Home

Rechtbank Gelderland, 30-07-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5637, 259014

Rechtbank Gelderland, 30-07-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5637, 259014

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
30 juli 2014
Datum publicatie
4 september 2014
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2014:5637
Zaaknummer
259014

Inhoudsindicatie

Vordering tot onder meer vernietiging van aandeelhoudersbesluiten. Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat op grond van artikel 2:334m lid 3 BW voor het splitsingsbesluit de regels gelden die voor statutenwijziging gelden. Het verzoek tot splitsing is bij de Kamer van Koophandel neergelegd zonder eiser daarover vooraf te informeren. Daarnaast heeft eiser aanvankelijk een volmacht ontvangen met slecht één stemkeuze en zijn de besluiten van 11 oktober 2013 niet unaniem genomen zoals artikel 1 van de aandeelhoudersovereenkomst voorschrijft. Daarom zijn de besluiten van 11 oktober 2013 vernietigbaar wegens strijd met artikel 2:8 BW en artikel 2:15 BW. Voorts zijn DDAP en Griffin gehouden de aandelen in V&M van eiser over te nemen, nu zijn dienstverband en partnerschap is geëindigd. De boete zijn DDAP en Griffin verschuldigd omdat zij de aandeelhoudersovereenkomst niet zijn nagekomen.

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/259014 / HA ZA 14-77

Vonnis van 30 juli 2014

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [plaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. drs. R.M.T. van den Bosch te Rotterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VELLEKOOP & MEESTERS B.V.,

gevestigd te Ermelo,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DDAP GROEP B.V.,

gevestigd te Hattem,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

GRIFFIN GROEP B.V.,

gevestigd te Sittard,

gedaagden in conventie,

eiseressen in reconventie,

advocaat mr. J. de Haas te Amsterdam.

Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] en V&M c.s. genoemd worden. V&M c.s. wordt afzonderlijk ook aangeduid als V&M, DDAP en Griffin.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 7 mei 2014

-

de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis in conventie

-

het verkort proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2014.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 1 mei 1999 is [eiser] in dienst getreden van V&M en sinds 3 maart 2010 houdt hij 4,75% (negentien stuks) van haar aandelen.

2.2.

V&M drijft een organisatieadviesbureau en heeft vier aandeelhouders. Naast [eiser] zijn dit DDAP (45,25%), Griffin (45,25%) en [naam 1] (4,75%). Bestuurders van V&M zijn DDAP en Griffin. Bestuurder en enig aandeelhouder van DDAP is [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Bestuurder en enig aandeelhouder van Griffin is [naam 3] (hierna: [naam 3] ).

2.3.

Om zijn aandelenpakket, waarvoor € 125.000,00 betaald moest worden, te financieren, sluit [eiser] een overeenkomst van geldlening met DDAP en Griffin. Deze is opgenomen in een op 22 december 2010 door de drie partijen ondertekende akte. De looptijd van de lening bedraagt vijf jaar en aflossing dient binnen die periode in gelijke, jaarlijkse delen plaats te vinden. De normrente op personeelsleningen geldt. Artikel 4 van deze overeenkomst luidt:

Indien schuldenaar [ [eiser] ] eerder dan de maximale aflossingsperiode van de lening van vijf jaar ophoudt aandeelhouder te zijn van de vennootschap en indien de lening niet geheel is afgelost, zijn schuldeisers [DDAP en Griffin] gehouden om zoveel aandelen van schuldenaar over te nemen, gelijk schuldenaar is gehouden aan te bieden, zodat de resterende schuld kan worden verrekend. De prijs voor de geplaatste c.q. uitstaande aandelen wordt gewaardeerd conform de methode die in het rapport van Van Spaendonck & Vernooy d.d. 16 juni 2003 is gehanteerd, waarbij de zgn. ‘management fee’s’ niet ‘genormaliseerd’ worden, maar uitgegaan wordt van de werkelijk betaalde management fee’s.

2.4.

Op 3 maart 2010 worden de gekochte aandelen aan [eiser] overgedragen door Griffin en DDAP.

2.5.

Tussen DDAP, Griffin, [eiser] en [naam 1] is op 3 maart 2010 een aandeelhoudersovereenkomst tot stand gekomen. Hiervan is eveneens een akte opgemaakt. Artikel 1 ervan luidt:

Zolang partijen in het aandelenkapitaal van de vennootschap [V&M] deelnemen, zal de medewerking van ieder van hen vereist zijn voor een besluit tot wijziging van de statuten van de vennootschap, alsmede voor een besluit tot verdere uitgifte van aandelen in het kapitaal van de vennootschap.

2.6.

In artikel 2 van voormelde akte is, kort gezegd, bepaald dat een boete van € 100.000,00 wordt verbeurd door de partij die de verbintenis niet nakomt de door hem gehouden aandelen aan te bieden aan de overige aandeelhouders, indien hij daartoe in de in dat artikel omschreven gevallen gehouden is.

2.7.

Bij brief van 13 juni 2013 deelt [eiser] het bestuur van V&M mee de intentie te hebben de samenwerking en zijn dienstverband te beëindigen, uiterlijk in het begin van 2014. Hij biedt zijn aandelen V&M aan conform de aanbiedingsregeling van artikel 11 van de statuten van V&M. Hieraan voegt hij het voorstel toe de overdracht met gesloten beurzen te laten plaatsvinden: “overdracht naar jullie tegen aflossing van het restant lening”. Van de geldlening staat dan nog € 52.000,00 open.

2.8.

V&M c.s. laat hierop [eiser] weten dat er geen gegadigden zijn voor de aandelen en dat de organisatie geïnformeerd zal worden.

2.9.

[naam 2] mailt [eiser] op 26 juni 2013 een voorstel voor een bericht aan de organisatie. Op 30 juni mailt [eiser] hem dat door [naam 2] en [naam 3] een voorstel is gedaan dat onder meer inhoudt dat aan de aandelen geen waarde wordt toegekend, maar dat DDAP en Griffin bereid zijn de aandelen van [eiser] over te nemen tegen kwijtschelding van de restschuld uit geldlening en dat een opzegtermijn van drie maanden ingaat per 1 juli 2013. [eiser] antwoordt dat hij het moeilijk vindt te plaatsen dat de aandelen niets waard zouden zijn en dat hem niet duidelijk is waarom onmiddellijke opzegging van de arbeidsovereenkomst nodig zou zijn.

2.10.

Bij mail van 5 juli 2013 laat [eiser] DDAP en Griffin weten dat het hun initiatief is geweest de organisatie in te lichten terwijl hij dat nog niet wilde en dat zij eenzijdig hebben vastgesteld dat hij wilde terugtreden als partner en hem per 1 juli 2013 de toegang tot het partneroverleg hebben ontzegd.

2.11.

Het bestuur van V&M legt op 27 augustus 2013 een verzoek tot splitsing neer bij de Kamer van Koophandel. Op 25 september 2013 tekent [eiser] als werknemer van V&M verzet aan tegen de beoogde splitsing door indiening van een verzoek ex artikel 2:334 BW.

2.12.

[eiser] wordt uitgenodigd voor een aandeelhoudersvergadering op 11 oktober 2013. Hij ontvangt aanvankelijk een volmacht ter ondertekening waarop alleen vóór stemmen is voorzien, later een open volmacht. Op de aandeelhoudersvergadering is [eiser] de enige tegenstemmer. In die vergadering wordt besloten tot splitsing en tot statutenwijziging van V&M.

2.13.

Op 31 oktober 2013 zegt [eiser] zijn dienstbetrekking bij V&M op. Het verzet tegen de splitsing wordt door [eiser] ingetrokken.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert na wijziging van de eis

-

de twee besluiten die op 11 oktober 2013 door de algemene vergadering van aandeelhouders van V&M genomen zijn ex artikel 2:15 BW te vernietigen,

-

DDAP en Griffin te veroordelen op verbeurte van een dwangsom de aandelen die [eiser] houdt in V&M over te nemen en mee te werken aan alle daarvoor noodzakelijke handelingen,

-

te bepalen dat DDAP en Griffin voor deze aandelen bij overdracht daarvan € 232.137,53 dienen te betalen, althans de door een deskundige vast te stellen prijs conform de in het rapport van Van Spaendonck & Vernooy opgenomen discountend cashflow methode,

-

voor recht te verklaren dat V&M c.s. artikel 1 van de aandeelhoudersovereenkomst hebben geschonden,

-

DDAP en Griffin te veroordelen de boete ad € 100.000,00 bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de aandeelhoudersovereenkomst te voldoen,

-

met veroordeling van V&M c.s. in de buitengerechtelijke kosten ad € 14.295,55 en in de werkelijke kosten van deze procedure.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat op grond van artikel 2:334m lid 3 BW voor het splitsingsbesluit de regels gelden die voor statutenwijziging gelden. Het verzoek tot splitsing is bij de Kamer van Koophandel neergelegd zonder [eiser] daarover vooraf te informeren. Daarnaast heeft [eiser] aanvankelijk een volmacht ontvangen met slechts één stemkeuze en zijn de besluiten van 11 oktober 2013 niet unaniem genomen zoals artikel 1 van de aandeelhoudersovereenkomst voorschrijft. Daarom zijn de besluiten van 11 oktober 2013 vernietigbaar wegens strijd met artikel 2:8 BW en artikel 2:15 BW. Voorts zijn DDAP en Griffin gehouden de aandelen in V&M van [eiser] over te nemen, nu zijn dienstverband en partnerschap is geëindigd. De boete zijn DDAP en Griffin verschuldigd omdat zij de aandeelhoudersovereenkomst niet zijn nagekomen.

3.3.

V&M voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.4.

V&M c.s. vordert veroordeling van [eiser] om zijn aandelenbelang in V&M aan DDAP en Griffin in gelijke delen over te dragen voor een koopprijs van € 1,00, alsmede veroordeling van [eiser] tot betaling aan V&M van € 200.000,00 ten titel van schadevergoeding, tot betaling van de aflossing en rente over 3 maart 2014 ten bedrage van € 12.000,00 en € 1.881,59 met wettelijke rente vanaf 3 maart 2014 en tot terugbetaling van het resterende saldo van de lening aan respectievelijk DDAP en Griffin, een en ander met veroordeling in de proceskosten.

3.5.

V&M c.s. stelt daartoe dat een redelijke uitleg van artikel 4 van de geldleningsovereenkomst leidt tot het bestaan van een aanbiedings- en overnameplicht van de aandelen in V&M. Gezien de jaarstukken hebben de door [eiser] gehouden aandelen een negatieve waarde, zodat kan worden uitgegaan van een koopprijs van € 1,00. Daarnaast is [eiser] op grond van onrechtmatige daad gehouden tot betaling van schadevergoeding, nu door zijn oneigenlijke verzet tegen de splitsing en de statutenwijziging het op de markt brengen van het product “solutions” is vertraagd. Voorts moet [eiser] de verbintenis nakomen inhoudende de betaling van de per 3 maart 2013 vervallen aflossing en rente terzake van de geldlening.

3.6.

[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing