [A-straat 1] te [Z] een lening van de bank verkregen van € 1.500.000. Als

zekerheid voor deze lening heeft eiser aan de bank het recht van hypotheek verstrekt op de woning in Frankrijk. De onroerende zaak [A-straat 1] te [Z] is in september 2011 te koop gezet voor € 1.895.000. Op 23 december 2011 is de onroerende zaak notarieel op naam van de echtgenote van eiser gezet, waarbij zij de aankoopprijs van € 700.000 (50% van € 1.400.000) is schuldig gebleven aan eiser. De onroerende zaak [A-straat 1] te [Z] is niet bezwaard met hypotheek. Op 16 mei 2012 is de woning verkocht.

2.6

Het vermogen van eiser, berekend op basis van de gegevens volgens de ingediende aangifte inkomstenbelasting 2009, is negatief. De bezittingen begin 2009 bedragen € 1.855.629, waarvan het banksaldo ad € 908 liquide is. De schulden begin 2009 bedragen € 3.350.678. Dit resulteert in een negatief vermogen van € 1.495.049. De bezittingen eind 2009 bedragen € 1.855.875, waarvan het banksaldo ad € 1.154 liquide is. De schulden eind 2009 bedragen € 3.921.007. Dit resulteert in een negatief vermogen van € 2.065.132.

Voorts blijkt uit de jaarstukken 2009 van de BV dat eiser zich in privé borg heeft gesteld bij de zakelijke financiers voor een bedrag van € 909.000.

2.7

Voor 2010 heeft eiser in zijn aangifte geen opstelling opgenomen van zijn bezittingen en schulden in box 3. Desgevraagd heeft belanghebbende aangegeven dat zijn bezittingen eind 2010 bestonden uit zijn woonhuis in Nederland (WOZ-waarde €1.151.000), de woning in Frankrijk (latere verkoopprijs € 2.250.000) en de grond [D] (latere verkoopprijs € 1.475.000). De bankschulden eind 2010 bedroegen € 2.635.612 en de schuld aan de BV € 3.719.255. De vermogenspositie van eiser bedraagt eind 2010 negatief € 1.480.000.

2.8

Bij de aanslagregeling voor het jaar 2009 is ter zake van de rekening-courant schuld van eiser aan de BV een winstuitdeling van € 730.483 in aanmerking genomen, welk bedrag is gecorrigeerd in het box 2 inkomen. In de bezwaarfase is gedeeltelijk aan de bezwaren van eiser tegemoetgekomen, te weten ter zake van de op het rekening-courant schuld bijgeschreven rente, waarna het box 2 inkomen is verminderd tot een bedrag van € 592.710.

2.9

Bij de aanslagregeling voor het jaar 2010 is een winstuitdeling van € 1.857.894 in aanmerking genomen, welk bedrag is gecorrigeerd in het box 2 inkomen. De winstuitdeling bestaat uit twee delen, namelijk € 357.894 voor een toename van de rekening-courant schuld van eiser aan de BV en € 1.500.000 voor het verlenen door eiser van het hypotheekrecht op de woning in Frankrijk aan de bank ter aankoop van de woning aan de [A-straat 1] te [Z].

3 Geschil

In geschil is of de geldverstrekkingen door de BV aan eiser in de jaren 2009 en 2010 terecht zijn belast als zijnde box 2 inkomen uit aanmerkelijk belang. De hoogte van de correcties is tussen partijen niet in geschil.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de geldverstrekkingen in voormelde jaren en de daartegenover staande verhogingen van de (rekening-courant)schuld van eiser aan de BV steeds moeten worden aangemerkt als schijnleningen omdat deze geldverstrekkingen hebben plaatsgevonden onder condities die onder zakelijk handelende partijen niet goed denkbaar zijn en omdat het voor eiser onmogelijk is deze (rekening-courant)schulden af te lossen.

Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanslagen ten onrechte zijn opgelegd omdat de toenames van de (rekening-courant)schulden niet als schijnleningen kunnen worden aangemerkt. Eiser stelt dat hij gelet op zijn vermogen, in het bijzonder het aandelenbelang in de BV, voldoende mogelijkheden had om de (rekening-courant)schulden af te lossen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing